Rijkens, Paul Carl (1888-1965)

 
English | Nederlands

RIJKENS, Paul Carl (1888-1965)

Rijkens, Paul Carl, ondernemer (Rotterdam 14-9-1888 - Amsterdam 19-4-1965). Zoon van Luppo Rijkens, aanvankelijk margarinefabrikant, en Franzisca Tenbult. Gehuwd op 4-10-1913 met Hilda Winifred Scales. Na haar dood getrouwd op 1-9-1950 met Josephine Wilhelmina van 't Hoff. Uit het eerste huwelijk werden 2 zoons geboren. afbeelding van Rijkens, Paul Carl

Rijkens heeft een moeilijke jeugd gehad door kinderverlamming aan een been, waarvan de ergste gevolgen door een destijds opmerkelijk bekwaam chirurgisch ingrijpen zijn ondervangen. Na de operatie volgde hij in zijn geboortestad de HBS, waar hij zich reeds onderscheidde door het organiseren van verschillende vormen van ontspanning voor zijn medeleerlingen. Toen met enige vertraging het einddiploma was behaald volgde voor Rijkens de eerste grote triomf op het gebied van serieuze recreatie bij de succesrijke opvoering van Hoofts Warenar in 1908 door leerlingen en oud-leerlingen van zijn school waartoe de later zo beroemde acteur Willem Royaards als regisseur gewonnen was. Volle zalen in Rotterdam, Amsterdam en elders in den lande, ja zelfs in België, bekroonden deze krachttoer. Dit welslagen was voor Royaards aanleiding om zelf een gezelschap voor het beroepstoneel te vormen. Terecht is later dan ook getuigd, dat de toen twintigjarige Rijkens Willem Royaards te paard heeft geholpen. Intussen had Paul ook overigens niet stilgezeten. Een aanloop voor een universitaire studie mislukte, maar een jaar na zijn eindexamen verwierf hij wel de akte M.O. boekhouden, vanouds een lievelingsvak. Dit was voor Royaards aanleiding om hem te verzoeken in de eerste maanden de zakelijke leiding van de N.V. 'Het Tooneel' te Amsterdam op zich te nemen. Hij had daar toen nog handlichting voor nodig. Door ziekte van Royaards werd het voorziene kwartaal een vol jaar. Gedurende dit gehele tijdvak rustten alle zakelijke beslommeringen voor een groot en ingewikkeld bedrijf op de schouders van een krap 21-jarig jongmens.

Rijkens had hiermede op prille leeftijd een voor die tijd vorstelijk gehonoreerde positie verworven. Om nog hogerop te komen zou hij het elders moeten zoeken. Reeds geruime tijd bestond een nauwe zakelijk band tussen zijn vader en de margarinefabriek te Rotterdam Van den Bergh's Fabrieken N.V. Ten slotte ging het soortgelijke familiebedrijf van Rijkens sr. geheel in de grotere onderneming op. Sam van den Bergh, die tot de garanten voor het Warenar -avontuur had behoord, kon de pientere knaap wel gebruiken. Met de familie wist hij Paul te bewegen opnieuw op de onderste trap van de ladder te beginnen: van de toneelkunst naar de margarine. Vrijwel terstond uitgezonden, verbleef Rijkens toen vier jaar in Londen en trad daar, het heden aan zijn verleden knopende, mede op als Londens toneelcorrespondent voor de NRC. Teruggekeerd in Rotterdam volgde reeds in 1913 de benoeming tot procuratiehouder bij Van den Bergh, in 1919 die tot directeur. In deze hoedanigheid heeft hij krachtig bijgedragen tot de aanvankelijk buitengewoon moeilijk schijnende fusie tussen de beide grote Nederlandse margarinefabrieken Van den Bergh en Jurgens. Toen deze harde noot in 1927 eindelijk gekraakt was, werd Rijkens directeur van de Margarine Union Ltd. in Londen en van de N.V. Margarine Unie te Rotterdam, de beide rechtspersonen die aan de nieuwe commerciële eenheid vorm gaven. Reeds twee jaar later kwam, mede door de daadkracht van Rijkens, een tweede grote fusie tot stand, die van de Margarine Unie met het soortverwante Engelse bedrijf Lever Brothers, de eerste meer op margarine, de tweede meer op zeepbereiding georiënteerd. Toen deze beide giganten eenmaal tot elkander gebracht waren werd Rijkens benoemd tot lid van de raden van bestuur van de twee nieuw gestichte maatschappijen, Unilever Ltd. in Londen en de Unilever N.V. te Rotterdam. In 1937 werd hij voorzitter van Lever Brothers & Unilever N.V. De intussen ingetreden zware economische crisis raakte deze ondernemingen niet in de kern, omdat het mensdom nu eenmaal altijd moet eten en wasmiddelen al evenmin kan missen. Een ernstiger bedreiging was echter het autarkische streven van nazi-Duitsland, waar Unilever grote belangen had. In een persoonlijke conferentie met Hitler wist Rijkens een naar omstandigheden bevredigende regeling te bereiken. Het is daarna noch Schacht noch Goering gelukt te bewerkstelligen, dat Unilever kredieten verleende voor grondstoffen, welke de Nederlands-Duitse grens zouden passeren.

Rijkens heeft de oorlogsjaren in Londen doorgebracht en zich daar ten volle ingezet voor de Nederlandse zaak. Zo was aan hem de organisatie van een nuttig gebruik te danken van de Nederlandse vissersschepen, die niet voor de oorlogsinspanning bruikbaar waren en vervulde hij verscheidene leidinggevende maatschappelijke functies: president-commissaris van het in Londen verschijnende blad Vrij Nederland, lid van de Buitengewone Raad van Advies van de Nederlandse Regering in ballingschap en voorzitter van een Nederlandse Studiegroep voor wederopbouwvraagstukken. Na de oorlog beijverde hij zich ervoor dat tienduizenden Nederlandse kinderen in Engeland op krachten konden komen.

In 1954 vestigde Rijkens zich weer in Nederland, maar trok zich terug uit de dagelijkse leiding van het bedrijf, nam aan het einde van 1955 ontslag uit zijn bestuursposten en bleef daarna nog tot 1958 speciale werkzaamheden voor het concern verrichten. Daarna fungeerde hij nog als adviserend lid van de raad van bestuur van Unilever N.V. Intussen waren hem verschillende eerbewijzen gebracht. Zo verleende de Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam, waarvan hij trouwens ook curator was, hem in 1948 een eredoctoraat, dat hem tegelijk met de toenmalige minister-president W. Drees werd verleend en bekleedde hij enkele erefuncties w.o. het voorzitterschap van de Anglo-Dutch Trade Council.

Ook in ruimere maatschappelijke taken die niet slechts erefuncties waren, was Rijkens actief. Hij bleef nog enkele jaren een aantal commissariaten waarnemen, zoals bij de Rotterdamsche Bank N.V., bij Volker Bouwmaatschappij B.V., bij de Koninklijke Tapijtfabrieken Bergen N.V. en bij een groep hypotheekbanken. Daarnaast had hij ook andere interessen. Zo was hij een verzamelaar van kunst, vooral van moderne Nederlandse, Vlaamse en Franse schilders. Hij speelde een rol bij de voorbereiding van de eerste zg. Bilderberg-conferentie in 1954, die ten doel had, om onder voorzitterschap van prins Bernhard, de nauwe banden die na de oorlog tussen de Verenigde Staten van Amerika en Europa waren ontstaan, door contacten tussen toonaangevende particulieren van beide continenten te verstevigen. Dit streven werd later op jaarlijkse conferenties elders voortgezet. Tevens gaf hij zijn krachten aan de Fondation Européenne de la Culture, die in 1957 een luisterrijk congres hield te Amsterdam, waarheen ook haar zetel werd verplaatst.

Rijkens heeft zich na 1952 ook beijverd om de relatie tussen Indonesië en Nederland te verbeteren, die door het Nieuw-Guinea-vraagstuk grondig bedorven dreigde te worden. Hij moest toen ervaren, dat zijn vernuft en persoonlijke charme, die hem in het zakenleven zulk een voorspoedige loopbaan hadden bezorgd, niet dezelfde uitwerking hadden in de sfeer van de internationale politiek. Vooral de hartelijke toon waarop hij, als drijvende figuur achter de zg. groep-Rijkens, met president Soekarno tot een goede verhouding trachtte te geraken, gaf in zijn vaderland aanleiding tot scherpe kritiek, die hem griefde. Hij en zijn medestanders hadden naar zijn besef slechts het Nederlandse belang voor ogen gehad.

In het naoorlogse Nederland waarin economische wederopbouw en welvaartsgroei van zulk eminent belang werden geacht, behoorde Rijkens tot die kleine groep van bedrijfsleiders en ondernemers die grote bekendheid genoten en met hun namen een begrip vertegenwoordigden van noodzakelijke energie en ondernemingszin. Toen bij zijn dood de stemming in het land juist ten aanzien van de economische groei en haar wenselijkheid kenterde zou hij althans niet meer het mikpunt worden van kritiek die zich zo vaak op andere ondernemers ging richten.

A: Collectie-Paul Rijkens in Centraal Archief Unilever.

P: Handel en Wandel. Nagelaten Gedenkschriften, 1888-1965 (Rotterdam, 1965).

L: Charles Wilson, Geschiedenis van Unilever ('s-Gravenhage, 1954.2dln.); F.J.F.M. Duynstee, Nieuw Guinea als schakel tussen Nederland en Indonesië (Amsterdam, 1961); P. Kuin, 'Paul Rijkens...', in Economisch-Historisch Jaarboek 30 (1963-1964) 338-341 ; 'In memoriam Paul Rijkens', in Bijvoegsel van Op eigen terrein 20 (1965) 8 (23 april); W.A. Wagener, Een eeuw binnen met de bel (Rotterdam, 1965) 84 e.v., 96; idem, 'Paul Rijkens, 1888-1965', in Rotterdams Jaarboekje 1966, 278-281; A. Lijphart, The trauma of decolonization... (New Haven [etc.], 1966); W.A. Wagener, 'Hoe Paul Rijkens Willem Royaards te paard hielp' in Rotterdams Jaarboekje 1967, 146-173; 'Dr. Paul Rijkens zeventig jaar', in NRC van 13 september 1958; K.P. van der Mandele, ibidem, 21 april 1965.

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 1274.

W.F. Lichtenauer


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013