Klapwijk, Gerrit Coraelis (1920-1981)

 
English | Nederlands

KLAPWIJK, Gerrit Coraelis (1920-1981)

Klapwijk, Gerrit Coraelis, luchtvaartindustrieel en voorvechter Europese luchtvaart ('s-Gravenhage 26-3-1920 - Brussel 22-1-1981). Zoon van Hendrik Pieter Klapwijk, commissionair in groenten en fruit, en Margaretha Ceelen. Gehuwd op 3-6-1948 met Anna Henriette Oldeboom. Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 2 dochters geboren.

Gerrit Klapwijk kwam uit een gereformeerd, kinderrijk gezin: hij was de oudste van 3 jongens en 3 meisjes. Zijn middelbare opleiding volgde hij met succes aan het Gereformeerd Gymnasium in Den Haag. Op 19-jarige leeftijd besloot hij tot een juridische opleiding aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Door militaire dienstplicht vóór de oorlog en door sluiting van de universiteit werd deze studie onderbroken. In 1946 slaagde hij voor het doctoraal examen.

Toen na de oorlog Fokker's bestuurder, J.E. van Tijen, het pleit won voor het voortbestaan van een zelfstandige vliegtuigindustrie in ons land door de vorming van de zg. 'Commissie-Tromp' en het regeringsbesluit van 14 mei 1946 tot steun aan en continuïteit van de Nederlandse vliegtuigindustrie, kwam het Nederlandse Instituut voor Vliegtuigont-wikkeling (NIV) in Delft tot stand. Voorzitter werd prof. H.J. van der Maas. Gerrit Klapwijk kreeg de functie van secretaris-thesaurier van dit instituut. Tevens werd hij in dezelfde functie benoemd bij het Nationaal Luchtvaart Laboratorium in Amsterdam (NLL, later NLR genoemd door de ruimtevaart-activiteiten in ons land).

Klapwijk speelde in de naoorlogse ontwikkeling van vliegtuigen en later ook in de ruimtevaart een belangrijke rol aan de onderhandelingstafel met de industrie. Hij was een groot voorstander van Europese samenwerking in de lucht- en ruimtevaart, om aan de Amerikaanse hegemonie in deze belangrijke sector het hoofd te bieden. Hij was doordrongen van het feit dat dit noodzakelijk was om als Europese vliegtuigindustrie te kunnen overleven. Daarom steunde hij het initiatief van ir. P.J.C. Vos van Fokker G. Hereil van Sud-Aviation die in 1950 de Association Internationale des Constructeurs de Matériel Aéronautique (AICMA), later Association Européenne des Constructeurs de Matériel Aérospatial (AECMA), oprichtten.

Toen in het begin van de jaren zestig de strijd ontbrandde over de keuze van de Maritime Patrol Aircraft (MPA) - een nieuw maritiem partrouillevliegtuig - werd Klapwijk benoemd als secretaris-thesaurier in de stuurgroep van de Noordatlantische Verdragsorganisatie en voorzitter van de administratieve subcommissie voor de MPA. De keuze van Frankrijk, Duitsland, Nederland en Italië viel uiteindelijk op de Breguet 'Atlantic'. De Britse 'Nimrod' en de Amerikaanse 'Orion' vielen af. De subcommissie was verantwoordelijk voor alle financiële, juridische en contractuele aspecten van het 'Atlantic'-project in het internationale consortium dat voor de bouw van dit marinevliegtuig was gevormd, en dat bestond uit Frankrijk, Duitsland, Nederland, Engeland en Italië. Voor zijn bijzondere verdiensten in deze functie werd Gerrit Klapwijk in 1962 door de Franse regering onderscheiden met de medaille van de l'Aéronautique Française.

Bij het NIV, dat verantwoordelijk is voor de ontwikkelingsopdrachten in de Nederlandse lucht- en ruimtevaart, was Klapwijk een zeer capabele onderhandelaar, die respect en bewondering afdwong. In de periode 1946-1963 was hij mede verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de Fokker S. 12, S. 13, S. 14, F.27 'Friendship' en F.28 'Fellowship' vliegtuigen. Al deze projecten konden door financiële steun van de Nederlandse Staat via het NIV (later NIVR geheten) worden gerealiseerd. Ook de belangrijke rol die ons land in Europese consortia speelt is mede door Klapwijk mogelijk geworden. In 1963 werd hij benoemd tot financieel directeur van de Europese organisatie voor de luchtverkeersbeveiliging Eurocontrol in Brussel en in 1968 aanvaardde hij zijn benoeming tot algemeen directeur van de NV Koninklijke Nederlandse Vliegtuigenfabriek Fokker.

Door een acute en later chronische gewrichtsaandoening, die voor Klapwijk een ernstige handicap vormde, liet hij zich niet weerhouden zijn activiteiten voort te zetten. Toen Fokker in 1969 besloot een fusie aan te gaan met de Duitse vliegtuigenfabriek Vereinigte Flugtechnische Werke (VFW) GmbH, aanvaarde hij het lidmaatschap in de raad van bestuur van de 'Zentralgesellschaft' VFW-Fokker in Düsseldorf. In 1973 werd hij benoemd tot vice-voorzitter van deze raad, en sedert het aftreden van W. Knieper, eind 1974, hanteerde hij de voorzittershamer. Gerrit Klapwijk speelde een belangrijke rol in het verdedigen van de Nederlandse belangen in het concern, als tegenspeler van de machtige Duitse groep. Op eigen verzoek nam hij op 1 juli 1978 ontslag uit deze functie, omdat hij, althans volgens de gelegenheidsformule, van mening was wegens de snel verslechterende omstandigheden bij de Duitse poot van het concern deze post niet optimaal te kunnen vervullen. In werkelijkheid echter vertrok hij onder druk van de Duitse regering, die hem de schuld gaf van de geleden verliezen bij VFW-Fokker en in hem een tegenstander zag van de door haar gewenste samenwerking binnen de Duitse vliegtuigindustrie. Zijn opvolger werd F. Swarttouw, afkomstig van de Europe Container Terminus in Rotterdam. Op verzoek van de raad van commissarissen van de NV Koninklijke Nederlandse Vliegtuigenfabriek Fokker, houdster van 50% van de aandelen van de VFW-Fokker-groep, bleef hij het voorzitterschap van deze vennootschap uitoefenen, en vervulde hij tot 1979 de functie van voorzitter van o.m. de Raad van commissarissen van de Nederlandse werkmaatschappij Fokker-VFW bv en de verkoopmaatschappij Fokker-VFW International BV. Tevens was hij vice-voorzitter van de raad van commissarissen van de Belgische SABCA-fabrieken en lid van het bestuur van het Nederlandse Instituut voor Vliegtuigbouw en Ruimtevaart (NIVR).

Op 22 januari 1981 overleed Gerrit Klapwijk als gevolg van een verkeersongeval in Brussel.

A: Interview voor VPRO- TV op 23 oktober 1977 in de rubriek 'Boomen'.

P: 'De ontwikkeling van de Nederlandse en West-europese vliegtuigindustrie', in De Ingenieur 88 (1976) 88-93; 'Why all the talk about the aerospace industry', in Friendship bulletin 20 (1976) 4 (,) 2-9.

L: Th. Klein en Ch. Evers, 'Kasplantje Fokker-VFW moet worden gekoesterd', in Haarlems Dagblad, 25-11-1977.

H.A. Somberg


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013