© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: S.B.J. Zilverberg, 'Feith, Johan Adriaan (1858-1913)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/feith [12-11-2013]
FEITH, Johan Adriaan (1858-1913)
Feith, Johan Adriaan (jhr. bij kb van 5-6-1905 nr. 78), archivaris (Groningen 25-9-1858 - Groningen 28-1-1913). Zoon van Hendrik Octavius Feith, archivaris, en Wilhelmina Woltera Dull. Gehuwd op 25-6-1885 met jkvr. Henriette Pauline Gockinga. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 2 dochters geboren.
Feith, telg van een geslacht dat sedert drie generaties te Groningen woonde, liet zich na het eindexamen gymnasium in 1877 inschrijven als juridisch student aan de Rijksuniversiteit te Groningen. Hij nam actief deel aan het studentenleven en maakte zich bijzonder verdienstelijk voor de maskerade van 1879. In 1885 behaalde hij de doctorsgraad in de rechtsgeleerdheid bij J. Domela Nieuwenhuis op het proefschrift Het gericht van Selwerd. Het wekte geen verwondering dat hij in de voetstappen van zijn vader trad en voor een loopbaan in het archiefwezen koos. Na aan het rijksarchief te Groningen eerst in 1884 tijdelijk te zijn aangesteld werd hij in 1887 commieschartermeester en in 1892, als opvolger van zijn vader rijksarchivaris.
Feith verrichtte belangrijke arbeid met het laten overbrengen naar het rijksarchief van archieven van Groninger families en waterschappen. Bij burgemeester en wethouders wees hij op de wenselijkheid van een apart gemeentearchief. Ten aanzien van het archiefbeheer sloeg Feith andere wegen in dan zijn vader door af te stappen van de chronologische en over te gaan tot de systematische indeling van de bescheiden. Feith was het ook die met S. Muller Fzn. en R. Fruin in opdracht van de Vereeniging van archivarissen in Nederland (waarvan hij in 1891 een der oprichters en nadien tot aan zijn dood bestuurslid was) de uitgave bezorgde van de Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven (1898). Deze handleiding was baanbrekend voor de theorie van archiefordening, omdat hierin het zogenaamde herkomstbeginsel met veel nadruk voor het eerst theoretisch en praktisch werd verdedigd. De invloed van S. Muller Fzn. bij de voorbereiding van deze gids was zeer groot geweest. Veel tijd besteedde Feith voorts aan de totstandkoming van het Gronings Museum van Oudheden, dat in 1894 een waardig onderdak kreeg en in de jaren 1901 tot 1907 aanzienlijk werd uitgebreid.
Voor het historisch onderzoek maakte hij zich verdienstelijk met uitgaven als De kroniek van Sicke Benninge (1887. 2 dl.) en samen met H. Brugmans De kroniek van AbelEppens tho Equart (1911.2 dl.). Vermelding verdient ook Feiths bijdrage aan de uitgave van het Oorkondenboek van Groningen en Drenthe (1896-1899. 2 dl.). Als lid van het Groninger Historisch Gezelschap verleende hij zijn medewerking aan de bundels Historische avonden (1896 en 1907). Om een groter publiek te bereiken dan alleen de vakgenoten nam Feith het initiatief tot publikatie van de Groningsche Volksalmanak (sinds 1889), waarin vrijwel jaarlijks aangenaam leesbare pennevruchten van zijn hand verschenen.
Ook op andere wijze diende Feith de publieke zaak. Als liberaal lid van de gemeenteraad (sinds 1889) en van de Provinciale Staten (sinds 1901) genoot hij groot gezag, vooral ook om zijn gedegen juridische en historische kennis. Een kandidatuur voor het lidmaatschap van de Tweede Kamer wees hij van de hand.
Sedert 1905 ging Feiths gezondheidstoestand sterk achteruit. Een hartaanval noopte hem zijn activiteiten grondig te beperken en vele van zijn lidmaatschappen op te zeggen. Tot aan zijn levenseinde bleef hij zich met zijn gehele persoon wijden aan het rijksarchief, maar hij zag geen kans meer al zijn plannen te verwezenlijken. Na een periode van langdurig ziekteverzuim ging hij weer aan de arbeid en nog vrij onverwacht overviel hem de dood in de werkkamer van zijn archief.
Feith was een bescheiden en beminnelijk man, op wie men nooit tevergeefs een beroep deed. Zijn vroege heengaan werd alom als een zware slag beschouwd.
P: Volledige bibliografie achter het hierna genoemde Levensbericht van S. Gratama.
L: S. Gratama, in Levensberichten der afgestorven medeleden van de Maatschappij der Nederland-sche Letterkunde te Leiden... 1912-1913, 145-173; S. Muller Fz., in Nederlandsch Archievenblad 21 (1912-1913) 103-106; J. Huizinga, in Bulletin van den Neder landschen Oudheidkundigen Bond 2e serie 6 (1913) 41^3; P. J. Blok, in Groningsche Volksalmanak voor het jaar 1914, 1-13.
I: Groningsche Volksalmanak voor het jaar 1914 afbeelding tegenover pagina 1.
S.B.J. Zilverberg
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)Laatst gewijzigd op 12-11-2013