© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: G.C.J.J. van den Bergh, 'Bellefroid, Joannes Henricus Paulus (1869-1959)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn1/bellefroid [12-11-2013]
BELLEFROID, Joannes Henricus Paulus (1869-1959)
Bellefroid, Joannes Henricus Paulus, rechtsgeleerde (Hasselt in België 15-2-1869 - Nijmegen 14-2-1959). Zoon van Joannes Baptista Bellefroid, landbouwer, en Anna Maria Gilissen. Gehuwd op 28-8-1895 met Barbara Sebilla Leers. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.
Bellefroid studeert rechten te Leuven, waar hij op 21 juli 1891 het doctoraat behaalt. Hij vestigt zich als advocaat in zijn vaderstad. Zijn werkzaam leven, steeds gekenmerkt door een door praktische zin geleide wetenschapsbeoefening, valt uiteen in twee perioden, de tijd voor de Eerste Wereldoorlog in België en de 'tweede carrière' in Nederland. Op 6 juni 1896 wordt hij benoemd tot docent aan de Rijksuniversiteit te Luik voor strafrecht, strafvordering en notariële praktijk. Naast advocatuur en wetenschappelijk werk is hij ook politiek actief als raadslid en schepen van Hasselt en als lid van de provinciale raad van (Belgisch) Limburg. Terstond na zijn afstuderen zet hij zich in voor de verwezenlijking van Nederlandstalige rechtspleging in België, onderdeel van de in Vlaanderen op breed front gevoerde taal- en cultuurstrijd. Beseffend dat de eerste voorwaarde voor rechtspleging in de Nederlandse taal bestaat in het scheppen van wetsteksten en andere hulpmiddelen in die taal, zet hij zich met grote ijver aan dit 'eentonig werk'. In 1897 verschijnt van zijn hand een Dictionnaire français-néerlandais des termes de droit, nadien tweemaal herdrukt. Het werk toont reeds een uitzonderlijke kennis van zowel Belgisch/ Frans als Nederlands recht en van beide talen. Daarop volgen in snel tempo vertalingen van verschillende wetboeken: het Wetboek van Koophandel (1899), het Wetboek van Burgerlijke Rechtspleging (1901), een Verzameling van Belgische strafwetten (1908), het Wetboek van Strafrechtspleging (1909) en later, als hij al in Nederland is, nog het Wetboek van Strafrecht (1924). Met dit werk, in 1933 afgerond door een omvangrijk Formulierenboek van Burgerlijke Rechtsvordering, heeft hij als eenling een heel instrumentarium geschapen voor de Nederlandssprekende Belgische jurist, een apparaat dat nu grotendeels achterhaald is door de in 1923 begonnen officiële vertaalarbeid, maar dat baanbrekend betekenis heeft gehad voor de vervlaamsing van de rechtspleging. In 1905 werd Bellefroid lid van de Koninklijke Vlaamse Academie van Taal en Letterkunde te Gent.
Bellefroids glanzende carrière in België wordt echter na de Eerste Wereldoorlog abrupt afgebroken. Als activist wordt hij slachtoffer van de Fransgezinde reactie die hem, reeds op middelbare leeftijd, van advocatuur, docentschap en academielidmaatschap berooft. Het breekt hem niet. Hij vertrekt ondanks eerherstel naar Nederland, studeert al in 1920 in Utrecht af en vestigt zich daar opnieuw als advocaat. In 1923, bij de oprichting van de Roomsch-Katholieke Universiteit Nijmegen, wordt hij daar benoemd tot hoogleraar met maar liefst vier vakken in zijn leeropdracht: Inleiding tot de Rechtswetenschap, Burgerlijk Procesrecht, Volkenrecht en Internationaal Privaatrecht. Op al deze gebieden heeft hij bijdragen van betekenis geleverd, maar het bekendst is hij in Nederlandse rechtswetenschappelijke kring geworden door zijn Inleiding tot de rechtswetenschap in Nederland (1e druk 1937, nadien tot 1956 vele malen herdrukt), die vele generaties van juristen heeft ingeleid in het recht en die volgens Telders de beste was van de toen beschikbare inleidingen. Bellefroid bepaalt zich tot het positieve recht, mede omdat in Nijmegen geschiedenis en filosofie van het recht aan afzonderlijke docenten zijn toevertrouwd. Dat zet hij uiteen met een onvergelijkelijke helderheid van systematiek en eenvoud van betoog. Zijn colleges, rustig en degelijk zonder te verrassen, worden ook om deze kwaliteiten geprezen. Voor de rechtsgeschiedenis, in het bijzonder de geschiedenis van de Nederlandse rechtstaal heeft hij, in het kader van zijn vertaalarbeid, een bijdrage van blijvende betekenis geleverd met zijn studies over de vertalingen van de Franse Wetboeken in België en Nederland. Voor de Eerste Wereldoorlog heeft hij ook een aantal letterkundige essays gepubliceerd. Sedert de jaren dertig krijgt hij ook in België weer de erkenning die hem toekomt. Hij wordt in 1938 opnieuw lid van de Koninklijke Vlaamse Academie van Taal en Letterkunde te Gent en in hetzelfde jaar lid van de Koninklijke Vlaamse Academie van Wetenschappen te Brussel.
P: Bibliografie, in J.H.P. Bellefroid, Wetboeken en rechtstaat. Opstellen verz. en ingel. door R. Victor (Brugge, 1962) 29-31.
L: R. Victor en B.H.D. Hermesdorf, in Rechtskundig Weekblad 13 (1949-1950) 23 (19 februari) kol. 913-928; F.F.X. Cerutti, in Jaarboek R.K. Universiteit Nijmegen 1958-1959, 62-66; R. Victor, 'Inleiding', in Wetboeken en rechtstaat, 7-27; J. Droogmans, in Nationaal Biografisch Woordenboek (Brussel, 1966) II, kol. 48-51 met een uitgebreide opgave van verdere literatuur; P. van Hees, in Encyclopedie van de Vlaamse beweging (Tielt [enz., 1972-])I, 171-172.
I: Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen, Collectie personen: afb. 2a889.
G.C.J.J. van den Bergh
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)Laatst gewijzigd op 12-11-2013