© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: H. van der Hoeven, 'Knuttel, Willem Pieter Cornelis (1854-1921)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn1/knuttel [12-11-2013]
KNUTTEL, Willem Pieter Cornelis (1854-1921)
Knuttel, Willem Pieter Cornelis, kerkhistoricus en bibliothecaris (Maassluis 29-1-1854 - Den Haag 13-3-1921). Zoon van de predikant Daniel Pieterszoon Knuttel, en Elisabeth Cornelia Fabius. Hij was op 19-4-1883 gehuwd met Johanna Christina Frederika Elisabeth Fabius. Uit dit huwelijk werden 3 dochters en 3 zoons geboren.
Na in Amsterdam de Latijnse school en het gymnasium te hebben doorlopen debuteerde Knuttel in 1871 als student in de theologie te Leiden. Zijn voorkeur ging daarbij uit naar de kerkgeschiedenis, zoals bleek uit de dissertatie waar hij in 1877 op promoveerde. Geschiedenis en kritiek der hedendaagsche oud-katholieke beweging in Duitschland van juli 1870 tot mei 1877 (Leiden, 1877). In dit typisch negentiende-eeuwse proefschrift, degelijk maar wat smal van opzet, kwam de schrijver op voor het goed recht der oud-katholieken in hun verzet tegen de paus.
Intussen had zich reeds het begin van een toenemende doofheid geopenbaard, die hem niet alleen ongeschikt maakte voor het ambt van predikant, maar die hem vooral in later jaren ook ernstig in zijn levensvreugde zou belemmeren. In april 1877 werd de jonge doctor aangesteld als tijdelijk ambtenaar aan de Koninklijke Bibliotheek, de instelling waar hij de rest van zijn leven werkzaam zou blijven. Enig wantrouwen van de toenmalige bibliothecaris, dr. M.F.A.G. Campbell, jegens de 'gedeserteerde theoloog' wist hij al spoedig te overwinnen. Door zijn nauwgezetheid en omvattende boekenkennis was Knuttel bij uitstek geschikt voor het vak dat hij gekozen had. Dat kwam ook tot uiting in zijn benoeming tot onderbibliothecaris in 1890.
Zijn voornaamste ambtelijke bezigheid vond hij in de beschrijving van de verzameling pamfletten in de bibliotheek. De grondslag voor deze verzameling vormde de zogenoemde Bibliotheca Duncaniana, die met de overige collecties van stadhouder Willem V in 1795 aan de staat waren gekomen. In 1889 verscheen het eerste deel van de Catalogus van de pamflettenverzameling berustende in de Koninklijke Bibliotheek, in 1916 kon het zevende, laatste deel verschijnen, alsmede een supplementdeel, terwijl in 1920 een registerdeel de catalogus voltooide. In 1979 staat te verschijnen een fotomechanische herdruk met bijgeschreven aanvullingen en correcties. Hoewel Knuttel in Tiele, Van der Wulp en Petit enkele eminente voorgangers had, is zijn catalogus, waarin een 32.000 pamfletten zijn beschreven, toch een werk dat bewondering afdwingt en dat tot op heden zijn waarde als naslagwerk ten volle behouden heeft.
Als man van wetenschap heeft Knuttel zijn eerste liefde, de kerkgeschiedenis, nooit verloochend. Daar legt o.a. een serie tijdschriftartikelen getuigenis van af. Soms gaven ontdekkingen bij het beschrijven van pamfletten aanleiding tot afzonderlijke studies, zoals bij voorbeeld het boek over Balthasar Bekker, de bestrijder van het bijgeloof ('s-Gravenhage, 1906). Van zijn bijdragen op bibliografisch terrein moge hier nog genoemd worden zijn beredeneerde catalogus van Verboden boeken in de Republiek der Vereenigde Nederlanden ('s-Gravenhage, 1914).
Wegens zijn slechte gezondheidstoestand kreeg hij op eigen verzoek per 31-12-1920 eervol ontslag. Enkele maanden daarna volgde zijn overlijden. Hoewel hij een tijdlang voorzitter is geweest van het Haagse Historisch Gezelschap en jarenlang in de redactie van De Nederlandsche Spectator heeft gezeten, is Knuttel toch nooit erg naar buiten getreden. Zijn toenemende doofheid zal hieraan mede schuldig zijn geweest, en zal bovendien zowel een hoogleraarschap in de kerkgeschiedenis als het bibliothecarisschap van de Koninklijke Bibliotheek, dat hem tweemaal ontging, in de weg hebben gestaan. Een zekere verbittering over deze mislukte kansen was in zijn latere levensjaren het onontkoombaar gevolg.
P: Zie de bibliografieën in de hierna te noemen levensberichten van Blok en in het Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland.
L: Bibliotheekleven 6 (1921) 128; Het Boek 10 (1921) 27-29; P.J. Blok, in Handelingen van de Maatschappij der Ned. Letterkunde te Leiden en Levensberichten harer afgestorven medeleden 1921-1922.Levensberichten 17-23; L. Brummel, Geschiedenis der Koninklijke Bibliotheek (Leiden, 1939) 175-185; Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland, Onder red. van J.P. de Bie en J. Loosjes (Amsterdam, 1943) V, 66-69.
H. van der Hoeven
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)Laatst gewijzigd op 12-11-2013