© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: L.B. Holthuis, 'Dammerman, Karel Willem (1885-1951)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/dammerman [12-11-2013]
DAMMERMAN, Karel Willem (1885-1951)
Dammerman, Karel Willem, zoöloog (Arnhem 4-7-1885 -Voorburg 19-11-1951). Zoon van Hendrik Jacob Dammerman, assuradeur, en Elisabeth Elsina van Veen. Gehuwd op 13-3-1922 met Jantina Catharina Reinders, die uit een eerder huwelijk 1 dochter meebracht. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren.
Dammerman doorliep de lagere school en het gymnasium (1897-1904) te Arnhem. Hij deed zijn eindexamen gymnasium-B in juni 1904 en begon daarna zijn studie in de biologie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht; het doctoraal examen werd in 1908 afgelegd. Van september 1907 tot mei 1908 was hij assistent van prof. A.A.W. Hubrecht in het zoölogisch laboratorium te Utrecht en vervolgens tot 1 mei 1910 assistent aan het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie te Leiden, eerst in de afdeling weekdieren, later in die van de insekten. In zijn Leidse tijd werkte Dammerman onder leiding van prof. J. Boeke aan zijn dissertatie en hij promoveerde op 17 juni 1910 cum laude te Utrecht op een proefschrift getiteld Der Saccus vasculosus der Fische, ein Tiefeorgan (promotor A.A.W. Hubrecht).
In november 1910 vertrok Dammerman naar het toenmalige Ned.-Oost-Indië, waar hij te Buitenzorg als entomoloog verbonden werd aan de afdeling Botanische Laboratoria van het departement van Landbouw; in 1912 werd een afzonderlijke afdeling (later Laboratorium genaamd) voor Plantenziekten opgericht, los van de Botanische Laboratoria, en Dammerman zette zijn werk als entomoloog in de nieuwe afdeling tot 1917 voort. Na terugkeer van zijn Nederlands verlof volgde in juli 1919 de benoeming tot conservator aan het Zoölogisch Museum te Buitenzorg en in 1928 tevens die tot assistent der directeur en later onder-directeur van 's Lands Plantentuin, waarvan het Museum een onderdeel vormde. Van 31 juli 1932 af was Dammerman tot zijn pensionering in februari 1939 directeur van 's Lands Plantentuin, terwijl hij directeur van het Zoölogisch Museum bleef. Op 19 november 1939 kwam hij in Nederland terug.
In de eerste tien jaar van zijn Indische tijd verrichtte Dammerman veel toegepast entomologisch onderzoek, zoals duidelijk wordt uit zijn vele publikaties op dat gebied, culminerend in zijn monumentale Landbouwdierkunde van Oost-Indië, dat in 1919 het licht zag en waarvan in 1929 een herziene Engelse uitgave verscheen. In de tijd dat hij aan het Zoölogisch Museum verbonden was gaf Dammerman zijn aandacht vooral aan de zoogdieren van de Indische Archipel, zowel de recente als de prehistorische, en aan de zoögeografie van de Archipel, waartoe ook zijn studie van de ontwikkeling van de nieuwe fauna van Krakatau na de uitbarsting van 1883 gerekend moet worden. Verder richtte hij zijn belangstelling op de tropische bodemfauna en die van de grotten, beide toenmaals sterk verwaarloosde onderwerpen. Voor zijn onderzoekingen ondernam Dammerman verschillende tochten, o.a. naar de Riouw Archipel, de Karimundjawa Eilanden, Bawoan en de Kangean Eilanden, naar Soemba en verschillende delen van Java; ook Krakatau werd door hem herhaaldelijk bezocht. Zijn studie van de fauna van Krakatau leidde in 1948 tot de publikatie van zijn grote monografie The fauna of Krakatau 1883-1933, dat nog steeds een standaardwerk is. Onder zijn kundige leiding en door zijn initiatief en werkkracht groeide het Zoölogisch Museum te Buitenzorg van een 'rariteitenkabinet' uit tot een over de gehele wereld vermaarde wetenschappelijke instelling. Ook in zaken van natuurbescherming was Dammerman zeer actief; van de Nederlandsch-Indische Vereeniging tot Natuurbescherming was hij van de oprichting in 1912 af secretaris en daarna, van 1919 tot 1932, voorzitter. Hij was een stuwende kracht achter legislatie en uitvoering van natuurbeschermingswetten en bevorderde waar mogelijk het instellen van wildreservaten en beschermde gebieden. Dammerman was van 1919 tot en met 1938 redacteur van het wetenschappelijke zoölogische tijdschrift Treubia (een uitgave van 's Lands Plantentuin) en van 1923 tot 1934 van het meest populaire De Tropische Natuur. Orgaan van de Nederlandsch-Indische Natuurhistorische Vereeniging.
Na zijn terugkeer in Nederland bleef Dammerman wetenschappelijk zeer actief: vanaf 1940 werkte hij in het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie te Leiden, waar hem ruimte ter beschikking gesteld was, aan het voor publikatie gereedmaken van zijn monografie over Krakatau en het uitwerken van andere wetenschappelijke aantekeningen. Op 14 januari 1943 werd hij door het museum benoemd tot honorair wetenschappelijk medewerker. In 1942 nam hij de leiding op zich van het oecologisch onderzoek naar de fauna van de toen juist drooggevallen Noordoostpolder, welk onderzoek echter door de oorlogsomstandigheden ten slotte afgebroken moest worden. Ook verdiepte Dammerman zich in problemen van de zoölogische nomenclatuur. Van 1947 tot 1951 was hij president van de Nederlandse Entomologische Vereniging.
De kennis van de dierenwereld van de Maleise Archipel, en vooral die van de terrestre fauna, is door Dammermans toedoen sterk uitgebreid, niet alleen door zijn gedegen publikaties, doch ook door de vele moeite die hij zich met succes getroostte om het zuiver wetenschappelijk en toegepast zoölogisch onderzoek in Ned.-Indië te stimuleren.
Zijn verdiensten vonden erkenning in binnen- en buitenlandse onderscheidingen en in een lidmaatschap als correspondent van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (1935-1940). Dammerman, die in Indië en Nederland tot de vrijmetselarij behoorde, was een uiterst zwijgzame persoonlijkheid (vandaar zijn bijnaam 'Carolus taciturnus'), gereserveerd en zelfs wat verlegen, maar in intieme kring zeer onderhoudend, geestig en soms zelfs uitgelaten, waarbij zijn gevoeligheid, beminnelijkheid en grote belangstelling voor zijn omgeving duidelijk naar buiten traden.
A: Archief-Dammerman in het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie te Leiden.
P: Bibliografie in Treubia 21 (1952) 476-480; aparte lijst van zijn entomologische publikaties in Tijdschrift voor entomologie 96 (1953) 1-2 (15 september) 11-12.
L: W.M. Docters van Leeuwen, in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 1951-1953. Levensberichten 70-72; M.A. Lieftinck, in Treubia 21 (1952) 476-480; H. Boschma, in Vakblad voor biologen 32 (1952) 1 (januari) 1-2; W. Roepke, in Tijdschrift voor entomologie 96 (1953) 1-2 (15 september) 9-11.
I: Website Indonesian Caves Life: http://cavernicoles.files.wordpress.com/2007/05/dammerman.jpg [6-2-2008].
L.B. Holthuis
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)Laatst gewijzigd op 12-11-2013