© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: J. Hagedoorn, 'Davids, Aäron Barend (1895-1945)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn3/davids [12-11-2013]
DAVIDS, Aäron Barend (1895-1945)
Davids, Aäron Barend (bekend onder de initialen A.B.N.), opperrabbijn (Amsterdam 28-8-1895 - Bergen-Belsen (thans BRD) 22-2-1945). Zoon van Nehem (Nardus) Davids, diamantslijper, en Rosa Dinner (Dunner). Gehuwd op 25-11-1924 met Erika Feuchtwang. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren.
Davids, ook wel aangeduid met de voornamen Aharon Jissachar, was van moederszijde een kleinzoon van dr. J.H. Dünner, de vooraanstaande opperrabbijn en rector van het Nederlandsch Israëlietisch Seminarium. Hij bezocht de joodse bijzondere lagere school te Amsterdam en studeerde daarna aan het Nederlands Israëlietisch Seminarium in de hoofdstad. Hij behaalde op 10 november 1921 het voor seminaristen verplichte kandidaatsexamen klassieke letteren aan de Universiteit van Amsterdam. In zijn studiejaren was hij medeoprichter en hoofd van de joodse godsdienstschool in Amsterdam-Zuid. Na het behalen van de moré-titel, de hoogst bereikbare aan het Seminarium, studeerde hij enige maanden aan het Seminarium te Berlijn.
Op 29 juni 1924 werd Davids benoemd tot opperrabbijn van Friesland en op 28 december als zodanig geïnstalleerd. Dit ressort verwisselde hij in 1927 voor Groningen, waar hij op 18 september werd geïnstalleerd als opvolger van de jong overleden opperrabbijn A. Asscher. Na ruim twee jaar volgde zijn benoeming tot opperrabbijn van het ressort Rotterdam, waartoe ook vele omliggende gemeenten behoorden, als opvolger van B L. Ritter. De installatie vond op 6 april 1930 plaats,
Zijn uitgangspunten en programma deelde Davids mee in zijn installatierede te Leeuwarden, getiteld Onze weg (Amsterdam, [1925]). Hij ging uit van trouw aan de goddelijke wet en wilde de bestudering van de religieuze geschriften en commentaren en, aldus getuigend van zijn zionistische idealen, de arbeid voor het volksherstel op historische bodem bevorderen. Hij was overigens vóór alles een man van de praktijk. Het pleidooi dat hij in zijn studiejaren hield voor de afschaffing van de verplichte academische studie voor aspirant-rabbijnen, hangt dan ook met deze instelling samen, evenals het werk dat hij in die periode op verschillende rabbinaatsbureaus verrichtte om de praktijk van het rabbinaat te leren kennen. Het geschetste programma werkte hij ook in de praktijk uit, vooral in Rotterdam. Allereerst wilde hij alle joodse plaatsgenoten betrekken bij de joodse gemeenschap. Daartoe stimuleerde hij jeugdactiviteiten en onderwijs - in Groningen had hij in 1928 reeds een jeugdsynagoge gesticht. Maar ook de uitgave onder zijn leiding van Onze gemeenschap. Rotterdamsch orgaan van Joodsche saamhorigheid (1932-1933) wilde tot die algemene betrokkenheid bijdragen. Deze zelfde praktische zin, voortkomend uit zijn gemeenschapsgevoel, bleek bij de stichting in de jaren '30 van het Instituut voor Joodsche Ontwikkeling en een Rotterdamse loge van B'nei B'rith, een op de vrijmetselarij geïnspireerde joodse organisatie, evenals zijn ijveren voor het maatschappelijk werk onder joodse werklozen en militairen. Zijn werk op religieus gebied kwam de saamhorigheid eveneens ten goede. Zo hield hij, zo mogelijk, elke dag Thorastudie-uren, verscherpte het toezicht op de uitvoering van de spijswetten en onderhield persoonlijk contact met de kleinere gemeenten in zijn ressort.
Evenals zijn grootvader was Davids een aanhanger van de Mizrachie (= zionisme op religieuze grondslag), daarmee zijn verlangen naar de eenheid van het joodse volk tot uitdrukking brengend. In zijn studietijd was hij redacteur van het blad van deze groep, Mizrachie, en is hij bestuurslid van de afdeling Amsterdam van de Nederlandsche Zionistische Studentenorganisatie geweest. Later leidde hij jeugdkampen van de Mizrachie, was hij lid van de bondsraad van de Nederlandsche Zionistenbond en schreef hij artikelen voor het eerder genoemde Mizrachie. Juist deze overtuiging maakte de uitoefening van zijn taak in Friesland en Rotterdam aanvankelijk niet eenvoudig, aangezien de inwoners van deze ressorten het zionisme minder toegedaan waren. Daar kwam bij dat de belangstelling voor het traditionele joodse leven in Rotterdam niet erg groot was. Davids' plichtsbetrachting, ijver en redenaarstalent zorgden echter spoedig voor een positievere houding ten opzichte van zijn persoon en het traditionele jodendom binnen zijn ressort. Hierin en in zijn ijveren, in zijn ressort en daarbuiten, voor de Mizrachie waren de belangrijkste en meest succesvolle aspecten van zijn werk gelegen.
Het bombardement van Rotterdam op 14 mei 1940 veroorzaakte een chaos in het joodse gemeenteleven daar, dat niet meer de tijd kreeg zich te herstellen. Davids drong in deze tijd aan op handhaving van geloof en traditie om in de toekomst weer een joods-religieuze gemeenschap op te kunnen bouwen. Hij bleef zich, toen de bezetter de jodenvervolging steeds meer aanschroefde, met volle energie voor zijn joodse medeburgers inzetten, steunde hen die gedeporteerd zouden worden en sloeg het aanbod af zichzelf aan deportatie te onttrekken: hij wilde bij zijn mensen blijven. Davids en zijn gezin werden op 7 juni 1943 overgebracht naar Westerbork en vandaar op 11 januari 1944 naar Bergen-Belsen. Ook in de kampen probeerde hij zijn werk als religieus leider te blijven doen tot hij op 22 februari 1945 in Bergen-Belsen overleed.
A: 'Schaduwarchief van opperrabbijn A.B.N. Davids', in A.M. van der Woel, Inventaris van de archieven van de Nederlands Israëlitische gemeente te Rotterdam 1737-1971 (Rotterdam, 1976) 135-139 [het betreft hier fotokopieën van bescheiden van de opperrabbijn, door zijn weduwe overgedragen aan het Centraal archief voor de geschiedenis van het joodse volk te Jeruzalem]: een aanvulling hierop in het Instituut voor de geschiedenis der Nederlandse joden, blijkens Mededelingen van het instituut voor de geschiedenis der Nederlandse joden, maart 1980
P: Behalve de genoemde: Installatierede van Opperrabbijn A.B.N. Davids te Groningen [Amsterdam, 1927]; artikelen in Mizrachie [uitgave Mizrachie, afd. Nederlandsche Zionistenbond], De Vrijdagavond en het eerdergenoemde Onze gemeenschap.
L: 'Aron Bernard Davids', in Bij den Honderdsten geboortedag van Dr. J.H. Dünner [Amsterdam, 1933] 51; D.H[ausdorff], 'Opperrabbijn A.B.N. Davids z.l.', in Bijdragen en mededelingen van het genootschap voor de joodsche wetenschap in Nederland 1 (1956) 16-18; D. Hausdorff, Jizkor. Platenatlas van drie en een halve eeuw geschiedenis van de joodse gemeente in Rotterdam van 1610 tot ± 1960 (Baarn, 1978) 55-60 (overdruk van L. Vorst, 'In memoriam Opperrabbijn A.B. N. Davids, 1895 - 1945', in Rotterdams Jaarboekje 7e reeks 6 (1968) 144 - 147; artikelen in het Nieuw Israëlietisch Weekblad en het Centraal Blad voor Israëlieten in Nederland over zijn moré-examen en de aanvaarding van de verschillende opperrabbinaten.
I: Website Geschiedenis van de joden in Groningen, themawebsite van RHC Groninger Archieven: http://www.jodeningroningen.nl/nl/joodsegemeentes/groningen/rabbijnengroningen [10-5-2007] [Foto: P.B. Kramer; A.B.N. Davids ca. 1925].
J. Hagedoorn
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)Laatst gewijzigd op 12-11-2013