© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: Joh. de Vries, 'Kessler [jr.], Jean Baptiste August (1888-1972)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn1/kesslerjbajr [12-11-2013]
KESSLER [JR.], Jean Baptiste August (1888-1972)
Kessler [jr.], Jean Baptiste August, industrieel ('s-Gravenhage 16-6-1888 - 's-Gravenhage 5-11-1972). Zoon van Jean Baptiste August Kessler, industrieel, en Margaretha Jacoba Johanna de Lange. Gehuwd op 13-7-1911 met Anna Françoise Stoop. Uit dit huwelijk werden 5 dochters en 1 zoon geboren.
Evenals zijn broer G.A. Kessler, de latere president van Hoogovens IJmuiden, werd J.B. Aug. Kessler (Guus) versleten voor 'kroonprins' van de Koninklijke. In tegenstelling tot de eerste blijft hij wel bij het door zijn vader geredde bedrijf (vgl. J.B.A. Kessler, 1853-1900). Blijkbaar was hij beter opgewassen tegen de overheersende persoonlijkheid van Sir Henry Deterding. Onduidelijk is echter waarom hij dan na zijn HBS-jaren in Den Haag elektrotechniek aan de T.H. Delft gaat studeren, waar hij in 1911 het ingenieursdiploma behaalt; de richting mijnbouw zou meer voor de hand gelegen hebben. Ook het vervolg bewijst dat het J.B. Aug. niet bepaald gemakkelijk werd gemaakt in de olie. Weliswaar treedt hij in hetzelfde jaar 1911 in dienst van de Bataafsche Petroleum-Maatschappij, maar - zoals hijzelf heeft verteld - '. . . aangezien ik niets omtrent de aardolie-industrie wist, gedurende de eerste zes maanden als leertijd en zonder salaris...' ('Herinneringen'). Uitgezonden naar Roemenië maakt hij zich zoveel eigen dat de directie hem in 1912 naar Rusland stuurt waar de Groep grote belangen heeft, nu in een gehonoreerde functie als persoonlijk assistent van één der directeuren aldaar. Na twee jaren op het hoofdkantoor in St. Petersburg volgt de benoeming tot directeur van één der producerende en verwerkende maatschappijen in de Kaukasus. Daar heeft zijn voorganger in zijn beheersperiode weinig "voortgang geboekt; ter verantwoording geroepen werpt deze de schuld op de nieuwe directie. In september 1915 worden alle Nederlandse functionarissen naar Den Haag teruggeroepen en ontslagen. Wanneer spoedig blijkt dat zij geenszins de schuldigen zijn geweest, komen zij weer in dienst van de Koninklijke, Kessler op een salaris dat een vijfde bedraagt van wat hij tevoren heeft genoten. Hij krijgt tot taak, aanvankelijk als ontzettend saai ervaren, rapporten te schrijven over de Russische maatschappijen der Koninklijke. Na zijn ervaringen in het veld doorloopt hij daar nogmaals een echte leerschool, maakt wat kleine promoties en ziet zich in 1919 onverwacht uitgezonden als waarnemend directeur van de Astra Romana naar Roemenië: zoals hijzelf zegt, een trainee belast met de plichten van een directeur. Hij overleeft dit en wordt een jaar later overgeplaatst naar Londen waar hij Lord Godber opvolgt als hoofd van het American Department. In 1922 geschiedt zijn benoeming tot directeur van de Anglo-Saxon Petroleum Company en einde 1923 in dezelfde functie van de Koninklijke. In 1947 volgt hij J.E.F. de Kok op als president-directeur van de Koninklijke en na zijn pensionering in 1949 is hij nog gedurende twaalf jaren president-commissaris van deze onderneming.
Met grote toewijding en energie heeft hij zich aan het werk van de Groep gewijd, daarbij gesteund door een scherp intellect en een inventieve geest. Kesslers grootste verdienste voor de onderneming is zonder twijfel dat hij de weg gewezen heeft naar de diversificatie in de petroleumchemie. In de jaren '20 leidde dit, na de stimulans die de Eerste Wereldoorlog aan de ontwikkeling van het hydreer-procédé had gegeven, tot samenwerking met Hoogovens IJmuiden in de Maatschappij tot Exploitatie van Kooks-Oven Gassen (MEKOG); de Tweede Wereldoorlog gaf vervolgens de grote stimulans aan de research in en de uiteindelijke ontwikkeling van de op aardolie gebaseerde chemische produkten, welke tot de opbouw van een krachtige industrie leidde. Van zijn originaliteit getuigt de theorie over prijsvorming die hij in de jaren '30 opstelde en welke internationaal nogal wat stof deed opwaaien. In het begin van de jaren '50 wees hij bovendien nog op de betekenis van kernenergie voor onze toekomstige energievoorziening.
P: 'Herinneringen', in Olie. Maandblad... personeel.. . Shell 10 (1957) 6 (juni) 162-163.
L: J.H. Loudon, 'Bij het afscheid van Ir. J.B. Aug. Kessler', in Olie 14 (1961) 7 (juli) 201; Joh. de Vries, Hoogovens IJmuiden 1918-1968. Ontstaan en groei van een basisindustrie [IJmuiden, 1968]; L. Schepers, in De Ingenieur 84 (1972) A 1067; C. Gerretson, Geschiedenis der 'Koninklijke' (Baarn, 1972-1973) III, IV. V. passim.
I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 797.Joh. de Vries
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)Laatst gewijzigd op 12-11-2013