© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: M.M.G. Fase, 'Delfgaauw, Gerardus Theodorus Jozef (1905-1984)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn3/delfgaauw [12-11-2013]
DELFGAAUW, Gerardus Theodorus Jozef (1905-1984)
Delfgaauw, Gerardus Theodorus Jozef, econoom en hoogleraar (Amsterdam 22-10-1905 - Amsterdam 8-2-1984). Zoon van Hendrikus Johannes Delfgaauw, hoofdonderwijzer, en Mathilda Theodora Anna Maria Theresia de Jong. Gehuwd op 18-8-1931 met Geertruida Maria Engelina van Avezaath. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.
Delfgaauw groeide op in een rooms-katholiek onderwijzersgezin in Amsterdam, waar hij de lagere school en vervolgens het Ignatius College bezocht. In 1922 verwierf hij het diploma HBS-B. Van 1922 tot 1927 studeerde hij economie aan de toenmalige handelsfaculteit van de Universiteit van Amsterdam. In 1934 promoveerde hij bij H. Frijda cum laude op een proefschrift De grondpolitiek van de gemeente Amsterdam. Dit boek behandelt uitvoerig de grondslagen van het erfpachtstelsel en de toentertijd actuele vraag of de grondpolitiek als instrument voor de bestrijding van de werkloosheid kon dienen. De dissertatie weerspiegelt ten dele Delfgaauws beroepservaringen na zijn studie. Hij was aanvankelijk een jaar lang verbonden geweest aan het Nederlandsche Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw onder leiding van D. Hudig in Amsterdam en vervolgens sedert 1929 als sociaal-econoom werkzaam bij de afdeling Stadsontwikkeling van de Dienst der Publieke Werken van de Gemeente Amsterdam.
Stadsontwikkeling en grondpolitiek bleven hem ook na zijn promotie bezighouden. Nauw was Delfgaauw betrokken bij de voorbereiding van een drietal ambtelijke rapporten van zijn Dienst betreffende de economische positie van Amsterdam: over de toekomstige bevolkingsaanwas van Amsterdam (1932), over de industrie van deze stad (1933) en over de haven (1938). Ook na de oorlog bleef hij actief op dit gebied, o.a. met een in 1946 uitgebracht rapport voor de Stichting Wederopbouw Haven Amsterdam over 'IJmuiden als voorhaven van Amsterdam'. Gezien zijn talrijke wetenschappelijke publikaties in de periode 1934- 1946 en zijn ambtelijke contacten met prof. Th. Limperg jr. in verschillende gemeentelijke commissies, was het geen verrassing dat Delfgaauw in 1946 tot gewoon hoogleraar in de staathuishoudkunde aan de economische faculteit van de Universiteit van Amsterdam werd benoemd tot opvolger van Frijda. Als zodanig was hij verantwoordelijk voor een belangrijk deel van het onderricht in de algemene economie. Op 28 april 1947 hield hij zijn intreerede: De economische theorie en enkele economische bevolkingsproblemen. Merkwaardigerwijs waarschuwde hij hierin nog voor de economisch ongunstige gevolgen van een stationair blijvende of dalende bevolking, terwijl hij niet lang daarna juist aandacht zou vragen voor de problemen van een te sterke bevolkingsgroei. Opmerkelijk was in dit verband zijn kritiek in het toenmalige katholieke weekblad De Linie (17-9-1948 en 1-10-1948) op de in katholieke kring heersende opvattingen over de geboorteregeling, die zijns inziens volledig voorbijgingen aan deze problematiek. Een voordracht in 1949 voor het katholieke Thijmgenootschap over 'Bevolkingsvraagstuk en industrialisatie als economische problemen voor Nederland' (opgenomen in De Economist 97 (1949) 865-881) laat zien dat de verwaarlozing van deze economische gevolgen niet zijn instemming kreeg. Ook in later tijd bleven demografische vraagstukken hem bezighouden, al verwijdde zich zijn belangstelling, vooral van 1954 af, tot macro-economische vraagstukken, in het bijzonder ten aanzien van de groeitheorie. De economische problemen van de hoofdstad bleven hem eveneens boeien. Dit bleek niet alleen uit talrijke geschriften over de stedelijke economie maar ook uit zijn werk als eerste voorzitter van de Commissie voor de economische ontwikkeling van Amsterdam, die in overleg tussen gemeentebestuur en de Kamer van Koophandel in 1958 was ingesteld. Bij zijn terugtreden als voorzitter in 1965 eerde de stad hem met de zilveren eremedaille van Amsterdam.
Delfgaauw had een grote voorliefde voor toegepast economisch onderzoek, erkende vroegtijdig het belang van wiskunde en statistiek en moedigde zijn studenten aan zich ook in die richting te bekwamen. Hij doceerde op een breed terrein, dat gedurende vele jaren zowel de prijstheorie als de macro-economie en geldtheorie omvatte. Zijn colleges muntten uit door hun didactische inkleding, systematische aanpak en werkelijkheidszin. Hij zou zijn leerstof ook neerleggen in het tweedelig handboek Inleiding tot de economische wetenschap dl. I: Theorie van het proces der prijsvorming (1965); dl. 2: Macro-economie (1973). In zijn publikaties doet Delfgaauw zich kennen als een helder formulerend stilist, die soms tot verrassende conclusies komt. Een voorbeeld hiervan is zijn bijdrage 'Enkele begrippen, methoden en problemen uit de macro-economie', die in De Economist 103 (1955) 401-420 verscheen. Daarin laat hij zien dat het befaamde, door J.G. Koopmans geformuleerde neutraliteitscriterium voor de geldpolitiek ondoelmatig is en beter vervangen kan worden door een maatstaf die op de geldstroom betrekking heeft.
Uit de wijze waarop Delfgaauw zijn vele bestuurlijke taken vervulde bleek ook zijn bekwaamheid op dit gebied. Zo was hij lid van het curatorium van de Stichting voor Economisch Onderzoek, directeur van het toenmalige Seminarium van de Staathuishoudkunde van de Economische Faculteit, dat in 1956 op zijn initiatief tot stand kwam, en in verschillende functies als lid van het bestuur van zijn faculteit.
Op eigen verzoek ging Delfgaauw in 1970 met emeritaat. Hij bleef echter wetenschappelijk actief en voeling houden met de actualiteit. Dat bleek o.a. uit zijn bijdrage over 'De economie van Herbert Marcuse en zijn geestverwanten' (Schaarste en welvaart. Opstellen aangeboden aan prof.dr. P. Hennipman... (Leiden, 1971) 19-38),depublikatie van deel II van zijn leerboek, de verzorging van een tweetal herdrukken van deel I hiervan, een journalistiek reisverslag 'Winst maken mag in de Sowjet-Unie' (Accent 8 (1975) 19 (10 mei) 63 - 69) en een bespreking van het boek van de Oostduitse schrijver R. Bahro over de tweede communistische revolutie (Intermediair 15 (1979) 42 (19 oktober) 21-23). Hij overleed na een korte ziekte.
A: Collectie-Delfgaauw in bewerking en onder beheer van de familie Delfgaauw.
P: Belangrijkste publikaties tot 1971 in onder L genoemd artikel van P. Hennipman. Voorts 'De wet en de gemeentelijke grondpolitiek', in Spiegel van onroerend goed. Onder red. van G. Bolle en C.A. Snepvangers (Deventer, 1977) 169-190.
L: P. Hennipman, 'Theorie en werkelijkheid. Het wetenschappelijk werk van prof.dr. G.Th.J. Delfgaauw', in Orbis economicus 14 (1971) 1 (,) 5-37.
M.M.G. Fase
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)Laatst gewijzigd op 12-11-2013