© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: W.J.M. Klaassen, 'Doude van Troostwijk, Willem Isaac (1868-1957)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/doude [12-11-2013]
DOUDE VAN TROOSTWIJK, Willem Isaac (1868-1957)
Doude van Troostwijk, Willem Isaac, diplomaat (Nieuwersluis, gem. Loenen 3-3-1868 - Murten (Zwitserland) 26-11-1957). Zoon van Willem Isaac van Beusekom (wijziging geslachtsnaam bij KB d.d. 6-8-1860 nr. 24 in Doude van Troostwijk), burgemeester van Loenen, en Sara Louise Luzac. Gehuwd op 21-10-1897 met jkvr. Woltera Gerardina Irmgard van Schuijlenburch. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren. Na haar overlijden (14-2-1912) gehuwd op 27-3-1917 met Sophia Frederika Mathilda barones Taets van Amerongen, vrouwe van Natewisch. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.
Willem Isaac, afkomstig uit een gegoed Betuws geslacht, volgde een gymnasiale opleiding en studeerde in de rechten te Utrecht. In 1895 promoveerde hij daar achtereenvolgens op stellingen bij H.J. Hamaker en J. de Louter tot doctor in de rechts- en staatswetenschappen; vervolgens werkte hij bij het kantongerecht te Wijk bij Duurstede.
Doude trad per 1 januari 1902 in dienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken; hoofdcommies geworden, vroeg hij ontslag met ingang van februari 1905. Na een periode van reizen door Europa werd hij in 1907 secretaris-generaal van de Tweede Vredesconferentie in Den Haag. Als gezant te Lissabon vanaf juni 1908 kreeg Doude een afkeer van het 'roekelooze politieke spel' dat de leiders van de grootste Portugese partijen bedreven. De omverwerping van het koningschap in 1910 bracht in zijn ogen zeker geen verbetering van de toestand. Na november 1910, toen hij eveneens belast werd met de behartiging van de Nederlandse belangen in Spanje, moest hij zijn tijd verdelen tussen Lissabon en Madrid; in de laatstgenoemde stad liet hij veel zaken over aan de gezantschapssecretaris.
Met ingang van januari 1913 was Doude weer werkzaam aan het departement in Den Haag, vanaf 1 maart 1914 als chef van het kabinet van de minister. Als zodanig de naaste adviseur van minister J. Loudon tijdens de Eerste Wereldoorlog, hechtte hij zeer aan de Nederlandse neutraliteit (zie C. Smit, Hoogtij der neutraliteitspolitiek. De buitenlandse politiek van Nederland, 1899-1919 (Leiden, 1959) 130). Doude bepleitte terughoudendheid van de regering bij het geven van garanties voor invoer van goederen door particulieren en leverde binnenskamers kritiek op haar tegemoetkomingen aan de Nederlandsche Overzee Trustmaatschappij. In zijn contacten met de vertegenwoordigers van de oorlogvoerende mogendheden moest Doude vertrouwen wekken naar beide zijden; gezien het feit dat de Duitse gezant F. Rosen hem 'uns [immerhin] freundlich gesinnt' (Bescheiden... 1848-1919 3e periode VIII, 145) noemde en dat hij de verhouding tussen Nederland en Duitsland tegenover de Britse gezant A. Johnstone in vrij donkere kleuren schilderde, lijkt hij daarin wel geslaagd te zijn. Doude werd door minister H.A. van Karnebeek als chef van zijn kabinet gehandhaafd tot 15 november 1919, toen hij op eigen verzoek disponibel gesteld werd. Dat bleef hij ruim vier jaar, zij het dat hij gedurende de conferentie van Washington (oktober 1921 -maart 1922) optrad als waarnemend chef van de afdeling Diplomatieke Zaken.
Op 1 februari 1924 nam Doude het gezantschap te Bern op zich. Deze functie, waaraan de vertegenwoordiging van Nederland bij de Volkenbond gekoppeld was, heeft hij met genoegen vervuld tot zijn ontslag per 16 oktober 1934. Nederland had geen politieke en, zelfs in het begin van de jaren dertig, weinig economische moeilijkheden met Zwitserland. Doude vatte respect op voor het hoofd van het Politieke Departement te Bern, G. Motta, en in het algemeen voor 'het bewonderenswaardig evenwicht' dat de Zwitserse politiek kenmerkte. Na zijn pensionering bleef hij in de omgeving van Bern wonen.
Doude van Troostwijk had een uitgesproken statische wereldbeschouwing en een stoïcijnse levensopvatting. Daarnaast was zijn praktische handelwijze kenmerkend; hij gaf zelf verre de voorkeur aan mondeling overleg boven het indienen van een nota. Toch hoedde hij zich voor onnodige besprekingen: 'Zoolang de zaken blijven loopen, is het beter niet met vragen te komen', schreef hij op 15 september 1932 in verband met de contingering van de Zwitserse import. De invloed van Doude, een diplomaat van de oude stempel, was het grootst ten tijde van de Eerste Wereldoorlog.
L: Handelsverdragspolitiek van Nederland. Notulen van de vergaderingen en Conclusies eener Commissie, ingesteld aan het Departement van Buitenlandsche Zaken... ('s-Gravenhage, 1928) 398-407, 412-432 en 577-580; Bescheiden betreffende de buitenlandse politiek van Nederland 1848-1919. Derde periode 1899-1919. Uitg. door C. Smit ('s-Gravenhage 1962-1973) IV, V, VII, VIII (RGP nrs. 109, 116, 117, 137, 145) en Documenten betreffende de buitenlandse politiek van Nederland 1919-1945. Periode A 1919-1930. Uitg. door J. Woltring ('s-Gravenhage, 1980) III (RGP nr. 173).
I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 382.
W.J.M. Klaassen
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)Laatst gewijzigd op 12-11-2013