© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: L. Kooijmans, 'Pellenaars, Cornelis Petrus (1913-1988)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn4/pellena [12-11-2013]
PELLENAARS, Cornelis Petrus (1913-1988)
Pellenaars, Cornelis Petrus, wielrenner en ploegleider (Terheijden (N.B.) 10-5-1913 - Breda 30-1-1988). Zoon van Petrus Pellenaars, landarbeider, en Cornelia Wilhelmina van Alphen. Gehuwd op 27-7-1942 met Adriana Cornelia de Wit. Uit dit huwelijk werden 2 zoons geboren. Na haar overlijden (27-1-1962) gehuwd op 10-7-1962 met Antonia Cornelia van de Reijt. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.
Opgegroeid in een armoedig Westbrabants milieu moest Kees Pellenaars het geld dat hij vanaf zijn dertiende als timmerman verdiende, thuis afdragen. Van zijn zakgeld wist hij echter zoveel te sparen dat hij een racefiets kon kopen. In 1932 - zijn eerste jaar als wielrenner - boekte Pellenaars bij de nieuwelingen onmiddellijk 23 overwinningen. Als amateur viel hij vervolgens zodanig op dat hij in 1934 mee mocht naar het wereldkampioenschap in Leipzig; een grote gebeurtenis voor iemand die nog nooit in het buitenland was geweest en slechts eenmaal een treinreis had gemaakt. Tot ieders verrassing won hij. Het was de eerste keer dat een Nederlander de wereldtitel op de weg behaalde.
De wielersport werd in Nederland in die jaren vooral bedreven op de baan. Daar kwam het publiek op af, en op de piste kon dus geld worden verdiend. Het lag voor de hand dat Pellenaars zich als beroepsrenner op baanwedstrijden ging toeleggen. Hij wist zich geliefd te maken bij toeschouwers en organisatoren door zijn spectaculaire manier van 'koersen', die werd gekenmerkt door een tomeloze aanvalslust. Hoewel hij weinig grote overwinningen behaalde - hij won vier zesdaagsen, waarvan drie samen met Frans Slaats - wist hij zichzelf in de jaren na 1935 goed te verkopen.
Ook tijdens de oorlog bleef Pellenaars actief als baanrenner. Hij reed wedstrijden in Antwerpen, Parijs, Zürich en Berlijn, vaak als koppelgenoot van Cor Wals. In tegenstelling tot deze laatste, die zich als vrijwilliger bij de SS meldde, liet Pellenaars zich niet in met politiek. Ook na 1945 verdiende hij zijn brood als wielrenner. Zijn actieve carrière duurde tot 1950. Op 20 augustus van dat jaar botste hij in de Ronde van Duitsland in de rit van Karlsruhe naar Waldshut tijdens een afdaling tegen een Amerikaans legervoertuig. Pellenaars was zo zwaar gewond dat men vreesde voor zijn leven, en in een Belgische krant verscheen zelfs al een in memoriam. Hij overleefde echter de val, die een schedelbasisfractuur en dertien andere breuken had veroorzaakt: 'Alleen m'n vel hield me nog bijeen', zo zei hij later.
Pellenaars loopbaan als wielrenner was voorbij, maar reeds het jaar daarop begon voor hem een nieuwe carrière. Op initiatief van een tweetal journalisten kreeg hij de leiding van een Nederlandse wielerploeg, die zou deelnemen aan de Ronde van Frankrijk. Deze beroemde etappewedstrijd werd al vanaf 1903 gehouden, maar pas in 1936 hadden voor de eerste maal Nederlandse renners deelgenomen. Hoewel er sindsdien enkele incidentele successen waren behaald, hadden zij na de Tweede Wereldoorlog weinig opvallende prestaties geleverd. Onder 'de Pel' veranderde dat op slag. Hij had met zijn ploeg in 1951 onmiddellijk succes: Wim van Est won de etappe van Agen naar Dax. Hij veroverde daarmee de eerste plaats in het voorlopige klassement en mocht als eerste Nederlander de befaamde gele trui dragen. Veroorzaakte dit wapenfeit al een golf van publiciteit, pas echt legendarisch werd het Nederlandse Tour-optreden toen diezelfde Van Est daags daarna bij de afdaling van de Col d'Aubisque in een zeventig meter diep ravijn stortte, maar bleef leven. Het met een gevoel voor sensatie gemengde enthousiasme voor de Tour was gewekt, en Pellenaars had zijn naam gevestigd.
In de volgende jaren wist Pellenaars met coryfeeën als Van Est, Wout Wagtmans, Gerrit Voorting, Henk Faanhof en Jan Nolten nog een aantal overwinningen in de wacht te slepen, die in belangrijke mate bijdroegen aan de bloei van het wielrennen op de weg in Nederland. Als ploegleider hanteerde hij dezelfde formule als tijdens zijn actieve carrière: organisatoren en publiek zagen zijn renners graag deelnemen wegens hun onstuimige aanvalslust. Waarlijk grote triomfen behaalden zij eigenlijk nauwelijks, maar ze maakten de koers wel steeds boeiend.
Hoe succesrijk zijn optreden als ploegleider ook was, het werd niet door iedereen gewaardeerd. Pellenaars' werkwijze was namelijk gespeend van elke subtiliteit: hij ging scheldend, dikke sigaren rokend en provocerend door het leven, en was geregeld betrokken bij conflicten. In 1956 haalde hij zich de woede van de supporters van Wim van Est op de hals, omdat hij hun favoriet niet in de ploeg voor de Tour de France had opgenomen. Toen zij hem thuis kwamen bedreigen, liet hij, om vergissing te voorkomen, aan de gevel van zijn huis een bord bevestigen met de tekst: 'Hier is 't'. Zijn stijl was velen, in het bijzonder de bestuurders van de Koninklijke Nederlandsche Wielren Unie, een doorn in het oog. Een aantal van zijn renners beschuldigde hem, al dan niet terecht, van malversaties, en in 1957 werd Pellenaars als ploegleider terzijde geschoven.
Voor de Nederlandse wielerploegen brak eind jaren vijftig, begin jaren zestig een minder voorspoedige periode aan. Veel sterke Nederlandse coureurs fietsten voor buitenlandse firma's, tot in 1964 het blad TeleVizier besloot reclame te maken via een wielerploeg. De leiding van het omstreden - want onafhankelijke - programmablad koos een even omstreden ploegleider: Kees Pellenaars. Met de inmiddels beproefde formule behaalde hij opnieuw overwinningen, ook in de Tour de France, waarin sinds 1962 de landenploegen waren vervangen door gesponsorde 'merkenploegen'. Zijn stijl was nog immer weinig gepolijst en de bondsbestuurders hadden er nog altijd weinig waardering voor. Toen de Ronde van Frankrijk in 1967 weer met landenteams werd verreden, kwam hij er als ploegleider niet meer aan te pas. Vervolgens trok TeleVizier zich als sponsor terug. Pellenaars leek uitgerangeerd. Juist op dat moment slaagde een Nederlandse renner erin de hoogste eer op wielergebied te bereiken. Op 21 juli 1968 werd de Tour de France gewonnen door Jan Janssen, over wie Pellenaars tevoren smalend had beweerd: 'Als die de Tour kan winnen, kan mijn schoonmoeder het ook'.
In 1971 maakte Pellenaars nog eenmaal zijn come-back als leider van de Goudsmit-Hoffploeg, maar de gouden tijden van weleer kwamen niet terug. Uit het feit dat men hem, omstreden als hij was, opnieuw had aangezocht, blijkt evenwel hoezeer zijn naam is verbonden aan de opkomst van het Nederlandse wielrennen op de weg.
P: Een chronologisch overzicht van Pellenaars' wieler overwinningen tussen 1933 en 1950 in: Wim van Eyle, Een eeuw Nederlandse wielersport. Van Jaap Eden tot Joop Zoetemelk (Utrecht [etc.], 1980) 116.
L: Behalve necrologieën op 1-2-1988 in o.a. Brabants Dagblad , Leidsch Dagblad , NRC Handelsblad , Het Parool : P. Huyskens, Daar was 't. Een biografie van Kees Pellenaars (Amsterdam [1973]); Frits Barend en Henk van Dorp, 'Wielrenners in de oorlog', in Vrij Nederland. Bijvoegsel , 19-5-1979.
I: Beeldbank van het Nationaal Archief in Den Haag [Foto: J. Evers; Collectie ANEFO: Cees Pellenaars in juni 1965].
L. Kooijmans
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)Laatst gewijzigd op 12-11-2013