Bleeker, Wouter (1904-1967)

 
English | Nederlands

BLEEKER, Wouter (1904-1967)

Bleeker, Wouter, meteoroloog (Oudshoorn 14-11-1904 - De Bilt 17-4-1967). Zoon van Pieter Bleeker, gasmeester, en Antje Happe. Gehuwd op 10-8-1932 met Catharina Clasina Amelia Weitner. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren. Na haar overlijden (24-10-1956) gehuwd op 19-12-1962 met Babet Emma Petronella Eeuwens. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Bleeker, Wouter

Na een jaar de kweekschool te hebben bezocht, ging Bleeker naar de HBS te Wageningen. Van 1923 tot 1932 studeerde hij wis- en natuurkunde te Utrecht. In 1927 ging hij als student mee met de zonsverduisteringsexpeditie naar Lapland. Hij was daarvoor door prof. M. Minnaert uitgekozen wegens de ervaring die hij had opgedaan met de waarneming met spectra en omdat hij radioamateur was. De toenmalige directeur van het Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch Instituut (KNMI) in De Bilt en buitengewoon hoogleraar aan de Utrechtse Universiteit, E. van Everdingen, vroeg hem meteorologische waarnemingen te doen. De meteorologie fascineerde Bleeker daarna zo dat hij een loopbaan bij het KNMI ambieerde. In 1928 kreeg hij een assistentschap bij de adjunct-directeur van het KNMI en secretaris van de Internationale Meteorologische Organisatie, H.G. Cannegieter, de Nederlandse pionier op het gebied van de aërologie. In 1930 werd hij assistent.

Tijdens zijn dienstverband bereidde Bleeker zijn dissertatie voor. Hij promoveerde bij Van Everdingen in Utrecht op 17 februari 1936 cum laude op het proefschrift De gemiddelde hoogtewind boven De Bilt volgens loodsballonwaarnemingen 1922 - 1931. Hierin ontwikkelde hij een methode om uit de beschikbare waarnemingen met loodsballonnen tot hogere niveaus te extrapoleren, waarbij hij gebruik maakte van de resultaten van meer volledige waarnemingen. Het probleem was dat in het toen 'radarloze' tijdperk de ballonnen verloren waren als ze in de wolken verdwenen. Om de weerdienst te moderniseren en meer inzicht te krijgen in de meteorologie maakte Bleeker in de winter van 1937 op 1938 en het begin van 1939 een tweetal studiereizen naar Bergen en Oslo om daar bij Vilhelm Bjerkness de moderne meteorologie te bestuderen. Na terugkomst introduceerde hij de zogenaamde Noorse methode in ons land, een methode van weerbeschrijving en weersverwachting met behulp van fronten en luchtsoorten. Deze voor de praktische weerdienst uiterst belangrijke methode maakte hij in tal van publikaties in Hemel en dampkring toegankelijk voor alle belangstellenden.

Ondertussen was Bleeker in 1937 adjunct-directeur geworden en in 1938 toegelaten als privaatdocent aan de Utrechtse universiteit. Sinds 1941 was hij directeur van de afdeling weerdienst en luchtvaartmeteorologie bij het KNMI. Velen verplichtte hij met zijn Leerboek der meteorologie (1942), dat uit drie delen bestond: Leerboek der synoptische meteorologie, Meten en schatten van meteorologische grootheden en Het opstellen en ontcijferen van weerberichten. Het boek was een studieboek voor meteorologische waarnemers en voor hen die zich voorbereidden voor examens voor lucht- en zeevaart, en tevens een leidraad voor de amateurmeteoroloog. Deze werkzaamheid bleef niet onopgemerkt, want op 30 januari 1946 kon Bleeker het ambt van buitengewoon hoogleraar in de theoretische meteorologie en oceanografie te Utrecht aanvaarden.

Bleeker had grote belangstelling voor de luchtvaart, en het tot stand komen van de afdeling meteorologie van het KNMI op Schiphol was hoofdzakelijk zijn werk. Hij publiceerde over de meteorologische grondslagen van het zweefvliegen en over de ijsafzetting op vliegtuigen. Met J. A. van Duijnen Montijn schreef hij: Luchtsoorten en fronten (1945) en met J.H. Heiërman en F.H. Schmidt: De meteorologische grondslagen van het zweefvliegen (1948). Een overzicht van de ontwikkeling van de weerkunde in de eerste helft van deze eeuw, schreef hij met A. Blaauw en J.J. Raimond: Een halve eeuw weer- en sterrenkunde (1951).

Naast deze werkzaamheden aan universiteit en KNMI - bij deze instelling werd hij in 1952 directeur in algemene dienst, belast met de leiding over al het geofysisch onderzoek op het KNMI verricht, en sedert 1956 directeur van het wetenschappelijk onderwijs en ten slotte hoofddirecteur in 1965 -was hij actief in tal van bestuurs- en commissiefuncties. Van 1942 tot 1948 en van 1961 tot 1966 was hij bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde. Bij de oprichting van de World Meteorological Organisation (WMO) in 1951 werd Bleeker voorzitter van de Commissie voor Synoptische Meteorologie, een van de acht technische commissies van de WMO. Tijdens zijn voorzitterschap en onder zijn directe leiding kwam de internationale Wolkenatlas tot stand (1955). Bleeker was lid van de Nederlandse delegatie van de internationale conferentie van het Geofysisch Jaar (1957 - 1958) en bestudeerde tijdens en na dat jaar de verspreiding van radioactieve nucliden en andere sporenstoffen in de atmosfeer. Deze verspreiding geeft informatie over de algemene circulatie, vooral in de hogere atmosferische lagen. In de Technical Notes of the World Meteorological Organisation publiceerde hij over 'Meteorological aspects of atmospheric radioactivity' (no. 43; 1961) en over 'Meteorological factors influencing the transport and removal of radioactive debris' (no. 68; 1965).

Bleekers wetenschappelijke en organisatorische kwaliteiten werden gehonoreerd met gasthoogle-raarschappen aan de universiteiten van Chicago (1948-1949) en Florida State University (1951 -1952), welke laatste universiteit hem een eredoctoraat verleende. In Nederland vonden zijn verdiensten erkenning in 1958 in het gewoon lidmaatschap van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.

Gedurende de laatste jaren van zijn leven speelde Bleeker een belangrijke rol in een gemengd Belgisch-Nederlandse commissie betreffende het Zuidpoolonderzoek, een onderdeel van een internationaal onderzoek tijdens het Internationaal Geofysisch Jaar 1957- 1958. Het meteorologisch programma, dat tot 1965 gedurende de expedities werd uitgevoerd, is voor een belangrijk deel door Bleeker opgesteld.

Bleeker was een centrale figuur in de Nederlandse meteorologie. Hij was een van de weinigen die het brede terrein van de gehele meteorologie konden overzien en die ook op het gebied van de internationale samenwerking een vooraanstaande plaats innamen. Met het overlijden van Bleeker verloor het KNMI en de meteorologische wereld een kundig en begaafd wetenschappelijk onderzoeker.

A: Archiefstukken in het KNMI in De Bilt.

P: Behalve in de tekst genoemde publikaties: 'Frontolyse, frontogenese en verwante processen', in Hemel en dampkring 39 (1941) 387 - 392; 436 -450; The verification of weather-forecasts ('s-Gravenhage, 1946); Wolkenatlas. Bew. naar de internationale verkorte wolkenatlas van de meteorologische wereldorganisatie [Voorw. van W. Bleeker] ('s-Gravenhage, 1966 [1970]); Weer en klimaat ([Utrecht], 1967).

L: H.P. Berlage, in Jaarboek der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1966-1967, 331-334; F.H. Schmidt, in Jaarboek der Rijksuniversiteit te Utrecht 1966- 1967, 36-40.

I: Jaarboek van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1966-1967 (Amsterdam 1967) afbeelding tegenover pagina 331.

H.A.M. Snelders


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013