Dentz, Theodore (1840-1933)

 
English | Nederlands

DENTZ, Theodore (1840-1933)

Dentz, Theodore, lector tandheelkunde aan de Rijksuniversiteit te Utrecht (Amsterdam 9-8-1840 - Utrecht 29-12-1933). Zoon van Simon Nathan Dentz jr., tandmeester, en Rebecca Salomons. Gehuwd met Justine Marx op 30-8-1869. Uit dit huwelijk werd l dochter geboren. Na de dood van eerste vrouw op 5-8-1908, hertrouwd met Johanna Maria Christina Went op 3-9-1909. Uit dit huwelijk was eveneens 1 dochter. afbeelding van Dentz, Theodore

Theodore Dentz was de vierde generatie van een geslacht tandmeesters (vanaf 1755), waarvan zijn grootvader Simon Nathans op 11 december 1811 de achternaam Dentz aannam. Theodore Dentz ontving de tandheelkundige scholing van zijn vader, maar daarnaast volgde hij de medische opleiding aan het Athenaeum Illustre te Amsterdam. Aangezien daar geen examen kon worden afgelegd, deed hij zijn kandidaatsexamen in 1861 te Utrecht, om vervolgens zijn studie te Amsterdam voort te zetten. Alvorens deze af te maken legde hij op 12 maart 1863 het tandmeestersexamen af voor de Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzicht. Daarna vestigde hij zich te Utrecht, waar hij de praktijk van een zieke oom voortzette. Zijn geneeskundige studie sloot hij te Utrecht af en hij promoveerde cum laude op 17 november 1864 tot doctor in de geneeskunde op het proefschrift getiteld: De melkbreuk der borstklier (Amsterdam, 1864). Op 22 mei 1867 promoveerde hij eveneens cum laude op stellingen tot doctor in de chirurgie.

Intussen had Dentz' werkgebied zich uitgebreid. Een aantal medici onder leiding van prof. H. Snellen Sr. had te Utrecht een kliniek opgericht, de Kliniek tot Herkenning en Genezing van Huidziekten, Keelziekten, Kinderziekten, Oorziekten, Tandziekten. Het doel van deze kliniek was tweeledig, het verlenen van genees- en heelkundige hulp aan minvermogende lijders en het geven van onderwijs aan medische studenten. Dr. Dentz werd vanaf het begin belast met het behandelen van de tandlijders en, merkwaardig genoeg, vormde deze groep het merendeel der patiënten. De Wet van 1 juni 1865 regelende de uitoefening der geneeskunde, stelde de eenheid van stand van alle geneeskundigen vast en hief de afzonderlijke stand van tandmeesters op. Dentz ontving dientengevolge alleen medische kandidaten en medici als hospitanten op de kliniek. De Wet van 24 juni 1876, waarbij de voorwaarden werden geregeld 'tot verkrijging der afzonderlijke bevoegdheid tot uitoefening der tandheelkunst', herstelde de toestand van vóór 1865. De eenheid van stand van alle geneeskundigen bleek dus niet mogelijk te zijn geweest. De tandmeester en hiermede de uitzonderlijkheid van dit beroep werd in ere hersteld. De Wet tot regeling van het hoger onderwijs van 28 april 1876 bepaalde, dat tenminste aan één universiteit onderwijs zou worden gegeven in de tandheelkunde. De Wet van 1876 stelde dus wederom de functie van tandmeester in, voor welke bevoegdheid men wel examen moest afleggen, maar geen wetenschappelijke ondergrond behoefde te hebben. Tegen deze wet heeft Dentz sterk gereageerd in zijn brochure Een woord over het ontwerp van Wet regelende de voorwaarden tot verkrijging der afzonderlijke bevoegdheid tot uitoefening der tandheelkunde (Amsterdam, 1876) onder de schuilnaam Herodotus. Dentz was in den beginne van mening, dat men eerst arts moest zijn om daarna tandmeester te kunnen worden. Later heeft hij dit standpunt gewijzigd. De curatoren van de Rijksuniversiteit te Utrecht vroegen in mei 1877 de minister van Binnenlandse Zaken een lectoraat in de tandheelkunde in te stellen. Een voordracht werd opgesteld, die dr. Dentz als nummer één vermeldde met de toevoeging 'wiens grote bekwaamheid in de Tandheelkunde bekend is' en had zijn benoeming tot lector tot gevolg. Dentz' streven is steeds geweest de stand der tandheelkunde die in die tijd nog niet in aanzien was, te verheffen. Aan hem is het te danken, dat dit in de loop der jaren tot het einde van zijn lectoraat in 1908 volledig verwezenlijkt is. Bij het aanbieden van zijn door Willy Sluiter geschilderd portret (11 -1 -1920) wees Dentz zelf er in zijn dankwoord op: 'De eenige verdienste, die ik mij toereken, is dat ik met taai geduld en steeds de verheffing van onze stand voor oogen houdende, mijn taak heb trachten te volbrengen.'

In het Nederlandse verenigingswezen is Dentz eveneens de stuwende kracht geweest, oprichter van het Nederlandsen Tandheelkundig Genootschap in 1879, erevoorzitter van de tandheelkundige studentenvereniging John Tomes (1897), waaraan hij de naam gaf, erelid van de Vereniging van Nederlandsche Tandartsen en medewerker aan het Tijdschrift voor Tandheelkunde.

A: Onderwijsverzameling Tandheelkundig Instituut der Rijksuniversiteit te Utrecht.

P: De kliniek tot herkenning en genezing van landziekten te Utrecht en de Wet houdende regeling der voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid van Tandmeester (Utrecht, 1882); Het tegenwoordige standpunt der tandheelkunde. Rede gehouden bij de inwijding van het Tandheelkundig Instituut te Utrecht (Utrecht, 1895); Tandheelkundige Wetgeving. Rede gehouden bij de opening van de 16e Jaarvergadering van het Nederlandsch Tandheelkundig Genootschap (Utrecht, 1895); Toespraak gehouden tot de studenten in de Tandheelkunde (Utrecht, 1896) en voorts vele publikaties in het Tijdschrift voor Tandheelkunde.

L: H. Snellen, Het eerste vijfjarig bestaan van de Kliniek tot herkenning en genezing van Tandziekten, Oorziekten, Huidziekten, Keel- en Borstziekten, Kinderziekten en Vrouwenziekten (Utrecht, 1871); D. Bosschaert, De stad Utrecht als medisch ontwikkelingsgebied (Rotterdam, 1969). Proefschrift Utrecht; J.G. van Cittert-Eymers, 'De familie Dentz en de tandheelkunde, hoofdzakelijk te Utrecht', in Van Tandmeesters en Tandartsen. 100 jaar Tandheelkundig Onderwijs in Nederland [Utrecht, 1977] 23-30; P.H. Buisman, 'Ontstaan en Ontwikkeling van het Tandheelkundig Onderwijs', ibidem, 45-82.

I: Van tandmeesters en tandartsen: 100 jaar tandheelkundig onderwijs in Nederland (Amsterdam, [1977]) 24.

F.E.R. de Maar


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013