© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: W.A.M. de Vroomen, 'Dames, Nicolaas (1862-1920)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/dames [12-11-2013]
DAMES, Nicolaas (1862-1920)
Dames, Nicolaas, kweker en hybridisateur van bolgewassen (Heemstede 29-3-1862 - Lisse 2-1-1920). Zoon van Johannes Dames, bloemkweker, en Cornelia Roozen. Gehuwd op 18-11-1896 met Anna Maria Kieft. Uit dit huwelijk werden 6 zoons en 5 dochters geboren.
Dames ging, mede als gevolg van het vroege overlijden van zijn ouders in 1873, onmiddellijk in de leer bij de hyacintenkweker Piet Bos te Heemstede.
Zijn opleiding vulde hij o.a. aan met de Dalmeijercursus voor zelfontwikkeling. In 1888 in Heemstede op zichzelf begonnen vestigde hij zich in 1896, het jaar van zijn huwelijk, in Lisse samen met Gerard F. van der Horst, met wie hij in 1893 onder de naam Van der Horst & Dames een vennootschap was aangegaan. Zij ontwikkelden naast de kwekerij een exporthandel en behoorden in 1897 tot de oprichters-leden van 'De Verzendersbond' van exporteurs van bolgewassen naar Amerika. In 1899 werd de vennootschap ontbonden en de firma N. Dames opgericht, die zich vooral op de kwekerij toelegde. Op zoek naar uitbreiding van cultuurgebied kocht Dames in 1912 in de Anna Paulowna-polder, afdeling Breezand, een vrij grote bloemisterij, waarvan hij de schuur naar de modernste inzichten liet inrichten en waarop hij Jan van Rijn als bedrijfsleider zette. De overstroming van Breezand van 13 op 14 januari 1916 maakte hem daar echter een van de ernstig gedupeerden. In 1917 nam hij A.Th. van Werkhoven in de zaak, met wie hij in 1918 ging samenwerken. Na het overlijden van Dames werd de firma door Van Werkhoven onder de naam Dames & Werkhoven voortgezet.
De persoonlijkheid van Dames wordt gekenmerkt door een zekere rusteloosheid en een niet aflatend enthousiasme voor het doen van onderzoek en experimenten, die - hoewel hij geenszins van zakelijkheid was ontbloot - soms veel geld kostten. Bij dit werk bleek zijn sterke gemeenschapszin. Hij was mededeelzaam over zijn grote kennis van de teelt, stelde zijn zakelijk inzicht graag ten dienste van anderen en bezat het vermogen de bekwaamste vakgenoten en tal van geschoolde landbouwonderzoekers rond zich te verenigen. Dames was een gezien figuur in de bollenstreek, waar iedereen hem kende. Niettegenstaande zijn zwakke gezondheid was hij uiterst mobiel en kwam, vooral per motorfiets, in de gehele streek. Vele malen was hij bestuurslid of tweede voorzitter van de afdeling Lisse der Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur. In het Weekblad van deze vereniging raakte Dames eind 1907 in fel debat gewikkeld met E.H. Krelage, die de nieuw te stichten tuinbouwschool in Haarlem wilde vestigen. Na de keuze van minister J.D. Veegens voor Lisse, had Dames van 1912 tot zijn dood zitting in de Commissie van toezicht van de rijkstuinbouwschool, thans rijks middelbare tuinbouwschool. Nog tijdens zijn leven kwamen, eveneens niet zonder zijn invloed, ook de proeftuin en het Laboratorium voor Bloembollenonderzoek te Lisse tot stand.
Bij zijn overlijden in 1920 werd Dames de grondlegger van de moderne bloembollencultuur genoemd. Men beklemtoonde dat hij zijn pionierswerk verrichtte als bloembollenkweker, nimmer krachtens enige officiële aanstelling of functie. Zijn verdiensten voor de bloembollencultuur kunnen dan ook op verschillende gebieden worden aangetoond. Hij was een van de eerste grotere gebruikers van kunstmest en in dat opzicht een experimentator en ijverig propagandist; bijzondere proefnemingen op dit gebied (ozon, elektriciteit) mislukten overigens. Als hybridisateur - een kweker die door kruisingen een nieuwe variëteit ontwikkelt -won hij tal van nieuwe tulpensoorten en enige zeer goede, thans nog gekweekte, hyacinten (o.a. Annemarie, genoemd naar zijn vrouw). Hij ontdekte dat gele Darwintulpen verkregen konden worden door de cottagetulp Bouton d'Or te kruisen met Darwintulp La Tulipe Noir. Als kweker bevorderde hij krachtig de gladiolencultuur.
Dames' belangrijkste verdiensten liggen evenwel op het gebied van de warmtebehandeling, die geleid heeft tot vermeerderingstechnieken van bolgewassen, enige vroege kennis inzake de zg. geelziektebestrijding en, last but not least, het vervroegen van de bloei. De schuurbehandelingswijzen van tegenwoordig zijn ondenkbaar zonder zijn eerdere bevindingen. Vooral het vervroegen van de bloei door middel van warmtebehandeling betekent een keerpunt in de geschiedenis van het bloembollenvak. Na enige experimenten vlak na de eeuwwisseling (waarschijnlijk gericht op ziektebestrijding), markeert het jaar 1907 het begin van doelgericht zoeken naar schuurbehandeling voor vroegbloei. Zijn in de praktijk gevonden resultaten maakten het mogelijk reeds medio 1910 geprepareerde hyacinten, met garantie voor kerstmisbloei, aan de handel aan te bieden. Toen de hyacinten met kerstmis inderdaad in bloei stonden, leidde dit tot een sensatie in de bollenstreek. In latere jaren kwam er een hechte samenwerking tot stand met een team van vakgenoten en geleerden, onder wie prof. A.H. Blaauw, P.M.J. Eldering, J. Roozen, prof. E. van Slogteren, A. Smit, K. Volkersz en J.C. van de Weyden.
De ontdekking van Dames - een van zijn standaarduitdrukkingen was: 'Het gewas ligt in de schuur' - markeert een principiële en fundamentele wijziging in de bloembollencultuur, die de weg tot verdere verbeteringen heeft gebaand en de grondslag voor de moderne cultuur heeft gelegd. De leveringsperiode van bloeiende bolgewassen werd met ten minste 25% verlengd, terwijl kwekerij en export nagenoeg onafhankelijk werden van klimaatsinvloeden. De latere enorme uitbreiding van de export had zonder deze verbeteringen nooit kunnen plaatsvinden.
De bevindingen van Dames zouden enige tijd later wetenschappelijk bevestigd worden door prof. Blaauw van de Landbouwhogeschool, terwijl 'bollendokter' Van Slogteren eerst bij Dames in de schuur, later in een lokaal van de tuinbouwschool en ten slotte samen met J.J. Beijer op het in 1920 opgerichte Laboratorium voor Bloembollenonderzoek in Lisse de temperatuurbehandeling zou uitbreiden en ook geschikt maken voor andere soorten bloembollen.
Ter nagedachtenis aan de in 1920 overleden Dames werd op 3 mei 1932 in de voortuin van het Laboratorium voor Bloembollenonderzoek en naast de rijkstuinbouwschool te Lisse een monument in natuursteen onthuld, ontworpen door B.M.A. Ingen Housz uit 's-Gravenhage. Het opschrift luidt: Voor kunde en gemeenschapszin. Tegelijkertijd werd het Nicolaas Damesfonds gesticht, dat de gouden of 'grote' Damesmedaille kan toekennen aan personen met bijzondere verdiensten. Het is de hoogste onderscheiding in het bloembollenvak.
A: Collectie-Dames onder beheer van N. Dames Pzn. te Lisse, plantboeken van 1906 en 1910 alsmede prijscouranten van 1920 en 1921 bij Dames & Werkhoven te Lisse.
P: Polemiek met E.H. Krelage over vestiging tuinbouwschool in Haarlem of Lisse in Weekblad voor bloembollencultuur 18 (1907-1908) passim; 'Over prepareeren', ibidem, 22 (1911-1912) 661; polemiek vooral met J. Roes over het belang van kweekbeperkingen in de bloembollencultuur, ibidem, 27 (1916-1917) 947 en 991; 'Is bloembollenteelt een rijksbelang?', ibidem, 28 (1917-1918) 84; voortzetting polemiek met J. Roes over inkrimping bloembollencultuur, ibidem, 28 (1917-1918) passim en 29 (1918-1919) passim.
L: Berichten over exposities in decembermaanden 1910-1913 van bloeiende hyacinten op de bloemisterij te Lisse in Weekblad voor Bloembollencultuur van die jaren (zie register). Verder C.Ph. Moerlands, 'Hyacinthen voor de kerstmisbroei', in Weekblad voor Bloembollencultuur 25 (1914-1915) 17-18; een in memoriam van Van Slogteren in Weekblad voor Bloembollencultuur 30 (1919-1920) 244; A.H. Blaauw, 'Over de periodiciteit van Hyacinthus Orientalis', in Mededeelingen van de Landbouwhoogeschool 18 (1921) 1-82; enige artikelen ter voorbereiding van de totstandkoming en onthulling van het monument ter nagedachtenis van N. Dames, ibidem, 8 augustus en 19 december 1930 alsmede Leidsche Courant, 4-5-1932; J.J. Beijer, 'De invloed van de schuurbehandeling op de bloemkwaliteit van de hyacinth', in Weekblad voor Bloembollencultuur 46 (1936) passim; E. van Slogteren, 'The influence of difficult temperatures on developement, growth and flowering of hyacinths, tulips and daffodils', in Die Gartenbauwissenschaft 11 (1937) 17-34; E.H. Krelage, Drie eeuwen bloembollenexport ('s-Gravenhage, 1946); L. Knuvelder, In Lisse maakt men lente. Bloembollenzorg "van wieg tot graf" [Amsterdam, 1955] AO-reeks; H.J. Voors, Honderd jaren bloembollencultuur [Haarlem, 1960] 52; P. Krabbendam, Bloembollenteelt. Herz. door A.A. Baardse. 8e dr. (Zwolle, 1968) III: 'De hyacint', 88; J.F.Ch. Dix, 'Nicolaas Dames 1862-1920' in Bloembollencultuur 82 (1971-1972) 343; R.A.J. Dix, Een eeuw lang tussen de bloemen. J.F.Ch. Dix 1881-1981 ['s-Gravenhage [etc.], 1981].
W.A.M. de Vroomen
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)Laatst gewijzigd op 12-11-2013