Biografisch Woordenboek van Nederland: 1780-1830

 
English | Nederlands

ZOCHER [sr.], Johann David, architect en tuinarchitect (Straatsburg (Frankrijk) 6-12-1764 – Paleis Soestdijk bij Baarn 15-5-1817). Zoon van Johann David Zocher, hovenier, kweker en zaadhandelaar, en Marie Salomé Allinger. Ondertrouw op 19-12-1788 met Maria Christina Michaël (1769-1813). Uit dit huwelijk, dat eind 1806 door echtscheiding werd ontbonden, werden minstens 8 kinderen geboren.

Johann David Zocher stamde uit een Luthers geslacht uit het Saksische Torgau. Zijn grootvader en vader waren daar werkzaam als ‘Kunst und Lustgärtner’: hoveniers die waren geschoold in de aanleg en het onderhoud van siertuinen bij buitenplaatsen. Vader Zocher vestigde zich al op jonge leeftijd in de tweetalige Franse stad Straatsburg. Op zijn beurt trouwde hij daar in 1762 met de dochter van een ‘jardinier fleuriste’. Uit dit huwelijk werd twee jaar later Johann David geboren; een oudere zoon overleed al binnen één jaar

Het vak van in ‘pleziertuinen’ gespecialiseerde hovenier was Johann David dus met de paplepel in gegoten. Naar verluidt vertrok hij omstreeks 1780 naar de Republiek der Verenigde Nederlanden. Hier heerste weliswaar grote werkloosheid, terwijl het land zich – door het escalerende conflict tussen Oranjegezinden en Patriotten – in een politiek instabiele situatie bevond, maar voor kwekers en landschapsarchitecten waren er in de Republiek voldoende mogelijkheden om aan werk te komen door de in de loop van de achttiende eeuw toegenomen vraag naar groenaanleg, zowel door vermogende particulieren als stedelijke overheden.

Dat Zocher besloot zich in de Republiek te vestigen, kwam wellicht voort uit de nauwe contacten die de familie Zocher vanouds onderhield met de eigenaars van de vele kwekerijen nabij Haarlem, zoals Voorhelm en Schneevoogt; de jonge zoons brachten daar nogal eens hun leertijd door. Ook kan er sprake zijn geweest van contact met de van oorsprong Duitse tuinarchitect Johann Georg Michaël. Deze was als bosgaardenier in dienst van de Amsterdamse patriciër Jacob Boreel op diens buitenplaats ‘Beeckestijn’ bij Velsen en beschikte ten zuiden daarvan over een eigen kwekerij, ‘Roosenstijn’ genaamd. Bij Michaël – die ook goed bekend was met de door hem in Groot-Brittannië bestudeerde landschapsparken – kwam Johann David al snel na aankomst in de Republiek in dienst en in de leer.

Eind 1788 trad Zocher in het huwelijk met Maria Michaël, de dochter van zijn baas en leermeester. Uit dit huwelijk zouden minstens acht kinderen worden geboren, onder wie in 1791 Johan David junior en in 1796 Karel George. Beiden zouden in hun vaders voetsporen treden en naam maken als architect en tuinarchitect.

Op 14 juli 1789 werd Zocher lid van het Sint-Lucasgilde in Haarlem. Zijn toetreding – als enige architect in deze ambachtsvereniging – betekende een belangrijke stap voorwaarts in zijn carrière. Vanaf dat moment kon hij namelijk ook zelfstandig opdrachten aannemen. Aanvankelijk bleef in zijn stijl en manier van tekenen nog de invloed van zijn schoonvader zichtbaar. Zocher hield zich voornamelijk bezig met de inrichting van particuliere buitenplaatsen. Een van de eerste opdrachten die hij in 1794 als zelfstandig tuinarchitect kreeg, was het vernieuwen van ‘Meer en Berg’ bij Heemstede. Hij moderniseerde de tuin van dit zeventiende-eeuwse buiten, maar behield gedeeltelijk de structuur van het originele Frans geometrische ontwerp uit 1730.

De ontwerpen van Zocher passen geheel in de traditie van de vroege landschapsstijl. Deze stijl binnen de geschiedenis van de tuinarchitectuur is geïnspireerd op de Chinese en Engelse tuinkunst en wordt gekenmerkt door slingerende paden, vijvers in grillige vormen, watervallen, doorkijkjes, tuinsieraden, bloeiende struiken en treurvormen van bomen. Zocher behoorde tot de vroegste generatie tuinarchitecten die streefde naar tuinen en parken met een meer natuurlijke sfeer en schilderachtige elementen, gebaseerd op de wijze waarop bijvoorbeeld de zeventiende-eeuwse Franse schilders Nicolas Poussin en Claude Lorrain een arcadisch landschap weergaven. Zocher pastte de vroege landschapsstijl toe op het ‘Valkhof' in Nijmegen (1797), 'Bosch en Hoven' bij Heemstede (circa 1800) en 'Woestduin' bij Bloemendaal (circa 1800). Typerend voor deze ontwerpen zijn het gebruik van dicht hakhout en perken met Engels hout bij het huis en langs de wandelpaden en boomgaard. Eveneens karakteristiek is een brede golvende zichtas op de plaats van de vroegere strakke zichtas en een landschappelijke boomgaard.

Vanaf omstreeks1801 werkte Zocher tevens aan de verlandschappelijking van ‘Vredenoord’ aan de Vliet bij Rijswijk. Van oorsprong een boerderij was deze tussen 1750 en 1800 langzaam tot een buitenplaats omgevormd. Vooral in de eerste twee decennia van de negentiende eeuw onderging het park ten zuiden van dit buiten een grote transformatie. De aanvankelijke geometrie maakte toen plaats voor de gebogen lijnen van de aanleg in landschappelijke stijl. Later zouden de werkzaamheden aan ‘Vredenoord’ worden voortgezet door Johan David junior. In 1801 kocht Zocher zelf bij Haarlem de buitenplaats ‘Vredenrijk’ en het jaar daarop ‘Rozenhagen’, waarbij zich een kwekerij bevond die hij voortzette.

Hoewel uitzonderlijk door zijn perifere ligging wordt ook het ontwerp voor de tuin van de ‘Fraeylemaborg’ bij het Groningse Slochteren toegeschreven aan Zocher. Het behoud van een hoofdas en schuine zichtassen doet wel vermoeden dat hij er tot 1800 met Michaël aan heeft gewerkt. In dezelfde periode kreeg Zocher opdracht de tuin van het huis 'Voorlinden' bij Wassenaar in een landschappelijk park te veranderen. Zijn uit 1804 daterende ontwerp kenmerkt zich door een veelarmige slingervijver en kleine, dichte hakhoutbossen met sierperken langs de oevers van de waterpartij. Evenals in zijn eerdergenoemde ontwerpen voor 'Meer en Berg' en 'Woestduin' en dat voor ‘Duinzigt' bij Oegstgeest (1806-1810) heeft ook het park van huis 'Voorlinden' de vroegere zichtas behouden. Wel heeft Zocher deze op meesterlijke wijze veranderd in een golvende lijn. Bovendien heeft hij bij 'Voorlinden' en 'Woestduin' de verschillende delen van de buitenplaats verbonden door de zichtas achter het huis door te trekken tot achterin het terrein.

Sinds 1806 stond Zocher ingeschreven bij de Amsterdamse Vrijmetselaarsloge 'La Charité'. Het was waarschijnlijk Jan Louis van den Burch, voor wie hij de tuinaanleg van diens buitenplaats ‘Woestduin’ ontwierp, die hem begin 1800 bij de vrijmetselaars had geïntroduceerd. Ook Hendrik de Sandra Veltman, als eigenaar van de ‘Fraeylemaborg’ Zochers opdrachtgever, was een actief vrijmetselaar.

Op 28 mei 1807 werd Zocher benoemd tot hofarchitect van koning Lodewijk. Voor zijn bouwkundige werkzaamheden stond hij onder supervisie van de Franse architect Jean-Thomas Thibault en voor de tuinaanleg onder de intendant-generaal van de Paleizen. Zochers eerste opdracht was het maken van een reorganisatieplan voor de tuinen van Huis Ten Bosch, het Haagse paleis dat de Koning reeds enkele maanden later zou verruilen voor zijn nieuwe residentie in het centrum van Utrecht.

Zocher – sinds eind 1806 gescheiden van Maria Michaël – vestigde zich eveneens in Utrecht, in een huis vlak bij het nieuwe koninklijke onderkomen aan de Drift. Dit ‘paleis’ bestond in feite uit een aantal verheelde panden, waaraan een nieuwe vleugel werd toegevoegd. Zocher kreeg de dagelijkse leiding over de bouwactiviteiten, die overigens geregeld om financiële redenen werden stilgelegd. Muren werden doorgebroken om de percelen te verbinden en grotere kamers te verkrijgen. Een groot hek sloot de bassecour af en de ongelijke achtergevels werden door een voorgemetselde muur in één lijn gebracht en van nieuwe ramen voorzien. Het interieur was volgens de koninklijke smaak ingericht, waarbij kosten noch moeite waren gespaard. Het geheel wekte uiteindelijk meer de indruk van een doolhof dan van een koninklijke residentie. Eind 1808 kon een deel van de vertrekken door de hofhouding worden betrokken, en op 5 januari 1809 nam Lodewijk officieel zijn intrek in het paleis. Lang zou hij hier overigens niet blijven, want al op 20 april 1808 maakte de Koning van Amsterdam zijn nieuwe residentie en degradeerde het paleis aan de Drift tot zijn Utrechtse pied-à-terre. In de omgeving van Utrecht werkte Zocher vanaf 1808 nog aan twee andere koninklijke verblijven, namelijk Paleis Soestdijk bij Baarn en de buitenplaats ‘Amelisweerd’ bij Bunnik.

Samen met zijn zoon Johan David junior maakte Zocher voor koning Lodewijk terzelfder tijd ook een plan in landschapstijl voor de omgeving ten noorden van ‘Paviljoen Welgelegen’ in de Haarlemmerhout. Michaël – wijlen Zochers werkgever en schoonvader – had hier al vanaf 1788 aan gewerkt voor de Amsterdamse bankier Henry Hope, de vorige eigenaar en bouwheer van dit buiten. In 1808 waren deze Haarlemse bezittingen door Lodewijk gekocht en toegevoegd aan de kroondomeinen. Zocher senior en junior maakten voor de Koning een opmerkelijk modern, want open ontwerp, dat door Lodewijks onverwachte abdicatie en vertrek, begin juli 1810, echter maar ten dele zou worden uitgevoerd. Later heeft Zocher junior de gehele Haarlemmerhout veranderd in de landschapstijl.

Zochers ontwerp voor ‘Welgelegen’ kenmerkt zich door de prominente rol die hij aan de open ruimte achter en in de as van het huis toekent. Deze openheid wordt gevormd door weiden met solitaire bomen. Op deze manier wordt het oog van de wandelaar vanuit een besloten parkdeel telkens naar open en lichte plaatsen getrokken, met vele uitzichten over grasvelden en kweekvelden. Deze nieuwe, bij ‘Welgelegen’ voor de eerste maal toegepaste benadering, is karakteristiek voor Zochers ontwerpen vanaf 1809, zoals die voor 'Broekhuizen' bij Leersum (circa 1810) en 'Huis den Bildt' bij Santpoort (1814).

Toen het Koninkrijk Holland werd ingelijfd bij het Franse Keizerrijk, verloor Zocher zijn betrekking als hofarchitect en kwam hij in financiële problemen. Ondertussen bleef hij nieuwe opdrachten binnenhalen en werkte hij verder aan lopende projecten. Tot de laatstgenoemde behoorde bijvoorbeeld het ontwerp voor het park van kasteel Biljoen bij het Gelderse Velp in opdracht van Johan Frederik Willem baron van Spaen van Biljoen. Deze Gelderse regent – eveneens een vrijmetselaar – had een bijzondere belangstelling voor de eigentijdse tuinarchitectuur en liet Zocher daarom een groot landschappelijk park aanleggen aan de oostzijde van Velp en de benedenstroom van de Beekhuizerbeek. Michaël had hier reeds vanaf 1784 gewerkt aan de vijver en de omgeving van het kasteel, maar na diens overlijden in 1800 was hier weinig meer gebeurd. Zocher ging er tussen 1810 en 1815 mee verder, en Johan David junior zou in 1822 de werkzaamheden voltooien. Biljoen was daarmee het eerste landgoed in Gelderland waar de formele tuin vervangen werd door een meer romantische landschapstuin.

Gedurende de laatste tien jaren van zijn leven woonde Zocher op verscheidene plaatsen in het land. Zo stond hij in de zomer van 1811 ingeschreven als inwoner van Haarlem. Ook verbleef hij in Leeuwarden bij zijn dochter Maria Magdalena, die daar sinds 1811 woonde. Toen hij vanaf 1815 weer werkte aan de parkaanleg van Paleis Soestdijk, nam hij zijn intrek in een daglonershuisje op het terrein. Tijdens deze tweede fase van zijn werkzaamheden aan het park achter het paleis overleed Zocher in 1817 op 53-jarige leeftijd. Het park zou in de daaropvolgende jaren door zijn zoon worden voltooid.

Johann David Zocher senior werd weleens aangeduid als ‘de groote man, de man van de voque’ (geciteerd in: Immerseel en Tromp, 69), vanwege zijn indertijd moderne stijl van ontwerpen. Hij behoorde tot de traditie van de vroege landschapsstijl en rekende als eerste definitief af met het handhaven van de oude classicistische zichtassen. Hij behield deze alleen wanneer hierdoor een grens van een parkdeel of van de gehele plaats werd gevormd. Vooral in Zochers latere ontwerpen spelen open ruimtes een belangrijke rol. Met deze open zichten handhaafde hij wel het idee achter de vroegere zichtassen. Een ander kenmerk van vooral zijn laatste ontwerp is het om decoratieve redenen beplanten van snijpunten van paden met heestergroepen. Deze door Zocher geïntroduceerde elementen in de tuinarchitectuur – vooral de onbegrensdheid en de snijpunten met heestergroepen – zouden verder worden ontwikkeld door zijn zoon. Zocher junior zou op zijn beurt de belangrijkste pleitbezorger worden van de late landschapsstijl in de Noordelijke Nederlanden.


Documentatie:
Een omvangrijke collectie ‘groenontwerpen’ van J.D. Zocher sr. bevindt zich in de vorm van een fototheek bij de afdeling Speciale Collecties van de Bibliotheek van Wageningen University.

Literatuur:
  • Lucia Albers [e.a.], Stadspark en buitenplaats (Haarlem 1977).
  • Haarlemmerhout 400 jaar. ‘Mooier is de wereld nergens’. Onder red. van Clara Brinkgreve (Haarlem 1984).
  • U.M. Mehrtens en H.M.J. Tromp, De aanleg van Biljoen en Beekhuizen in de tijd van J.F.W. baron van Spaen van Biljoen (Zeist 1984) vooral 22-32.
  • E. van der Pool-Stofkoper, ‘Verwachting en werkelijkheid. Parken en tuinen van het domein Welgelegen in de periode 1808-1832’, in: F.W.A. Beelaerts van Blokland [e.a.], Paviljoen Welgelegen 1789-1989. Van buitenplaats van de bankier Hope tot zetel van de provincie Noord-Holland (Haarlem 1989) 123-138.
  • C.S. Oldenburger-Ebbers, 'De tuinarchitectuur van de Zochers. I: Inventarisatie van de werken van J.D. Zocher sr. (1763-1817) en J.D. Zocher jr. (1791-1870)', Groen 46 (1990) nr. 7, 9-13.
  • C.S. Oldenburger-Ebbers, 'De tuinarchitectuur van de Zochers. II: Inventarisatie van de werken van C.G. Zocher en L.P. Zocher', Groen 47 (1991) nr. 4, 22-27.
  • C.S. Oldenburger-Ebbers, 'De tuinarchitectuur van de Zochers. III: Enige proeven van ontwerpanalyses van projecten van J.D. Zocher sr. en jr., C.G. Zocher en L.P. Zocher, gezien in het licht van de ontwikkeling van de negentiende eeuwse landschapsstijl in Nederland', Groen 47 (1991) nr. 10, 23-29.
  • Harriën van Dijk en Boukje Overbeek, ‘Het paleis van koning Lodewijk Napoleon in Utrecht. Een herwaardering van het paleis “met een echt Franschen slag”’, in: Lodewijk Napoleon en de kunsten in het Koninkrijk Holland. Onder red. van Eveline Koolhaas-Grosfeld (Zwolle 2007) 100-123.
  • Josi Smit [e.a.], J.D. Zocher jr., 1791-1870. Architect en tuinarchitect (Rotterdam 2008).
  • Ronald H.M. van Immerseel, ‘Twee generaties Zocher op Vredenoord. De buitenplaats Vredenoord te Rijswijk, een onbekende aanleg van J.D. Zocher sr (1763-1817) en J.D. Zocher jr (1791-1870)’, Historische woonsteden & tuinen. Tijdschrift van de Koninklijke Vereniging der Historische Woonsteden van België en van de Stichting tot Behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen en de Nederlandse Kastelenstichting 158 (2008) II, 22-27.
  • Ronald H.M. van Immerseel en Heimerick M.J. Tromp, 'Onbekende werken en gegevens van J.D. Zocher sr. [en] jr.', Cascade. Opinieblad van Stichting Cosmicus 18 (2009) nr. 2, 65-78.
  • Ernest Kurpershoek, ‘De Natuur tot kunst verheven. Zochers wandelpark in Engelse landschapstijl’, in: Paleis Soestdijk. Drie eeuwen huis van Oranje. Onder red. van R. van Zoest (Amsterdam 2009) 224-245.
  • Carla en Juliet Oldenburger, Zocher online. Groenprojecten van de Zochers in perspectief. Landschapsarchitectuur in 19de eeuws Nederland (2010).
  • Jan Holwerda, ‘Johann David Zocher (Straatsburg 6 december 1764 – Baarn 15 mei 1817). Correcties en aanvullingen aangaande ‘onze’ J.D. Zocher sr.’, Cascade. Bulletin voor Tuinhistorie 32 (2023), 15-21.

Esther Dieltjes

laatst gewijzigd: 26/08/2024