© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: H.A.M. Snelders, 'Bijvoet, Johannes Martin (1892-1980)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/bijvoet [12-11-2013]
BIJVOET, Johannes Martin (1892-1980)
Bijvoet, Johannes Martin, scheikundige (Amsterdam 23-1-1892 - Winterswijk 4-3-1980). Zoon van Willem Frederik Bijvoet, verffabrikant, en Barendina Margaretha Rüfer. Gehuwd op 15-4-1930 met Maria Elisabeth Hardenberg. Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 1 dochter geboren.
Bijvoet deed, na de HBS in Amsterdam te hebben doorlopen, het aanvullend staatsexamen Grieks en Latijn en studeerde daarna scheikunde aan de Universiteit van Amsterdam (1910-1919). Gedurende het laatste deel van zijn studie was Bijvoet gemobiliseerd (1914-1918). Deze tijd gebruikte hij voor een grondige studie van de thermodynamica en de statistische mechanica, waarvoor hij steeds een grote liefde behield. Na zijn demobilisatie richtte zijn belangstelling zich op het onderzoek van de structuur van kristallen door middel van röntgendiffractie, een methode die kort tevoren door William Henry Bragg en diens zoon William Lawrence (1912) in de belangstelling was komen te staan. Met zijn vriend Albert Karssen ging Bijvoet in de leer bij Willem Hendrik Keesom, die als docent in de natuurkunde dit vak met Nicolaas Hendrik Kolkmeijer beoefende aan de Veeartsenijschool in Utrecht. Het onderzoek leidde tot de opheldering van de structuur van natriumchloraat (dit werd het onderwerp van de dissertatie van Karssen) en van lithium hydride, waarop Bijvoet promoveerde. Zijn promotie vond op 15 juli 1923 bij A. Smits cum laude plaats op het proefschrift X-ray investigation of the crystal structure of lithium and lithium hydride.
Ondertussen was Bijvoet in 1922 al assistent voor anorganische chemie op het laboratorium van de Universiteit van Amsterdam geworden; dit zou hij tot 1928 blijven. Na zijn promotie verbleef hij korte tijd bij William Lawrence Bragg in Manchester, om vervolgens zijn onderzoek van kristallen met behulp van röntgenanalyse in Amsterdam voort te zetten. Het oplossen van een kristalstructuur was in de beginjaren vooral een tactiek van 'trial and error'. Bijvoet zocht spoedig naar een systematische methode om daarmee uiteindelijk de bouw van de meest ingewikkelde natuurstoffen te achterhalen. Deze onderzoekingen werden gekenmerkt door een grote originaliteit en durf. Dat bleef niet onopgemerkt. Aanvankelijk vervulde Bijvoet nog een leraarsfunctie aan het gymnasium te Hilversum naast zijn laboratoriumwerk (van 1923 tot 1928), maar hij kon spoedig als privaatdocent voor capita selecta der algemene chemie te Amsterdam zijn lessen beginnen. In 1929 volgde zijn benoeming in Amsterdam tot lector in de kristallografie, algemene en propaedeutische beschrijvende mineralogie, thermodynamica en de toepassingen ervan op chemische vraagstukken. Op 14 maart 1929 gaf hij zijn openbare les: 'Onze kennis van den bouw van kristallen' (Chemisch Weekblad 26 (1929) 158-163). In 1939 werd Bijvoet benoemd tot gewoon hoogleraar in de algemene en anorganische scheikunde aan de Rijksuniversiteit te Utrecht als opvolger van E. Cohen. Op 27 november van dat jaar hield hij zijn inaugurele oratie: Wegen, meten, tellen.
Het hoogtepunt in dit wetenschappelijk werk viel na de oorlog, toen Bijvoet de isomorfe vervangingsmethode voor de fasebepaling in de röntgendiffractie in 1949 in grotere mate ging toepassen en daar opvallende successen mee bereikte. In 1951 ontwikkelde hij het briljante idee dat de waarneming van de anomale verstrooiing van röntgenstralen zowel een oplossing moest geven voor het probleem van de bepaling van de absolute configuratie van optisch actieve verbindingen, als voor het fundamentele vraagstuk van het onbepaalde teken in het faseprobleem van de röntgendiffractie. Ook in andere opzichten begon in deze tijd dit hoogleraarschap vruchten af te werpen. Talrijke proefschriften werden onder Bijvoets leiding bewerkt; veelal bouwden ze voort op zijn methode en onderzochten zij de nadere toepasbaarheid van de röntgendiffractie. De internationale erkenning van Bijvoets werk bleek uit zijn voorzitterschap (van 1951 tot 1954) van de in 1946 opgerichte International Union of Crystallography, uit eredoctoraten in Delft (1967), Zürich (1970) en Bristol (1971) en uit lidmaatschappen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en Zweedse, Belgische en Engelse zustergenootschappen.
Bijvoet was ook een uitstekend docent. In Utrecht voerde hij een aantal nieuwe vakken in: röntgenanalyse en chemische binding. Zijn colleges muntten uit in helderheid en fundamentele opbouw, waarbij hij hoge eisen stelde aan zijn studenten. Zijn scherp inzicht, brede kennis en groot kritisch vermogen werkten vaak verlammend op minder begaafde toehoorders. Grote zorg besteedde hij aan de door hem geschreven leerboeken. Voor zijn colleges thermodynamica schreef hij met A.F. Peerdeman en E.H. Wiebenga een Korte inleiding tot de chemische thermodynamica (1962 en latere drukken). Een aantal overzichtsartikelen over röntgenanalyse en kristalbouw had hij reeds veel eerder gebundeld uitgegeven als een soort eerste leerboek van dit vak in het Nederlands: Voordrachten over röntgen-analyse van kristallen (1928, met A. Karssen en N.H. Kolkmeijer). Tien jaar later werd het boekje, geheel omgewerkt, opnieuw gepubliceerd door Bijvoet en Kolkmeijer (Röntgen-analyse van kristallen , 1938), waarvan reeds in 1940 een Duitse vertaling uitkwam, die vele fysici en chemici in geheel Europa met het vak vertrouwd heeft gemaakt. Na zijn emeritaat in 1962 publiceerde Bijvoet met E.H. Wiebenga het boek: Structuurbepaling door röntgendiffractie (1972) en gaf hij met W.G. Burgers en G. Hägg een tweedelig Early papers on diffraction of X-rays by crystals (1969, 1972) uit.
Grote belangstelling had Bijvoet voorts voor de opleiding van leraren, die volgens hem eigenlijk meer moesten weten en op een breder terrein thuis hoorden te zijn dan de researchchemicus. Zij immers moesten de vele vragen van de leerlingen kunnen beantwoorden, hun inzicht verdiepen en hun belangstelling opwekken. Bijvoet was een man die op zijn leerlingen een onuitwisbare indruk maakte. Hij was een onvermoeibare en veeleisende leermeester, die tevens een warme en vriendelijke belangstelling had voor het wel en wee van zijn leerlingen.
P: Volledige lijst van publikaties aanwezig in de bibliotheek Vakgroep algemene chemie van de Rijksuniversiteit Utrecht.
L: M.P. Groeneweg en A.F. Peerdeman, 'Prof. Bijvoet 80 jaar' in Chemisch Weekblad 68 (1972) 2 (4 februari) 11-12; M.P. Groenewege, A.F. Peerdeman en H.F. van Sprang in Chemisch Weekblad. Chemische Courant 76 (1980) 12 (20 maart) 126-127; E.H. Wiebenga, ibidem, 127; C.H. Mac-Gillavry en A.F. Peerdeman, in Acta crystallographica A 36 (1980) 837-838; idem, in Jaarboek Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1980, 163-167; G.S.D. King, in Jaarboek Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België 42 (1980) 261-262; M.P. Groenewege and A.F. Peerdeman, in Biographical memoirs of fellows of the Royal Society 29 (1983) 27-41.
I: Jaarboek van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1980 (Amsterdam 1981) 162.
H.A.M. Snelders
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)Laatst gewijzigd op 12-11-2013