Keesing, Frans Arnold George (1913-1972)

 
English | Nederlands

KEESING, Frans Arnold George (1913-1972)

Keesing, Frans Arnold George, econoom (Hilversum 7-8-1913 - Washington DC 17-10-1972). Zoon van Aaron Keesing, leraar, en Francisca Agnes Antonia Gunzel. Gehuwd op 4-4-1939 met Geertruida Kok. Uit dit huwelijk werden 4 zoons geboren.

Keesing kwam uit een leraarsgezin. Zijn vader onderwees o.a. kosmografie en wiskunde aan de tweede Openbare Handelsschool te Amsterdam. De zoon bezocht de befaamde eerste Openbare Handelsschool op het Raamplein in Amsterdam. Van 1929 tot 1936 studeerde hij economie aan de faculteit der economische wetenschappen van de Universiteit van Amsterdam, waar hij in 1936 het doctoraal examen aflegde. In 1939 verwierf hij aan dezelfde universiteit, met als promotor H. Frijda, cum laude de doctorsgraad op een glashelder geschreven en nog steeds lezenswaardig proefschrift: Het evenwichtsbegrip in de economische literatuur (Purmerend, 1939). In deze overwegend methodologische studie komt hij tot de slotsom dat de economische theorie aan betekenis zou winnen indien zij zich in meerdere mate zou richten op de opsporing van feitelijke causale relaties. Alleen dan zou naar zijn overtuiging de heersende kloof tussen theorie en empirie kunnen worden overbrugd. Van deze voorkeur voor een empirische benadering van economische vraagstukken getuigen eveneens Keesings opstel 'Econometrie' en zijn bespreking van het boekje Econometrie door J. Tinbergen, beide opgenomen in De Economist van 1941.

Intussen aanvaardde Keesing, nagedurende korte tijd bij Unilever in Londen werkzaam te zijn geweest, in 1939 een functie bij het toenmalig Research Bureau van de directie van Handel en Nijverheid van het departement van Economische Zaken. Hoewel ten gevolge van de oorlogsomstandigheden de activiteiten op de afdeling gering waren, was deze tijd voor Keesing in wetenschappelijk opzicht zeer vruchtbaar. In deze periode onstond, als uitvloeisel van een cursus voor ambtenaren, in samenwerking met zijn chef S. Korteweg, het befaande leerboek van Korteweg en Keesing, Het moderne geldwezen (Amsterdam, 1945). Dit boek, waarvan in 1974 de 13e druk verscheen, was voor vrijwel alle naoorlogse economiestudenten hèt leerboek voor de geldtheorie. Het behield zijn actualiteit doordat het steeds werd gemoderniseerd, zij het na 1971 met medewerking van auteurs van een jongere generatie. Een tweede omvangrijke publikatie, die eveneens gedurende de oorlogsjaren werd voorbereid, was De conjuncturele ontwikkeling van Nederland en de evolutie van de economische overheidspolitiek 1918-1939 (Utrecht [etc.], 1947. Fotomech. herdr. Nijmegen, 1978). In dit boek geeft Keesing een chronologische beschrijving van het conjunctuurbeloop en het in Nederland gevoerde conjunctuurbeleid tijdens het interbellum. Hij onderscheidt drie periodes: 1918-1925, 1925-1933 en 1933-1939, die aansluiten op de ontwikkeling van vrijheid naar gebondenheid in het economische beleid van deze jaren. Dit beleid werd volgens Keesing gekenmerkt door conservatisme en traditionalisme en stoelde op de principiële opvatting van de regering dat de overheid ten aanzien van de economische gang van zaken geen taak bezat. Keesing wijst deze politiek af en betoont zich voorstander van een actieve economische politiek. Deze monografie, waarvan in 1942 met zijn artikel 'De hoofdtrekken van de Nederlandsche conjunctuur na den wereldoorlog', in het Maandschrift Economie 7 (1941 -l 942) 378-426, reeds een voorstudie verscheen, is nog steeds de belangrijkste bron voor degenen die zich met de economische geschiedenis van die jaren bezighouden.

Hoewel Keesings grootouders van vaderszijde beiden joods waren, ontkwam Keesing, evenals zijn vader, als gemengd gehuwde aan de Duitse vervolgingen. Na afloop van de Tweede Wereldoorlog aanvaardt Keesing een functie op het departement van Financiën. Zijn voornaamste taak ligt op het terrein van het internationale betalingsverkeer, dat ten gevolge van de oorlogsomstandigheden was vastgelopen. Als raadadviseur van dit ministerie was hij voor Nederland ten nauwste betrokken bij de besprekingen over de regelingen van het betalingsverkeer tussen de Beneluxlanden en bij onderhandelingen over de vormgeving van het internationale betalingsverkeer. Intussen was Keesing tevens in 1946 aan de Universiteit van Amsterdam benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de leer van het geld, het krediet en de internationale economische betrekkingen. Zijn oratie, getiteld Bretton Woods (Amsterdam, 1947), naar de plaats waar in 1944 de overeenkomst tot oprichting van het Internationale Monetaire Fonds en de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling - thans Wereldbank - werd geconcipieerd, getuigt van Keesings ambtelijk beleidsterrein en zijn belangstelling voor de actualiteit. Mede hierom waren zijn doctoraal colleges bij de Amsterdamse studenten zeer in trek. Niet zelden spoedde Keesing zich, terugkerend van een internationale bespreking, rechtstreeks naar de collegezaal of was hij weer op weg naar de onderhandelingstafel. Een belangrijke mijlpaal in de regulering van het internationale betalingsverkeer is de oprichting van de Europese Be-talings Unie (EBU) in 1950 geweest. Keesing mag beschouwd worden als een der geestelijke vaders van deze regeling, die de grondslag vormde voor de naoorlogse liberalisatie van het handelsverkeer. Tussen zijn ambtelijke en docerende bezigheden door verzorgde Keesing tal van grotere en kleinere publikaties, zoals de monografie De Europese beta-lingsunie (Amsterdam, 1950), en de herdrukken van het hiervoor reeds genoemde leerboek.

Ondanks zijn briljante kwaliteiten werd Keesing door de toenmalige minister van Financiën, P. Lieftinck, minder geschikt geacht als lid van het besturend college van de EBU. De overweging daarbij was vermoedelijk dat Keesing in beleidskringen soms aanleiding gaf tot irritatie wegens zijn soms messcherpe wijze van formuleren. Lieftinck benoemde Keesing daarom voor slechts één jaar tot bewindvoerder van de EBU. Daarna zou in oktober 1951 zijn zetel worden bezet door S. Posthuma, toentertijd directeur van De Nederlandsche Bank. Keesing was zeer teleurgesteld, maar behield de eer aan zichzelf. Hij vroeg per 30 juli 1951 ontheffing wegens het aanvaarden van een werkkring bij het Internationale Monetaire Fonds (IMF) in Washington. Keesing werd hoofd van de afdeling deviezen-beperking. Hij nam eveneens afscheid van de economische faculteit van de Universiteit van Amsterdam. Ook publicistisch liet hij sindsdien minder van zich horen. In 1964 wordt Keesing benoemd tot directeur van het dan juist opgerichte opleidingsinstituut van het IMF. Dit instituut, dat monetair en financieel gerichte cursussen biedt aan functionarissen van ministeries van Financiën en centrale banken uit overwegend ontwikkelingslanden, is onder Keesings leiding uitgegroeid tot een gerenommeerde instelling, die van grote betekenis is voor de jonge landen, die sinds 1960 in groten getale tot het IMF zijn toegetreden.

Keesing was een scherpzinnig theoreticus en een praktisch econoom, die sinds zijn eersteling over 'De Poolsche Corridor' in De Economist van 1934 regelmatig publiceerde. Hij was daarnaast een bekwaam onderhandelaar en organisator, die zijn talenten ten behoeve van de samenleving aanwendde. Opvallend daarbij is zijn mondiale gerichtheid. Hoewel Nederlander gebleven, heeft hij sinds 1951 niet meer in Nederland gewoond. Zijn bekendheid dankt hij aan zijn handboek, waarvan hij de lotgevallen heeft beschreven in een postuum verschenen artikel 'De geschiedenis van een boek' in Mens en keuze. Opstellen aangeboden aan prof. drs. S. Korteweg... Onder red. van H. de Haan [et al.] (Amsterdam, 1972) 211-221.

P: Behalve de in de tekst genoemde publikaties: 'De economische theorie en het evenwichtsbegrip', in De Economist 89 (1940) 673-684; 'Het probleem der economische data', ibidem, 91 (1942) 137-164; 'De Britsche en Amerikaansche valutaplannen', ibidem, 92 (1943) 338-362; 'Het inter-Europese betalingsverkeer', in Economisch-Statistische Berichten 33 (1948) 644-646; 'Stabiele of fluctuerende wisselkoersen?' ibidem, 35 (1950) 224-226; samen met B.A. de Vries 'The use of bilateral agreement cur-rencies for trade with third countries', in Stuff Papers International Monetary Fund':> (1956) 170-199; '75 jaar internationaal betalingsverkeer', in Hou' en Trouw. Vereniging van oud-leerlingen der Openbare Handelsscholen te Amsterdam. Jubileum-uitgave ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan, 1885-18 juni 1960. [Onder red. van R.W. van der Wal] (Amsterdam, 1960) 79-90; samen met C. Dupont, 'The Yugoslav economie System and instruments ofYu-goslav economie policy: a note', in Stoff Papers International Monetary Fund 8 (1960-1961) 77-84; 'Monetaire overpeinzingen in de United States', in Schoorsteen welvaart (Leiden, 1971) 117-129.

L: P. Hennipman, in De Economist 121 (1973) 209-212.

M.M.G. Fase


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013