© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: Harry G.M. Prick, 'Deventer, Charles Marius van (1860-1931)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn3/deventer [12-11-2013]
DEVENTER, Charles Marius van (1860-1931)
Deventer, Charles Marius van (Chap), chemicus en letterkundige (Dordrecht 1-7-1860 - Amsterdam 27-8-1931). Zoon van Christiaan Julius (zich schrijvende Julius Christiaan) van Deventer, conrector gymnasium, later directeur HBS, en Anne Marie Busken Huet. Gehuwd op 26-4-1912 met Catherine Henriette Perk. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.
Al op de lagere school, waar Van Deventer de naam had een kraan te zijn en dan ook door zijn medeleerlingen 'de wijze' werd genoemd, was hij onder de bekoring gekomen van de homerische en andere aan de Griekse mythologie ontleende verhalen, die hem door zijn vader werden verteld. Om onder diens leiding te blijven volgde Charles (gemeenzaam Chap genoemd) de HBS, maar leerde hij intussen van zijn vader spelenderwijs Latijn. Ofschoon in de vierde klas Chaps liefde voor de scheikunde ontwaakte, legde hij zich na het behalen van zijn HBS-diploma toch eerst toe - steeds onder de leiding van zijn vader - op de studie der klassieken en ontwikkelde hij zich weldra tot een kenner van het Grieks, dat hem, vooral na kennismaking met Plato, om esthetische en wijsgerige redenen bijzonder aantrok. Hij werd ten slotte zo'n groot vereerder van deze wijsgeer, dat hij niet kon leven zonder diens werken bij zich te hebben, en hij nam in latere jaren zijn Griekse Plato-editie dan ook meestal mee op reis in een houten kastje, dat hij er opzettelijk voor had laten maken. Nog voordat hij in januari 1880 als student in de chemie naar Amsterdam vertrok, hielp hij zijn vader bij diens redigeren van de door hem in 1856 gestichte Wetenschappelijke bladen, hetzij door het vertalen van wetenschappelijke artikelen, hetzij door het schrijven van boekbeoordelingen, welke laatste eerst sedert 1888 geregeld door hem werden ondertekend. Gedurende de eerste vier jaren van hun bestaan golden de Wetenschappelijke bladen als het vaste publiciteitsorgaan van Chaps oom Conrad Busken Huet. Tegen hem keek Chap op met genegenheid en bewondering. Toen Huet op 1 mei 1886 plotseling te Parijs overleed en de familie Van Deventer daarvan telegrafisch verwittigd werd, schreef Chap op 9 mei 1886 in een brief aan Jac. van Looy: 'Ik ben nog nooit van mijn leven zoo beroerd geweest' en herinnerde hij zijn vriend aan het genot, eertijds beleefd aan hun gezamenlijke lectuur van de Litterarische Fantasien en Kritieken.
Op dat tijdstip zou Van Deventer weldra, september 1886, Amsterdam verlaten voor een leraarschap in Goes. Op 13 december 1884 was hij bij J.W. Gunning gepromoveerd op een dissertatie, Schetsen uit de geschiedenis van de scheikunde (Dordrecht, 1884). Aan zijn promotiediner zaten diverse in Amsterdam gewonnen vrienden aan, onder wie Willem Kloos, Lodewijk van Deyssel, Jac. van Looy, Frederik van Eeden en diens aanstaande vrouw Martha van Vloten. Deze, en andere hier niet genoemde, latere 'Tachtigers' had Van Deventer leren kennen dank zij zijn lidmaatschap, van het allereerste uur (14 juni 1881), van de letterkundige vereniging Flanor. Wat Van Eeden van Van Deventer voor elkaar betekenden, is te lezen in de uitgave 'Uit de brieven van Charles M. van Deventer aan Frederik van Eeden', bezorgd door S.M. Noach in 23e Gids 105 (1941) I, 258-277. Willem KIoos, met wie Chap in 1880 kennismaakte ten huize van Jacques Perk, zou later nog zijn vriend in De Nieuwe Gids 46 (1931) II, 368 - 370 met drie sonnetten, 'Verzonkene maar op eens nu herrezene levenserinneringen aan dr. Charles van Deventer uit de jaren 1880 - '84 en later' herdenken. Zelf publiceerde Van Deventer in 1916, onder de titel 'Uit het leven van Jacques Perk', een selectie uit de door hem ontvangen brieven van Perk (De Gids 80 (1916) III, 199-229 en 429-451).
In oktober 1885 droeg Van Deventer aan het eerste nummer van De Nieuwe Gids een artikel bij over 'De Wet van Berthollet en de moderne scheikunde', een nevenvrucht van zijn dissertatie-onderwerp. Een gewaardeerd medewerker zou hij pas worden nadat hij in 1888 met 'Iets over den Eros van Plato', en in februari 1889, met het aan Willem Kloos opgedragen essay 'Glaukon of over de moeite' de spits had afgebeten van zijn, nadien ook in De Gids en in het Tweemaandelijksch Tijdschrift voortgezette, uitvoerige reeks beschouwingen over Plato's dialogen en over andere onderwerpen uit de oudheid, later gebundeld in Platonische studiën (Amsterdam, 1896) en Helleensche studiën (Amsterdam, 1897). In de periode 1887-1895, toen hij werkzaam was als assistent van prof. J.H. van 't Hoff te Amsterdam, verflauwde zijn literaire belangstelling geenszins: al in november 1892 stelde hij, onder de titel Een Picnic in proza (Amsterdam, 1892), een bloemlezing samen uit De Nieuwe Gids - herdrukt en uitgegeven in 1900 en 1904 door F. Buitenrust Hettema - die aanzienlijk moet hebben bijgedragen tot de verspreiding en popularisering van het prozawerk der Tachtigers. Een geheel onvermoed facet openbaarde zich in De Nieuwe Gids 9 (1894) 1,31- 45, toen Van Deventer, als Chap, een reeks van twaalf 'Krabbeltjes' bijdroeg: even verrukkelijke als snaakse kindergedichten, eerst in 1930, en toen verrijkt met tweeëntwintig gedichten uit latere jaren, uitgegeven als Krabbeltjes van Oom Chap.
Van 1897 tot 1909, onderbroken door een Europees verlof van 1903 tot 1905, was Van Deventer verbonden als leraar aan het gymnasium Willem III te Batavia. Daar werd hij ook medewerker aan de Java-Bode en later aan De Locomotief; in die bladen besprak hij de moderne literatuur van het moederland. Deze nog altijd waardevolle en prettig leesbare kronieken werden verzameld in twee bundels Hollandsche belletrie van den dag (1901.-1904). Bij zijn definitieve terugkomst in Nederland wees Chap een benoeming tot hoogleraar aan de Delfte TH van de hand. Wel werkte hij enkele jaren lang samen met prof. Ernst Cohen in diens laboratorium te Utrecht en hield hij van 1922 tot 1923 voor studenten aan de Utrechtse universiteit een reeks voordrachten, in 1924 gebundeld als Grepen uit de historie der chemie (Haarlem, 1924). Frans Erens, die, evenals Jan Veth, levenslang met Chap bevriend was, beschouwde hem als de meest universele geest die hij ooit had ontmoet. Bijzondere waardering had hij voor 'De gevloekte beker', een romantisch toneelspel in vijf bedrijven over het zielsconflict van de wijsgeer Thaïes van Milete, verschenen in De Gids 89 (1925) I, 10-95. Van Deyssel oordeelde over Van Deventers werk in zijn algemeenheid: 'In zijn denkwijze en in den stijl zijner Essays was de manier van zijn oom Busken Huet bespeurbaar' (Lodewijk van Deyssel, Gedenkschriften [ingel. en van aant. voorzien door Harry G.M. Prick] (Zwolle, 1962) II, 496-497).
A: Het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage beschikt over een collectie brieven van en aan Charles M. van Deventer.
L: Willem Kloos, J.H. van 't Hoff, W.P. Jorissen en L.Th. Reicher, 'Dr. Charles Marius van Deventer', in Chemisch Weekblad 6 (1909) 50 (11 december) 1005-1010; E. Cohen, 'Dr. Van Deventer's levenswerk', in De Telegraaf, av. 29-8-1931; J.J. van Laar, 'Eenige herinneringen aan Ch.M. van Deventer', in Chemisch Weekblad 28 (1931) 39 (26 sept.) 547-550; H. van H., in Den Gulden Winckel 30 (1931) 192- 193; H.M. Boissevain, 'Van Deventer's "Platonische" en "Helleensche Studiën" ', in De Nieuwe Gids 47 (1932) I, 423-424; Frans Erens, Vervlogen jaren. Vervolledigd uitg. en van aant. voorz. door Harry G. M. Prick (Zwolle, 1958) 231 - 236; Harry G.M. Prick, 'Lodewijk van Deyssel en Dr. Charles M. van Deventer', in Handelingen van de Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis 23 (1969) 275-356; Jaap Meijer, 'Charles Marius ("Chap") van Deventer en Willem Kloos', in De Nieuwe Taalgids 67 (1974) 54-63; Harry G.M. Prick, 'Charles M. van Deventer: een universele geest in een fijne snaak', in De Fonteijne 4 (1985) 2-3 (najaar) 44-50.
I: De Fonteijne 4 (1985) 2-3 (najaar) 48.
Harry G.M. Prick
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)Laatst gewijzigd op 12-11-2013