© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: A.Th. van Deursen, 'Boer, Michael Georg de (1867-1958)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn1/boer [12-11-2013]
BOER, Michael Georg de (1867-1958)
Boer, Michael Georg de, historicus (Groningen 18-3-1867 - Amsterdam 15-5-1958). Zoon van Abraham Pieter van Dijk de Boer, commissionair-koopman, en Margaretha Gaasbeek. Gehuwd op 16-8-1893 met Anna Dommering. Na haar overlijden op 23-6-1928 hertrouwd op 23-12-1929 met Francina Mathilda Johanna van Iterson. Uit zijn eerste huwelijk werden 3 zoons geboren.
De Boer stamde uit een dopers Zwitsers geslacht, dat sinds lang in de Nederlanden inheems was. Hij heeft zijn schoolopleiding ontvangen aan de HBS in Groningen. Het staatsexamen opende de weg tot de studie in de geschiedenis, eveneens in zijn geboortestad. Voor zijn promotie verkoos hij de universiteit van Heidelberg, waar hij in 1898 de graad van doctor verwierf op het proefschrift Die Friendensunterhandlungen zwischen Spanien und den Niederlanden in den Jahren 1632 und 1633 (Groningen, 1898). De Boer was toen reeds in het onderwijs werkzaam, eerst korte tijd te Goes in 1893 en daarna onafgebroken te Amsterdam, achtereenvolgens aan de 4e HBS met driejarige cursus (1893-1910), de 2e HBS met vijfjarige cursus (1910-1922) en het Barlaeus Gymnasium (1922-1932).
De combinatie van leraarschap en doctorstitel was De Boers handelsmerk. De onderwijsman De Boer produceerde een reeks leerboeken, die in taalgebruik en vooral in uitvoerigheid naar schooltype varieerden. Het karakteristieke van De Boers methode lag in de overzichtelijkheid - per hoofdstuk een serie korte alinea's, elk met eigen titel en thema - de opzettelijke aandacht voor economische en culturele geschiedenis, en het systematisch gebruik van door hem zelf aangeboden hulpmiddelen. Naast de leerboeken die enkel leerstof bevatten, gaf hij met L.J. de Wilde historische leesboeken uit, en met H. Hettema jr. platenatlassen die het ontbreken van illustraties in de leerboeken konden vergoeden.
Niet los van De Boers activiteiten voor het onderwijs staat zijn redacteurschap van het Tijdschrift voor Geschiedenis. Toen De Boer in 1894 de leiding overnam van A.M. Kollewijn Nzn. bestreek het als Tijdschrift voor Geschiedenis, Land- en Volkenkunde nog een breder terrein. De Boers mederedacteur was dan ook de geograaf R. Schuiling. Kollewijns schepping was geen strikt wetenschappelijke periodiek. Ze zocht haar kracht in gedegen popularisatie, met een oog in de richting van het middelbaar onderwijs. In elk nummer besprak men een groot aantal nieuwe publikaties, meer refererend dan kritisch, als neutrale informatie voor de geschiedenisleraar. Ook de artikelen, met name die van De Boer zelf, dienden dikwijls om onderzoeksresultaten van anderen algemeen bekend te maken.
Deze opzet veranderde in 1920. Toen presenteerde het blad zich als 'een tijdschrift der historiese wetenschappen'. De aardrijkskunde viel af, maar het begrip geschiedenis zou men in de ruimste zin opvatten: niet alleen politiek, doch ook economie, kunst, letteren, recht en theologie. De redactie kreeg een bredere samenstelling. Naast De Boer traden nu toe H. Bolkestein, J.G. van Dillen, H.A. Enno van Gelder, J. Severijn en N.B. Tenhaeff. Het middelbaar onderwijs bleef dus sterk vertegenwoordigd, en in de eerste fase van het nieuwe bestel werkte de oude geest nog wel door, met name in de rubriek boekbesprekingen. Bij De Boers aftreden als voorzitter van de redactie in 1955 had het Tijdschrift intussen echter een zuiver wetenschappelijk karakter gekregen.
De Boer heeft de wetenschap ook zelf actief beoefend. Aan de Universiteit van Amsterdam werd hij toegelaten als privaatdocent (1915-1937) voor de nieuwere geschiedenis en de methode van het geschiedenisonderwijs. In beide leeropdrachten sprak de behoefte van het onderwijs duidelijk mee. De Boer wist dat de meeste leraren niet verder kwamen dan 1870 of zelfs 1848, terwijl een school die op het leven voorbereidde haar leerlingen toch in staat moest stellen de krant te lezen met kennis van zaken en begrip van achtergronden. De Boers publikaties lagen echter meestal op een ander gebied: de geschiedenis van handel en scheepvaart. Een eigenlijk beoefenaar van de economische geschiedenis is hij in de opvatting van specialisten niet geworden. Zijn gedenkboeken van de Koninklijke Paketvaartmaatschappij of de Amsterdamse stoomvaart geven als achtergrond meer het politieke gebeuren dan de internationale economische structuur. Het persoonlijke element had voor De Boer de grootste bekoring. Telkens blijkt zijn bewondering voor het zegevierend ondernemerschap, dat de nieuwere vaderlandse geschiedenis verrijkt had met 'hoofdstukken die spreken van durf en energie'. Wat hem boeide in Tromp en Piet Heyn vond hij voor de negentiende eeuw terug in mannen als Paul van Vlissingen, L.P.D. Op ten Noort en Jan Boissevain.
Toch zit er in zijn boeken over de zeegeschiedenis van de zeventiende eeuw meer leven, en ook wel meer kwaliteit. Deels doordat die grotere kansen boden aan zijn epische aanleg, deels doordat hij zich bij het bronnenonderzoek dan meer kon laten gaan. Zijn scheepvaartboeken over het latere verleden steunden vooral op grote Amsterdamse bedrijfsarchieven, waarbij hij moest kiezen uit overvloed. Bij de zeventiende eeuw beleefde hij meer 'de charme van het speuren', titel die De Boer had willen meegeven aan de bundel opstellen die hij in zijn levensavond voorbereidde.
De Boers bijdragen tot de geschiedschrijving zijn vóór alles helder en overzichtelijk. Ze verduidelijken het historische proces, voor zover dat door persoonlijke beslissingen bepaald werd. Het kwantitatieve en collectieve trokken zijn aandacht minder, ook niet als de materie het leek te vereisen. De Boer typeerde zijn leermeester Blok eens als 'een stoere werker, die - zonder geniaal te zijn - veel goed historisch werk heeft verricht'. Het kan van De Boer zelf gelden, al was hij Bloks gelijke niet, en ging zijn interesse in andere richtingen.
P: Bibliografie in Tijdschrift voor Geschiedenis 49 (1934) 115-118. Nadien verschenen o.a. nog Een halve eeuw paketvaart 1891-1941 (Amsterdam, 1941), met J.C. Westerman; Tromp en de Armada van 1639 (Amsterdam, 1941); Piet Heyn en de zilveren vloot (Amsterdam, 1946); Het proefjaar van Maarten Harpertsz. Tromp 1637-1639 (Amsterdam, 1946).
L: J.G. van Dillen, in Tijdschrift voor Geschiedenis 71 (1958) 145-146; H. de la Fontaine Verwey, in Maandblad Amstelodamum 45 (1958) 121-122; Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in Woord en Beeld (Amsterdam, 1938) 171.
I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 171.
A.Th. van Deursen
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)Laatst gewijzigd op 12-11-2013