© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: W.A. Ornée, 'Slauerhoff, Jan Jacob (1898-1936)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/slauerhoff [12-02-2024]
SLAUERHOFF, Jan Jacob (1898-1936)
Slauerhoff, Jan Jacob (pseud. o.a. John Ravenswood), dichter en prozaschrijver (Leeuwarden 15-9-1898 - Hilversum 5-10-1936). Zoon van Jan Jacob Slauerhoff, behanger en stoffeerder, en Cornelia Pronker. Gehuwd op 3-9-1930 met Maria Louisa Frederika (Darja) Collin, danseres en balletlerares. Dit huwelijk, waaruit een levenloos geboren zoon werd geboren, werd op 30-4-1935 door echtscheiding ontbonden.
Jan Slauerhoff werd als vijfde in een gezin van zes kinderen opgevoed in een gematigd orthodox-protestants middenstandsmilieu te Leeuwarden. Zijn ouders waren klein begonnen, maar wisten in de loop der jaren hun zaak regelmatig uit te breiden. Hun zoon Jan had vooral op de lagere school vaak last van astma-aanvallen; ter bevrijding van die kwaal verbleef hij een paar maal gedurende de zomermaanden op Vlieland, waar familie van zijn moeder woonde. Tijdens zijn HBS-tijd raakte hij bevriend met de beide dochters van ds. Hille Ris Lambers te Jorwerd, een dorpje even ten zuiden van Leeuwarden. Jan Slauerhoff kwam vaak op de pastorie te Jorwerd en de sfeer in dat domineesgezin, de gesprekken en de levensstijl hebben een verruimende invloed gehad op zijn ontwikkeling. Met de oudste van de beide dochters. Helen, is een vriendschap ontstaan die tot Slauerhoffs dood zou duren. Men heeft wel gemeend - en misschien niet ten onrechte -iets over Helen terug te vinden in enige gedichten uit de bundels Archipel (2e herz. dr. 1929) en Saturnus (1930), o.a. in het bekende driedelige Landelijke liefde.
In 1916 gaat Jan Slauerhoff medicijnen studeren in Amsterdam. In deze tijd schrijft en publiceert hij zijn eerste gedichten, zoals op 2 maart 1918 in Propria Cures, van welk tijdschrift hij bijna een half jaar redacteur is geweest. In 1919 verlooft hij zich met een studente Nederlands, Truus de Ruyter. Aan het conventionele studentenleven neemt hij geen deel, hij stelt zich graag wat apart en bohémienachtig op, leest bijzonder veel, vooral poëzie van de Franse symbolisten, als Ch. Baudelaire, P. Verlaine, E.J. Corbière en A. Rimbaud, van welke dichters hij ook veel vertaalt (zie hiervoor bijv. de derde afdeling uit de bundel Saturnus). Vanaf 1921 publiceert Slauerhoff gedichten in het letterkundig tijdschrift Het Getij. Hij raakt bekend en soms bevriend met literatoren als bijv. Herman van den Bergh, Constant van Wessem, Arthur Lehning, Hendrik Marsman en Roei Houwink. Zijn eerste bundel, Archipel, wordt in 1923 uitgegeven door Van Kampen te Amsterdam, maar was, volgens mededelingen van de dichter zelf voor eigen rekening te Berlijn gedrukt, door bemiddeling van Arthur Lehning.
In hetzelfde jaar 1923 studeert Slauerhoff af, waarna hij als scheepsarts vertrekt naar het toenmalige Ned.-Oost-Indië. Zijn zwakke gezondheid speelt hem echter parten, zowel op de eerste reis als op latere. Tijdens de eerste reis krijgt hij nl. een maagbloeding en een astma-aanval. Slauerhoff keert terug naar Nederland, waar hij een tijd als vervanger optreedt in een aantal - vooral Friese dorpen, werkt samen met een tandheelkundige in Haarlem en tekent in september 1925 een tweejarig contract bij de Java-China-Japanlijn. Tot 1927 heeft hij op China en Japan gevaren, maar in mei 1927 wordt hij, ernstig ziek, opgenomen in het Zendingsziekenhuis te Tajoe in Midden-Java.
In 1928 volgt zijn indiensttreding bij de Koninklijke Hollandsche Lloyd, in welk verband hij een aantal reizen maakte naar Zuid-Amerika. Zijn gezondheid gaat iets vooruit; ook is er in de jaren na 1928 een toenemende literaire produktie te constateren. Tot 1930 verschijnen een zestal dichtbundels en twee bundels verhalen. Deze frequente produktie van poëzie én proza is mede te danken geweest aan de letterkundige E. du Perron, bij wie hij in 1929 als gast in Gistoux (België) verbleef. Du Perron heeft zich beijverd Slauerhoff te helpen bij het verzamelen van veel eerder geschreven gedichten, het corrigeren en sorteren. Het is begrijpelijk dat Slauerhoff, tussen scheepsreizen en verblijf in een ziekenhuis door, niet altijd de gelegenheid kon vinden de laatste hand aan zijn werk te leggen. Dikwijls ontbrak hem ook de lust daartoe.
In de jaren rond 1930 is hij vaker in Holland. Van 1 oktober 1929 tot 1 juli 1930 is hij assistent aan de Universiteitskliniek voor huid- en geslachtsziekten te Utrecht. In september 1930 trouwt hij met de danseres Darja Collin: het begin van een korte gelukkige periode in zijn leven. In 1931 is hij echter weer ziek (influenza en pneumonie). Hij vertrekt naar Merano in Italië om te kuren, in het voorjaar 1932 gevolgd door zijn vrouw, om samen de geboorte van het eerste kind te beleven. Het kind, een zoon, wordt levenloos geboren. Dit heeft tot een ernstige depressie geleid bij Slauerhoff, een ontgoocheling te meer naast zijn lichamelijke kwalen. Vanaf 1932 gaat hij weer varen; ditmaal bij de Holland-West-Afrikalijn. Zijn gezondheid blijft hem echter zorgen baren. Daar hij meent dat het klimaat in Noord-Afrika voor zijn gestel beter is, vestigt hij zich in maart 1934 als arts in Tanger (N.-Afrika). Eind oktober is hij daar echter al weer weg. Zijn ziekteperioden worden langer, de ziekteverschijnselen ernstiger en zijn verhouding met Darja wordt langzamerhand minder goed.
Wel maakt hij nu meer naam als letterkundige: met zijn romans Het verboden rijk (1932) en Het leven op aarde (1934). Zijn in 1933 verschenen dichtbundel Soleares wordt het volgend jaar bekroond met de Van der Hoogt-prijs. Na nog enkele scheeps-reizen en na de scheiding van Darja in 1935 vertrekt hij opnieuw voor een rustkuur naar Merano. Evenals in 1931 ontmoet hij hier Helen Hille Ris Lambers, werkzaam als verpleegkundige, met wie hij tot zijn dood - een jaar later - heeft gecorrespondeerd. In 1936 komt hij weer in Holland, uiteindelijk in het huis van zijn moeder te Hilversum, waar hij 5 oktober overlijdt, enige maanden nadat zijn laatste bundel Een eerlijk zeemansgraf was verschenen.
Zelden heeft een auteur zózeer aan zijn persoonlijk verlangen naar geluk, zijn onvrede met dit aardse bestaan en zijn onrust, zijn verzet in zijn werk vorm gegeven als Slauerhoff. Zijn wat 'romantisch' aandoende thema's, zijn schijnbaar achteloze en toch zeer directe stijl en misschien ook wel zijn vroege dood hebben zijn werk populair gemaakt. De lezer ontmoet, vooral in zijn poëzie, een mens wiens onvrede nog steeds herkenbaar is. Motieven in zijn werk zijn de (dikwijls onbereikbare) liefde, de zee, verre landen (China) of gebieden en tijden die onmetelijk ver van onze geciviliseerde maatschappij verwijderd zijn. Dikwijls zijn de hoofdfiguren uit zijn roman projecties van de auteur zelf, zoals Po Tsju I, Camoës etc. Soms ook neemt hij in een aantal gedichten - al te nadrukkelijk zijn Franse voorbeelden volgend - de houding aan van een poète maudit; dat is dan misschien het weinig 'onechte' in het werk van een zeer echte dichter.
A: Archief-Slauerhoff: ten dele in het Nederlands Letterkundig Museum in Den Haag, ten dele in bezit van K. Lekkerkerker, toegankelijk via het Nederlands Letterkundig Museum.
P: Behalve een overzicht van alle afzonderlijk verschenen werken tot 1955 te vinden bij de Documentatiedienst van het Nederlands Letterkundig Museum in Den Haag, Verzameld werk. Uitg. door D.A.M. Binnendijk [et al.] (Rotterdam [etc.], 1940-1958. 8 dl.); Verzamelde gedichten [Uitg. door K.. Lekkerkerker. 2e uitg.] ('s-Gravenhage, 1947. 2 dl.); Brieven van Slauerhoff [Uitg. met een inl. door] A. Lehning ('s-Gravenhage, 1955); Dagboek. Met een inl. en aant. van K. Lekkerkerker (Amsterdam, 1957); Verzameld proza ('s-Gravenhage [etc., 1975] 2 dl.); Reisbeschrijvingen J. Slauerhoff. Samengest. en geann. door Herman Vernout ('s-Gravenhage, 1981); Slauerhoff. Student auteur. Samengest. door Eep Francken, Geerte van Munster en Arie Pos ('s-Gravenhage, 1983).
L: Constant van Wessem, Slauerhoff (Rijswijk, [1941]); F.C. Terborgh, Slauerhoff. Herinneringen en brieven ('s-Gravenhage, 1949); A. Lehning, Inleiding op Brieven van Slauerhoff ('s-Gravenhage, 1955) 6-15; H. van den Bergh, Schip achter het boegbeeld ('s-Gravenhage, 1958); C.J. Kelk, Leven van Slauerhoff (Amsterdam, 1959); Louis J.E. Fessard, Jan Slauerhoff (1898-1936). L'homme et L'oeuvre (Paris, 1964); H.U. Jessurun d'Oliviera, Vondsten en bevindingen (Amsterdam, 1967) 62-96; Karel Meeuwese, ' 'Het boegbeeld: de ziel' hersteld', in Raam 50 (1972) 87, 88, 89 (oktober) 134-144; J.H. Papendorf, Die leitmotiv 'See' in Jan Jacob Slauerhoff se soeke na bestendigheid soos bedryf veral in Een eerlijk zeemansgraf [Pretoria, ca. 1975]; Henk Povée, Jan Jacob Slauerhoff (Brugge, [etc.], 1978); Willem J. van der Paardt, Over de poëzie van J. Slauerhoff'(Amsterdam, 1980); Ik had het leven me anders voorgesteld. J. Slauerhoff in vraaggesprekken en herinneringen. Bezorgd door D. Kroon ('s-Gravenhage, 1981); Er bleef toch geen bewijs. Opstellen over de poëzie van J. Slauerhoff. Verz. door Dirk Kroon ('s-Gravenhage, 1982); Maar toen het lag ontdekt, leek het verraad. Opstellen over het proza van J. Slauerhoff. Verz. door Dirk Kroon ('s-Gravenhage, 1983).
I: Annie Salomons, Nóg meer herinneringen uit de oude tijd (Den Haag 1962) fotokatern.
W.A. Ornée
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)Laatst gewijzigd op 12-02-2024