© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: Ben Albach, 'Mauhs, Alwine Julie Else (1885-1959)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/mauhs [12-11-2013]
MAUHS, Alwine Julie Else (1885-1959)
Mauhs, Alwine Julie Else (Else), toneelspeelster (Mülheim a.d. Ruhr (Duitsland) 25-1-1885 - Amsterdam 22-1-1959). Dochter van Heinrich Mauhs, beeldhouwer, en Auguste Künzel. Gehuwd op 10-3-1915 met Meyer Emanuel Abraham Poons, zakenman. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. Zij had 1 dochter.
Else Mauhs komt in 1899 met haar moeder en stiefvader - haar vader was toen al overleden - naar Amsterdam. Ze volgt daar de opleiding tot concert-zangeres aan de School voor Vocale en Dramatische Kunst van Cateau Esser, maar gaat hier al spoedig over naar de toneelafdeling, waar haar speldocent Hermann Schwab wordt. Voor haar eindexamen (1903) speelt ze scènes in de Duitse en Franse taal. André Antoine, Frans toneelvernieuwer en theaterdirecteur, internationaal vermaard om zijn streven naar natuurlijkheid op het toneel, biedt de 18-jarige een engagement aan voor Frankrijk, maar ze blijft in Nederland. Else Mauhs debuteert bij 'Het Rotterdamsch Tooneel' (dir. P.D. van Eysden) als 'Martha' in Ed. Pailleron, Muisje (1903) en vervult tot 1917 een groot aantal rollen in Duitse en Franse blijspelen (o.a. 'Christine' in Minnespel (1913) van A . Schnitzler). Tot 1912werkt zij onder regie van Louis Moor, gedistingeerd acteur uit de romantische school. Van hem leert ze de Franse stijl van spel en dictie, de 'ton de comédie'. Eén seizoen regisseert Eduard Verkade hier Schnitzler; hij herkent in haar een aanleg voor tragédienne.
Wanneer collega Cor van der Lugt Melsert 'Het Hofstad-Tooneel' (sinds 1920 'Vereenigd Rotterdamsch Hofstadtooneel') opricht, sluit ze zich in 1917 bij hem aan. Met distinctie en psychologisch inzicht speelt ze de hoofdrollen in modern Nederlands repertoire van jhr. N.J. van Suchtelen, J.A. Simons-Mees, J. van Ammers-Küller ('Jooske' in Mijn en dijn, 12-jarig toneeljubileum in 1918) en de titelrol in Louis Couperus' Eline Vere, in de toneelbewerking van zijn vrouw. Else Mauhs verlaat Den Haag in 1919 en verbindt zich aan de 'Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel' te Amsterdam. Naast de 'Hamlet' (1919) van Eduard Verkade is ze een poëtische 'Ophelia'. Na het vertrek van Verkade in 1920 blijft ze nog een jaar bij dit gezelschap, nu onder Willem Royaards, wiens straffe leiding haar echter te weinig mogelijkheden biedt. Van 1921 tot 1922 is Else Mauhs weer onder Verkades directie, nu bij 'De Haghespelers'. Haar suggestieve spel in de titelrol van het Russische drama Njoe van O. Dymow (1922) maakt een onvergetelijke indruk in deze tijd van zoeken naar verhevigde expressiviteit. Na gastrollen bij 'Het Princesse-Tooneel' van Cor Ruys (1922-1924) verbindt zij zich in 1924 aan 'Het Vereenigd Tooneel' te Amsterdam. Haar optreden onder Verkades regie als 'Jeanne' in het expressionistische drama Aan gene zijde (1924) van Walter Hasenclever wekt diepe bewondering van de auteur, die zelf ook acteur was. Met hem als partner speelt ze de rol bovendien in de Duitse taal. Steeds ongedurig, komt ze nu weer bij 'Het Rotterdamsch-Hofstadtooneel', speelt er 'Gravin Claire San Giorgi' in Ontrouw van Roberto Bracco (1925) en 'Camélia' (1926) in een bewerking van haarzelf en Simon Koster van Marguerite Gauthier (A. Dumas fils). Else Mauhs beeldt de 'Nora' van H. Ibsen uit als een na bittere ervaringen ontgoochelde, tragische figuur (1926). In 1925/1926 is ze opgetreden in de Duitse taal met Alexander Moïssi; daarna blijft ze van 1926 tot 1929 verbonden aan 'Het Vereenigd Tooneel', waar ze fascineert in de virtuoze rol van een eeuwenoude, jong gebleven maar gedesillusioneerde 'Elena' in De zaak Makropoulos (1926) van Karel Capek. De subtiele kinderrol 'Tyltyl' in De blauwe vogel van het geluk (1927) van M. Maeterlinck en de romantische travestierol in Het adelaarsjong (1928) van E. Rostand vormen daarmee een opmerkelijk contrast. Een conflict over een rol die haar emotioneel niet ligt (Vondels Maria Stuart) leidt tot een verkoeling tussen haar en Verkade. Ze speelt nu onder regie van Johan de Meester 'Alcmene' in J. Giraudoux, Amphitryon ('Het Amsterdamsch Tooneel', 1930) en de Russische danseres 'Groesinskaja' in Menschen in het hotel (Vicky Baum). Verder vertolkt ze onder Bets Ranucci-Beckman 'Dona Angela' in het Spaanse weeuwtje van P. Calderón (beide bij de 'Kon. Ver. Het Nederlandsch Tooneel', 1931). Daarna vervult ze gastrollen bij Cor Ruys en bij 'Het Schouwtooneel' (o.a. 'Marceline' in Jean de la lune van Marcel Archard, 1932).
Er komt pas regelmaat in haar carrière wanneer ze samen met Ko Arnoldi en Jan Musch 'Het Masker' opricht (1933). Het repertoire is modern, overwegend Frans en Italiaans: 'De onbekende' in L. Pirandello, Zooals je me wenscht (1934); 'Tatiana Petrovna' in Vorstelijke emigranten (1934) van J. Deval; 'Thérèse Goinard' in Toekomst (1935) van Henry Bernstein; 'Marcelle' in Asmodée (1935) van F. Mauriac. Als haar meest indrukwekkende creatie wordt beschouwd Elisabeth de vrouw zonder man (ca. 1936) van André Josset: de koningin van Engeland die genoodzaakt is de man die zij liefheeft, de opstandige Essex, ter dood te veroordelen, en in de slotscène volkomen ontredderd de oorzaak van haar jeugdtrauma onthult. Als 'Jacqueline Fleuriot' in De onbekende vrouw (1938) van Alexandre Bisson en 'Berthe Tregnier' in De Schaduw (1939-1940) van D. Niccodemi weet ze nog eens tragische grandeur te verlenen aan melodramatische situaties.
Else Mauhs heeft wegens haar zwakke gezondheid vaak voorstellingen moeten afzeggen, en in 1940 trekt zij zich geheel van het toneel terug: gedurende de bezettingsjaren weigert ze lid van de Kultuurkamer te worden. Na de oorlog is ze nog enige malen opgetreden: o.a. voor Radio Herrijzend Nederland (J. Cocteau, De menselijke stem, 1945) en in een scène uit Elisabeth de vrouw zonder man bij het 60-jarig jubileum van de Amsterdamse Stadsschouwburg (1954). Als lerares aan de Tooneel-school was zij werkzaam van 1927 tot 1929 en van 1947 tot 1948.
In haar jeugd speelde Else Mauhs de zg. ingénues (naïeve en coquette jonge meisjes). Ze vond zichzelf te dik; drastische vermageringskuren veranderden haar uiterlijk. Met grote wilskracht ontwikkelde zij zich tot een grote tragédienne. Else Mauhs was klein, fragiel, bewoog zich met natuurlijke gratie. Haar donkere muzikale stem kon uitermate genuanceerd stemmingen en emoties uitdrukken. Zij heeft uiteenlopende rollen gespeeld, veel Franse comédies, maar vooral later vereenzaamde verbitterde vrouwen, teleurgesteld in de liefde. Ze is nooit in de gelegenheid geweest de grote klassieke tragedie-rollen te spelen die men van haar verwachtte.
Op 7 maart 1934 schonk Theo Mann-Bouwmeester de naar haar genoemde ring aan Else Mauhs, met het verzoek deze over te dragen aan de actrice die zij als haar opvolgster beschouwde. Zij kon echter geen keus maken en liet de beslissing over aan een in haar testament benoemde commissie. Na haar dood kwam in 1960 de ring aan Caro van Eyck en vervolgens aan Annet Nieuwenhuyzen (1980).
A: Foto's, getekende portretten, portretbuste in brons van V.P.S. Esser; brieven, knipseldossiers, artikelen, programma's, toneelcostuums en accessoires; bandopnamen van een huldiging uit 1939 met diverse toespraken en fragmenten uit Elisabeth de vrouw zonder man en van een intervieuw uit 1954 met scènes uit Het Adelaarsjong, in het Nederlands Theater Instituut te Amsterdam. Er zijn ook opnamen in het Historisch Archief NOS te Hilversum. Geschilderde portretten door Valentijn van Uyt-vanck (als Het Adelaarsjong) en van Jan Poortenaar (als Elisabeth de vrouw zonder man) in de Stadsschouwburg, Amsterdam.
L: Behalve een gesproken herdenking (4 min. 45 sec.) van Johan de Meester in de AVRO-studio op 22-1-1959 in Historisch Archief NOS AA 4419, Ome tooneelspelers (Rotterdam, [ca. 1899]) II, 99; J.L. Walch, Ons hedendaagsch tooneel (Leiden, 1922) 110-112; Merkelbach over tooneel. Inl. van H. van Booven (Amsterdam, 1926) 46-50; Simon Koster, Else Mauhs (Amsterdam, 1926); J.W. Broedelet, Tien tooneel-portretten ('s-Gravenhage, [1926]) 103-112; [Insider], 'Else Mauhs en het Vereenigd Tooneel' in Het Tooneel 15 (1929-1930) 28-29; Jaap Harten, 'Else Mauhs (en collega's)', in Operatie Montycoat (Amsterdam, 1964) 66-69; E.F. Verkade-Cartier van Dissel, Eduard Verkade en zijn strijd voor een nieuw toneel (Zutphen, 1978) passim; Jaap Harten, Else Mauhs. De ontvoering van een legende (Amsterdam, 1984).
I: Jaap Harten, Else Mauhs. De ontvoering van een legende (Amsterdam, 1984) 83 [Else Mauhs in De onbekende vrouw, 1937].
Ben Albach
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)Laatst gewijzigd op 12-11-2013