© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: A.C.A.M. Bots, 'Berkum, Petrus Paulus van (1901-1977)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/berkum [12-11-2013]
BERKUM, Petrus Paulus van (1901-1977)
Berkum, Petrus Paulus van, hoogleraar economie (Den Helder 17-12-1901 - Tilburg 27-9-1977). Zoon van Petrus van Berkum, slager, en Elisabeth Cecilia Hoogendijk. Gehuwd op 9-2-1935 met Josefa Johanna Antonia Rein. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 2 dochters geboren.
Van Berkum behaalde, alvorens zijn academische studie te beginnen, in 1926 MO-akten boekhouden en staathuishoudkunde en statistiek. Vanaf 1926 was hij leraar handelswetenschappen aan de hogere handelsschool te Middelburg. In 1928 volgde zijn studie economie aan de Katholieke Hoogeschool Tilburg en tevens een buitengewoon docentschap boekhouden en bedrijfsleer aan de Katholieke Leergangen in dezelfde stad. Hij was actief in het studentenleven, onder meer als praeses van het Tilburgsch Studentencorps St. Olof. In 1933 behaalde Van Berkum met lof het doctoraal.
Daarna was hij tot 1939 werkzaam als referendaris bij het departement van Economische Zaken, waar hij zich bezighield met de beleidsvoorbereiding van de economische en vooral de monetaire politiek. Zo was hij in 1934 betrokken bij de onderhandelingen over het Nederlands-Duits betalingsverkeer. Op 8 februari 1938 vond bij prof. H.A. Kaag te Tilburg met lof de promotie plaats op het proefschrift De betalingsbalans als uitgangspunt eener beschouwing over de meest recente structuurwijzigingen in het economisch leven (Amsterdam, 1938). Van Berkum was de eerste gepromoveerde van de Katholieke Hoogeschool.
Op 1 mei 1939 werd hij, als opvolger van prof. A.B.A. van Ketel, aan de Tilburgse hogeschool hoogleraar in de bedrijfsleer, inzonderheid het financiewezen der onderneming en de toegepaste bedrijfshuishoudkunde. Deze aanstelling had in zoverre het karakter van een kredietbenoeming dat Van Berkums belangstelling - zowel in wetenschappelijk als ambtelijk opzicht - was uitgegaan naar monetaire vraagstukken. In 1947 werden aan de leeropdracht de geldtheorie en conjunctuurleer toegevoegd. In 1954 nam Van Berkum de leeropdracht algemene leer en geschiedenis der economie van de in dat jaar overleden M.J.H. Cobbenhagen op zich. In 1964 ging hij van de economische faculteit over naar die der sociale wetenschappen en die der rechten. Hoezeer Van Berkum in wetenschappelijke en maatschappelijke kring werd geaccepteerd bleek ook uit andere door hem aanvaarde werkzaamheden. Van december 1944 tot augustus 1945 was hij in de rang van res. lt.-kolonel lid van het Militair Commissariaat voor het Rechtsherstel en belast met het beheer van het vijandelijk vermogen voor het bevrijde gebied. Van 1946 tot 1976 had hij zitting in de redactie van het Maandschrift Economie. In 1972 ging hij met emeritaat.
De publicistische belangstelling van Van Berkum ging uit naar al de terreinen van zijn opeenvolgende leeropdrachten, maar vooral naar monetaire vraagstukken, de ondernemingsfinanciering, de conjunctuur en de internationale economische politiek, maar ook naar de economie van gezondheidszorg en ziekenhuiswezen. In zijn dissertatie leverde Van Berkum, mede op grond van de economische problemen der jaren '30, kritiek op het klassieke leerstuk van de automatische correctie van verstoringen in het evenwicht van de betalingsbalans. Tegen dit leerstuk voerde hij het argument van de starheid van de loon- en kostenstructuur van moderne economieën aan. In zijn publikaties over de ondernemingsfinanciering ging Van Berkums speciale aandacht - zonder dat er van originele bijdragen aan de theorie sprake was - uit naar de vervangingswaardeleer. Van Berkum had meer dan Cobbenhagen oog voor de betekenis van de opkomende kwantitatief-mathematische en -econometrische methode in de economie. Het werkingsgebied daarvan wilde hij echter wel beperkt zien tot marktbewegingen, prijsrelaties, sparen, investeren etc., voor zover die statistisch bepaalbaar zijn. Evenals Cobbenhagen bleef Van Berkum pleiten voor het kwalitatieve in de economische theorie, vooral met betrekking tot de studie van het hoe en waarom van het economisch handelen van mensen. Hij toonde zich een aanhanger van de vernieuwingen die de Engelse economist J.M. Keynes in de jaren '30 in de economische wetenschap had geïntroduceerd: de macro-economische benaderingswijze en op basis daarvan de herwaardering van actieve economische politiek.
Van Berkum was als persoon en als econoom degelijk en flexibel. Hij was behalve een voortreffelijk wetenschapsbeoefenaar ook iemand met aandacht voor praktische economische vraagstukken en nam naast specifiek vakwetenschappelijke thema's ook meer beschouwelijke vraagstukken in studie.
P: Bibliografie in Maandschrift Economie 28 (1963-1964) 357-363; ibidem 41(1976-1977) 521.
L: Katholieke Hogeschool Tilburg 1927-1954: economie, ethiek, maatschappij door H. Bornewasser (Baarn, 1978-1981,2 dl.) I, passim; C.F. Scheffer, 'Prof.dr. P.P. van Berkum 25 jaar hoogleraar', in Maandschrift Economie 28 (1963-1964) 337-357; D.B.J. Schouten, ibidem 41 (1976-1977) 522-525.
A.C.A.M. Bots
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)Laatst gewijzigd op 12-11-2013