© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: W.A. Ornée, 'Achterberg, Gerrit (1905-1962)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/achterberg [12-11-2013]
ACHTERBERG, Gerrit (1905-1962)
Achterberg, Gerrit, dichter (Nederlangbroek, gem. Langbroek 20-5-1905 - Leusden 17-1-1962). Zoon van Hendrik Achterberg, landbouwer, en Pietje van de Meent. Gehuwd op 27-5-1946 met Johanna Catharina van Baak. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.
Gerrit Achterberg kwam uit een boerengezin met negen kinderen, hij had twee oudere broers - waarvan er eentje jong overleed -, een jongere broer en vijf jongere zusjes. Hij werd opgevoed in een streng protestants-christelijke sfeer; daar hij niet voorbestemd scheen voor het boerenbedrijf, werd hij op 15-jarige leeftijd naar de christelijke Jan van Nassau-kweekschool te Utrecht gestuurd. In 1924 behaalde hij daar zijn onderwijzersakte en in hetzelfde jaar werd hij onderwijzer aan de hervormde lagere school te Opheusden (Betuwe). Meer dan het onderwijzer zijn boeide Gerrit Achterberg de literatuur. Hij las in die jaren veel - vooral poëzie. De eerste gedichten van Marsman - toen pas verschenen - inspireerden hem; hij ging zelf gedichten schrijven en wachtte niet lang met publiceren: samen met zijn vriend de domineeszoon Arie Dekker publiceerde hij in 1924 een bundel, getiteld De zangen van twee twintigers, in een oplage van 250 exemplaren, waarvan nu niets meer te vinden schijnt te zijn. Achterberg heeft later zijn eigen exemplaren verbrand, omdat hij zich duidelijk van deze jeugdpoëzie wilde distantiëren. In hetzelfde jaar waarin bovengenoemde bundel verscheen, zocht hij contact met Roel Houwink, toentertijd een belangrijke figuur in protestants-christelijke letterkundige kring, en vroeg hem een oordeel over zijn werk. Het contact met Houwink is voor Achterberg en zijn poëzie van beslissende betekenis geweest. Achterberg bleef met niet aflatende drift gedichten schrijven, die hij naar allerlei tijdschriften zond ter publikatie. In 1926 werd poëzie van hem geplaatst in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. In de jaren daarna verschenen gedichten van Achterberg in verschillende tijdschriften, o.a. in het protestants-christelijke tijdschrift Opwaartsche wegen. In 1931 - Achterberg was toen al naar Den Haag verhuisd - verscheen zijn eerste bundel Afvaart, met een inleiding door Roel Houwink (1931). Motieven die ook in zijn latere bundels voorkomen, zien we reeds in deze eerste bundel. Roel Houwink noemt het hoofdthema van zijn werk: 'U en de dood en ik.' Of er een 'dode geliefde' is geweest of niet, is misschien niet eens een belangrijke vraag; belangrijker is dat Achterberg de (ge)-liefde als 'sterker dan de dood' ziet. Met zijn woord, zijn gedichten, kan de dichter haar bereiken, (proberen) haar tot leven (te) wekken. Zoals bij een grammofoonplaat uit de zwarte stof een geluid klinkt, helder en jubelend, zo stijgt uit de donkere groeven van het lied (in en tussen de regels van het gedicht) de gedaante van de gestorvene. Zo ongeveer vertolkt hij deze gedachte in het gedicht 'Grammofoon' uit de bundel Radar (1946). In een eindeloze serie gedichten - van hele korte (5 à 8 regels) tot iets minder korte (zelden langer dan 30 versregels) - heeft Achterberg op dit thema doorgezongen; slechts weinig gedichten kunnen we 'neutraal' noemen, d.w.z. niet direct betrekking hebbend op de dood en de gestorvene. Vooral na zijn tweede bundel, Eiland der ziel (1939), komt er een regelmatige stroom van gedichten en bundels, die dikwijls een fascinerende gewaarwording geven aan de lezer. Vaak eindigt een gedicht in een soort extatische jubel, alsof inderdaad de dood is opgeheven, of de Liefde - tevens de enige zekerheid in dit menselijk bestaan - in het woord de dood overwint: 'tenzij mijn lied het wachtwoord vindt dat hem [nl. de dood] verblindt.'
Achterbergs poëzie toont duidelijk christelijke elementen; behalve een aantal gedichten, ontleend aan bijbelgedeelten of geloofsleer, vindt men soms als achtergrond van zijn poëzie de thematiek uit bijv. het begin van het Johannesevangelie: het vleesgeworden woord. Men heeft de poëzie van Achterberg wel moeilijk en duister genoemd; wie de emoties van Achterbergs poëzie aanvoelt zal zijn gedichten zeker niet 'duister' vinden.
Wat wél duister is, is de biografie, bedekt door een sluier die een aantal critici en bevriende literatoren over bepaalde gebeurtenissen in zijn leven gelegd hebben. De oorzaak daarvan is begrijpelijk, maar heeft wel tot veel misverstand en onbegrip aanleiding gegeven. In de crisisjaren kwam de onderwijzer Achterberg zonder werk; hij kreeg een baan als 'landbouwcrisisambtenaar'; hij verkeerde in die jaren nogal eens in overspannen toestand en schijnt, ten prooi aan psychische spanningen, met zelfmoordplannen te hebben rondgelopen. Op 15 december 1937 ontstond er een conflict met zijn hospita te Utrecht in bijzijn van haar dochter. Of er met een van beiden een erotische verhouding was is niet helemaal duidelijk geworden; in ieder geval heeft tijdens een heftige woordenwisseling Achterberg een revolver getrokken en geschoten: de dochter kreeg een schotwond aan de hals, de hospita stierf aan haar verwonding. Achterberg meldde zich die zelfde dag bij de politie; hij werd na een half jaar voorlopige hechtenis in Utrecht ter beschikking van de regering gesteld. In deze zin heeft de rechtbank te Utrecht in raadkamer hem op 2 juni 1938 buiten vervolging gesteld. Hij kwam in de Rijks Psychiatrische Inrichting te Avereest (Ov.). Dit gebeuren uit 1937 heeft ongetwijfeld de dichter beïnvloed, maar niet in die mate dat men in zijn poëzie de 'gestorvene' of de 'gestorven geliefde' kan laten samenvallen met de 'gedode'.
Na 1940 ging Achterberg wonen te Hoonte, een buurtschap bij Neede, naar welke plaats de gelijknamige bundel genoemd is (1949). In 1950 - hij was toen inmiddels getrouwd - verhuisde hij naar Leusden. Achterberg trad weinig naar buiten, hij werkte aan steeds nieuwe bundels. Bekroningen en prijzen hebben de dichter wellicht een gevoel van maatschappelijke rehabilitatie gegeven. Achterbergs werk werd o.a. met de P.C. Hooft-prijs (1949), de Constantijn Huygensprijs (1959) en tweemaal de poëzieprijs van Amsterdam (1949 en 1953) bekroond, terwijl hij van regeringswege ook opdracht kreeg tot het schrijven van de bundel Ballade van de gasfitter (1953) en van Spel van de wilde jacht (1957). De lezer die zich aan Achterberg waagt, hoeft niet te vrezen dat de dichter hem mee zal voeren naar metafysische hoogten. Als Achterberg 'magisch' is, is hij dat in gedichten en bundels die soms zo materieel mogelijk betiteld zijn: bundels als Osmose, Sintels, Stof, Energie en gedichten als Bakeliet, Cellophaan, Zog en Poeder bijv.
Iets van zijn verblijf in Avereest lezen we in de pas na zijn dood gepubliceerde bundel Blauwzuur (1969). Hij stierf in januari 1962 ten gevolge van een hartaanval.
A: Veel gegevens (handschriften e.d.) berusten bij mevr. J.C. Achterberg-van Baak. Een deel is te vinden in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum in Den Haag. Men zie daarvoor ook: Achterberg in kaart (Den Haag, 1971) met uitvoerige bibliografie en Gerrit Achterberg [Samengest. door Daisy Wolthers met medew. van J.C. Achterberg-van Baak et al.] ('s-Gravenhage, 1981). Schrijversprentenboek: 21.
P: Verzamelde gedichten (Amsterdam, 1963).
L: Behalve publikaties over Achterberg tot 1970 in onder A genoemde Achterberg in kaart: Martien J.G. de Jong, Bewijzen uit het ongerijmde. Het probleem Achterberg ['s-Gravenhage etc., 1971]; idem, Nogmaals inzake Achterberg (Brugge [etc., 1972]); Roel Houwink, Het raadsel "Achterberg" (Utrecht, 1973); Aantekeningen bij Gerrit Achterbergs Spel van de wilde jacht. [Door] Margaretha H. Schenkeveld et al. (Amsterdam, 1973); R.L.K. Fokkema, Varianten bij Achterberg (Amsterdam, 1973. 2 dl.). Proefschrift VU Amsterdam; A.F. Ruitenberg-de Wit, Het huis van Achterberg (Amsterdam, 1978); J. de Piere, Woorden in een onbepaalde tijd. Inleiding tot de poëzie van Gerrit Achterberg (Groningen, 1980); Hans Barendregt, 'De religieuze grondslag bij Gerrit Achterberg', in Maatstaf ' 28 (1980) 7 (juli) 55-65; Gerrit Otterloo, Het Achterberg-sonnet (Göteborg, 1982). Proefschrift Universiteit van Oslo.
I: Website Koninklijke Bibliotheek: http://www.kb.nl/dichters/achterberg/achterberg-01.html. [Achterberg rond 1935]. [28-6-2007].
W.A. Ornée
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)Laatst gewijzigd op 12-11-2013