© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: Harry G.M. Prick, 'Kloos, Willem Johannes Theodorus (1859-1938)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/kloos [12-11-2013]
KLOOS, Willem Johannes Theodorus (1859-1938)
Kloos, Willem Johannes Theodorus, letterkundige (Amsterdam 6-5-1859 - 's-Gravenhage 31-3-1938). Zoon van Johannes Kloos, kleermaker, en Anna Cornelia Ameise. Gehuwd op 4-1-1900 met Jeane Henriette Reine Reijneke (toevoeging voornaam Reijneke bij vonnis Arr. Rb. te 's-Gravenhage op 15-6-1876) van Stuwe, schrijfster (bekend onder de naam Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe). Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.
Kloos' moeder overleed nog voor zijn tweede levensjaar. Zijn vader hertrouwde in 1861 met Sophia Petronella van Beresteyn, weduwe van W.J. de Roever ('De ijskille' en 'Het stiefmensch' uit Kloos' Binnengedachten). Op de HBS aan de Keizersgracht te Amsterdam (1873-1877) is W. Doorenbos zijn leraar voor geschiedenis. De dood van een vroegere klasgenoot. Jan Beckering, brengt Kloos in 1877 tot het schrijven van Duitse verzen. Privé-lessen Grieks en Latijn, ook van Doorenbos, bereiden hem voor op de studie klassieke letteren aan de Universiteit van Amsterdam.
In 1879, Kloos' eerste collegejaar, wordt zijn gedichtfragment 'Rhodopis' door De Gids geweigerd. Met Jacques Perk, een leeftijdgenoot met even literaire ambities, vindt in november 1879 het eerste contact plaats: het begin van een intieme vriendschap. In december debuteert Kloos als criticus, met een beschouwing over 'Lilith en De Gids', in De Nederlandsche Spectator onder het pseudoniem Q.N. De voor Kloos zo belangrijke briefwisseling met Carel Vosmaer (uitgegeven door G. Stuiveling in 1939) neemt een aanvang in 1880, het jaar waarin hij debuteert als dichter, en wel met 'Rhodopis' in het tijdschrift Nederland. Verzameling van oorspronkelijke bijdragen van Nederlandsche letterkundigen. Samen met Perk reist hij naar België; hij voorziet een handschrift van diens dichtwerk de Mathilde-cyclus van aantekeningen. In april 1881 verbreekt Perk niettemin de vriendschap. In juni van dat jaar woont Kloos de oprichtingsvergadering bij van de letterkundige vereniging Flanor. Hij gaat meewerken aan De Amsterdammer en schrijft, naar aanleiding van Perks dood op l november 1881, voor De Nederlandsche Spectator een 'In memoriam Jacques Perk'. Door Vosmaer wordt hem de tekstverzorging van Perks dichterlijke nalatenschap toevertrouwd - Gedichten (Sneek, 1882). De daaraan door Kloos meegegeven inleiding bracht 'een aantal gedachten over de dichter en de dichtkunst tot uitdrukking, die de manifestatie in Nederland betekenen van het contemporaine nieuwe denken over de poëzie' (zie boek van J.C. Brandt Corstius onder L).
Op de valreep van 1881 maakt Kloos kennis met Albert Verwey. Tussen 1882 en 1884 woont Kloos enkele malen voor korte tijd te Brussel, verkeert daar veel met de familie Doorenbos en leert er Hélène Swarth kennen. Thuis in Amsterdam, ontmoet hij zijn latere bentgenoten. Kort na zijn kandidaatsexamen klassieke letteren (1884), studie die hij niet zal vervolgen, breekt hij met Vosmaer, na diens weigering Kloos' scherpe kritiek op de poëzie van Louis Couperus in Nederland op te nemen. In het najaar schrijft hij met Verwey e.a. Julia, Een verhaal van Sicilië (1885), onder het gezamenlijke pseudoniem Guido, in 1886 gevolgd door de ontmaskering (samen met Verwey) van de Nederlandse kritiek: De onbevoegdheid der Hollandsche literaire kritiek.
In juni 1885 heeft hij dan al de oprichtingsvergadering bijgewoond van het, aanvankelijk tweemaandelijks, tijdschrift De Nieuwe Gids. Vanaf het eerst in oktober 1885 verschenen nummer tot aan zijn dood toe, en zelfs nog daarna (tot juli 1943), zal zijn naam aan elke aflevering verbonden blijven. In de beroemd geworden eerste negen jaargangen - beschreven door G. Stuiveling in De Nieuwe Gids als geestelijk brandpunt (Amsterdam, 1935. 3e dr. 1981) en B. Luger en Harry G.M. Prick, De beweging van Tachtig ('s-Gravenhage, 1982) - fungeert Kloos als redactiesecretaris. Als zodanig schoot hij vaak te kort. Hij kon zich dit echter veroorloven dank zij de kracht van zijn persoonlijkheid. 'Hij heeft [de] jonge kunstenaars om zich heen gebiologeerd, gefascineerd, onvoorwaardelijk aan zich verbonden (...) Alleen in deze zin is Kloos de leider van Tachtig geweest.' (Brandt Corstius, in De nieuwe Taalgids 52 (1959) 243). Vanaf december 1885 verschijnen regelmatig zijn literaire kronieken, in 1896 gebundeld in twee delen Veertien jaar literatuur-geschie-denis. Ze gelden terecht 'als manifestaties bij uitstek van Tachtig' als 'wetboeken ook' voor die beweging (Gerard Knuvelder, Nederlandse letterkunde ('s-Hertogenbosch, 1976) 138). In juli 1894 was toen al de slordig geordende bundel Verzen (I) verschenen. Buiten o.m. het dramatisch fragment 'Rhodopis' en de drie zangen van het, ook onvoltooid gebleven, gedicht 'Okeanos', bevat deze bundel beroemd geworden sonetten als 'Ik denk altoos aan u, als aan die droomen', 'Zooals daar ginds, aan stille blauwe lucht', 'Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten', 'Nauw zichtbaar wiegen op een lichten zucht', 'Ik ween om bloemen in den knop gebroken', 'De Zee, de Zee klotst voort in eindelooze deining', alsook de cyclus Het boek van Kind en God. Een Passiespel, eerder verschenen in De Nieuwe Gids van oktober 1888.
In 1894 is Kloos reeds over zijn hoogtepunt heen èn als dichter èn als invloedrijk en richtingwijzend criticus. Ernstige fysieke en geestelijke inzinkingen waren reeds in 1888 zijn deel geworden wanneer hij de homo-erotisch gekleurde vriendschap met Albert Verwey verbreekt wegens diens verloving met Kitty van Vloten. In het najaar van 1888 woont hij geruime tijd in Londen bij de schilder Willem Witsen. Tijdens het bezoek van Paul Verlaine aan Amsterdam en Den Haag (november 1892) wordt Kloos nog in brede kring als gelijkwaardig aan Verlaine beschouwd. Dat zelfde jaar heeft hij ook de student Pet Tideman leren kennen: kennismaking die weldra voor Kloos, toch al aan de drank geraakt, fatale gevolgen zal hebben. Na een redactieconflict met betrekking tot Herman Gorter is Kloos vanaf 1 oktober 1893 de enige redacteur van De Nieuwe Gids en vanaf april 1894 tot zijn ineenstorting in september 1894, samen met Pet Tideman en Hein Boeken.
Wanneer Kloos in de zomer van 1896 (na een poging tot zelfmoord, een verblijf in een krankzinnigengesticht en na de genezing van zijn drankzucht) weer in staat wordt geacht De Nieuwe Gids - als maandblad voortgezet - te redigeren, heeft dit periodiek zijn leidende positie al voorgoed verloren. In 1900, na zijn huwelijk (in 1927 zal het echtpaar de daaraan voorafgegane Liefdesbrieven openbaar maken), vestigt Kloos zich in Den Haag. Daar publiceert hij met grote vlijt maandelijks zijn kritieken en sonnetten (vanaf 1924 de nooit gebundelde Binnengedachten). Op grond van zijn roem, die echter vrijwel uitsluitend berust op het werk van vóór zijn dertigste levensjaar, wordt hij herhaaldelijk gehuldigd: bij gelegenheid van zijn 50e, 60e, 70e en 75e verjaardag. In 1935 begunstigt de Universiteit van Amsterdam hem met een eredoctoraat in de letteren. Toch waren deze lange, latere jaren voor Kloos en zijn trouwe echtgenote moeilijk. Slechts een gedurig krimpende kring van bewonderaars bleef hem en zijn Nieuwe Gids trouw. Financieel moesten de bestaansmogelijkheden steeds meer gaan rusten op de werkzaamheden van Kloos' vrouw, het leven ging voor hemzelf een in zichzelf gekeerd, vereenzaamd karakter dragen.
In zijn op 6 mei 1959 in Den Haag uitgesproken herdenkingsrede legde J.C. Brandt Corstius de volle nadruk op Kloos' betekenis in het vroege stadium van zijn kunstenaarschap: 'Kloos was geheel het nieuwe type kunstenaar. Wie hem zag wist dat er een nieuwe kunst was, te verafschuwen of te verheerlijken. Zo heeft Witsen hem getekend, zo gefotografeerd (...). Kloos heeft het verlossende woord gesproken voor zijn generatie (...). Kloos heeft het nieuwe dichterschap verbeeld in zijn lyrisch-dramatische fragmenten, het dichterschap van de ziel. Kloos heeft aan de stemming, die de nieuwe tragische dichtkunst begeleidde in weinige onovertroffen verzen uitdrukking gegeven.' (247)
A: Het privé-archief van Willem Kloos is ondergebracht in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage. Kloos' papieren die betrekking hebben op zijn redacteurschap van De Nieuwe Gids, bevinden zich als het archief van De Nieuwe Gids in de Koninklijke Bibliotheek aldaar.
P: Behalve bibliografie van afzonderlijk verschenen werken in het kaartsysteem van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum: Willem Kloos. Zijn jeugd, zijn leven. Een bloemlezing met bibliografie ingel. en samengest. door H. Michael (Den Haag, 1965. 2e dr. 1975); Okeanos-fragmenten. Uitg. ingel. en van aant. voorzien door A.P. Verburg en Harry G.M. Prick (Den Haag, 1971); Willem Kloos. Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten. Een bloemlezing uit zijn verzen samengest. door Harry G.M. Prick (Amsterdam, 1980).
L: Zie voor de biografische gegevens de Mededelingen van de Documentatiedienst van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum. Verder: K.H. de Raaf, Willem Kloos, De mensch, de dichter, de kriticus (Velzen, 1934); G. Stuiveling, Versbouw en ritme in de tijd van W (Groningen, 1934); G. H. 's-Gravesande, Het conflict tussen Willem Kloos en Frederik van Eeden ('s-Gravenhage, 1947); Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe, Het menschelijke beeld van Willem Kloos (Lochern, [1947]); G. H. 's-Gravesande, De geschiedenis van De Nieuwe Gids (Arnhem, 1955) en Supplement (Arnhem, 1961); J.C. Brandt Corstius, 'Willem Kloos, 1859-6 mei 1959', in De Nieuwe Taalgids 52 (1959) 241-247; Hubert Michael, 'Willem Kloos temidden der Doorenbossen' ibidem, 54 (1961) 65-80 en 137-152; Peter van Eeten, Dichterlijk labirint. Opstellen over het werk van Willem Kloos (Amsterdam, 1963); Hubert Michael, 'Jan Beckering, vergeten vriend van Willem Kloos', in De Nieuwe Taalgids 56 (1963) 317-327 en 57 (1964) 1-13 en 129-139; Wim Zaal, 'De Binnengedachten van Kloos', ibidem, 58 (1965) 1-10; J. C. Brandt Corstius, Het poëtisch programma van Tachtig. Een vergelijkende studie (Amsterdam, 1968); P. Kralt, 'Willem Kloos en de Griekse levensbeschouwing; een interpretatie van het Rhodopis-fragment', in De Nieuwe Taalgids 71 (1978) 60-71; idem, 'De cyclische structuur van Het boek van Kind en God, ibidem, 72 (1979) 1-13; idem, 'Kloos' Charaxes aan Rhodopis. Een eerste interpretatie in Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 95 (1979) 97-114; idem, 'Willem Kloos en De Amsterdammer', in Maatstaf 30 (1982) 3 (,) 17-32; idem, 'De dichter, zijn geliefde en zijn muze', ibidem, 30 (1982) 6 (,) 94-111; idem, 'De twee gestalten der liefde. Willem Kloos november 1883-april 1884', in De Revisor 10 (1983) 3 (juni) 50-61.
I: Website Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren: http://www.dbnl.org/auteurs/beeld.php?id=kloo003 [2-5-2007] [Foto: Willem Witsen].
Harry G.M. Prick
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)Laatst gewijzigd op 12-11-2013