© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: W.F. Lichtenauer, 'Kruijff, Willem Henri (1899-1971)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/kruijff [12-11-2013]
KRUIJFF, Willem Henri (1899-1971)
Kruijff, Willem Henri (bekend onder de naam Kruyff), ingenieur en reder (Breskens, gem. Oostburg 2-10- 1899 - 's-Graveland 6-5- 1971 ). Zoon van Johannes Kruijff, fiscaal ambtenaar, en Louise Albertina Verschooff. Gehuwd op 25-2-1931 met Joanna Helene Heitz. Uit dit huwelijk werden 2 dochters geboren.
Kruyff verliet door de wisselvalligheid van het ambtelijke leven van zijn vader al spoedig zijn geboorteplaats om zijn jeugd door te brengen in Sliedrecht en volgde middelbaar onderwijs in Dordrecht en Gorinchem. Als zoveel jongelieden begeerde hij aanvankelijk een loopbaan als zeeofficier, doch moest daarvan om medische redenen afzien. Van 1917 tot 1923 studeerde hij in Delft, waar hij zich bekwaamde tot werktuigkundig ingenieur. Omdat het destijds moeilijk was in Nederland een werkkring te vinden ging hij op goed geluk naar Amerika, waar hij werk vond bij verschillende industriële ondernemingen, onder meer voor de vervaardiging van motoren.
Tijdens een verlofperiode in Nederland bracht het toeval weer een keerpunt in zijn leven. Door een persoonlijke relatie kwam hij in aanraking met de Koninklijke Nederlandsche Stoomvaart Maatschappij (KNSM) te Amsterdam, waar hij op 17 oktober 1927 te werk gesteld werd op de technische afdeling. Van rang tot rang opklimmend werd hij in 1939 benoemd tot adjunct-directeur van deze rederij. Na de bevrijding van ons land werd hij terstond benoemd tot directeur, waarmede hij zich gesteld zag voor de taak het bedrijf geheel te vernieuwen. Aanvankelijk werkende met hier en daar opgekochte schepen zette hij zijn technische loopbaan voort met een nieuwbouwprogramma, waardoor hij tot zijn aftreden in 1964 voor zijn onderneming een geheel nieuwe vloot hielp opbouwen. Daarnaast hield hij zich vooral bezig met de personeelsvoorziening. De menselijke facetten van dit onderdeel van zijn leidende functie boeiden hem bijzonder. Dientengevolge speelde hij in ruimer kader ook een belangrijke rol bij de bepaling van het sociale beleid in de Nederlandse ondernemerswereld. Hij werd voorzitter van de werkgeversorganisatie van de Amsterdamse havenbedrijven, de Scheepvaart Vereeniging Noord, en gaf in die bestuursfunctie in goede samenwerking met de Rotterdamse zusterorganisatie, de Scheepvaart Vereeniging Zuid, richting aan het sociale beleid in de Nederlandse zeehavens. In dezelfde sfeer trad hij in meer algemene zin op. als bestuurslid van het Centraal Sociaal Werkgevers-Verbond, warvan hij, na sinds 1945 algemeen bestuurslid te zijn geweest, van 1960 tot 1963 voorzitter was. Bij zijn afscheid zou zijn collega H. van Lennep zeggen: 'Hij bracht een nieuwe geest van begrip en vertrouwen tussen leiding en werknemers. Met een open oog voor de evoluties op sociaal gebied gaf hij stoot voor allerlei vernieuwingen.' Dezelfde positie bekleedde hij bij de Stichting van de Arbeid. Deze werkzaamheid leidde mede tot het lidmaatschap van de Sociaal-Economische Raad.
Ook na zijn door het bereiken van de leeftijdsgrens noodzakelijke aftreden als directeur van de KNSM bleef Kruyff een toonaangevende figuur in werkgeverskringen. Hij bekleedde een meer dan gewoon aantal commissariaten bij vele vooraanstaande Nederlandse ondernemingen van uiteenlopende aard. Tot de havenbedrijven waarin hij deze functie uitoefende behoorden de Nederlandse Dok- en Scheepsbouw Maatschappij, de Stoomvaart Maatschappij 'Nederland', de Nederlandsche Scheepvaart Unie, het Amsterdams Havenbedrijf en het Overslagbedrijf Amsterdam. Ook bewoog hij zich in het bankwezen door zijn commissariaat bij de Algemene Bank Nederland (en voordien bij de banken waaruit zij was ontstaan). Binding met het verzekeringswezen had hij door zijn commissariaat bij de Delta Lloyd Verzekeringsgroep en met verschillende daarmee verband houdende verzekeringsmaatschappijen. Kruyff was tevens commissaris bij de Centrale Werkgevers Risico-Bank en, op technisch gebied, bij de Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken, Hazemeyer en Heemaf te Hengelo, Cindu-Key & Kramer te Maassluis. Verder bekleedde hij dezelfde functie bij handelsondernemingen als de Curacaosche Handelmaatschappij, waarmee de KNSM nauwe zakelijke banden onderhield, en de Houthandel v/h G. Key.
Deze veelvuldige werkzaamheden weerhielden Kruyff er niet van als amateur veel aan sport te doen: zeilen, paardrijden en fietsen. Juist bij de lichamelijke inspanning trof hem de dood.
P: W.H. de Kruyff, 'Benige beschouwingen over het economisch karakter van scheepsmachine-installaties', in De Ingenieur 47 (1932) 42 (14 oktober) 14,147-158.
L: Ger. H. Knap, Gekroonde kaapvaart (Amsterdam, [1957]); H. v. L., in De kroonvlag 19 (1964) 8 (december) 4-5; [Red.], in De onderneming 41 (1964) 26 (19 december) 792; [Red.], in De Nederlandse onderneming 4 (1971) l) (14 mei) 455.
W.F. Lichtenauer
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)Laatst gewijzigd op 12-11-2013