© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: N.A. van Horn, 'Eeghen, Samuel Pieter van (1853-1934)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn3/eeghen [12-11-2013]
EEGHEN, Samuel Pieter van (1853-1934)
Eeghen, Samuel Pieter van, koopman en bankier (Zeist 28-6-1853 - Doorn 20-1-1934). Zoon van Jan van Eeghen, handelaar, en Henriette Louise Labouchere. Gehuwd op 15-4-1880 met jkvr. Olga Catharina Antoinetta van Loon. Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 4 dochters geboren.
Samuel Pieter van Eeghen groeide op in een doopsgezind milieu. Hij volgde in Amsterdam lager en middelbaar onderwijs. Zijn eerste praktische handelskennis verwierf hij op het kantoor van suikermakelaar D.H. Roodhuyzen en bij de firma Van Eeghen & Co. Eind 1875 vertrok hij voor een reis naar Nederlands-Indië, waarvan hij in april 1877 terugkeerde. In dat jaar deed hij officieel zijn intrede in het handelshuis Van Eeghen & Co, waarvan hij drie jaar later firmant werd. Onder zijn leiding verwierf deze firma belangen in tal van ondernemingen en syndicaten, zoals in Indische cultuurmaatschappijen, scheepvaartlijnen, banken, industriële ondernemingen en maatschappijen voor landexploitatie.
S.P. van Eeghen hield zich actief bezig met het verhandelen van goederen en was steeds op de tabaksveilingen in Frascati aanwezig. De dagelijkse gang naar de Koopmansbeurs hield hij tot op hoge leeftijd vol. Zijn belangstelling voor Indische cultuurprodukten leidde ertoe dat zijn firma belangen kreeg bij voorstellen tot verbetering van de gewassenteelt, de aanvoer ervan naar Nederland en de organisatie van handelaren in deze Produkten. Copra, grondstof voor de opkomende margarine-industrie, stond sterk in zijn belangstelling. Zo kreeg hij in 1915 zitting in het Bureau voor den Coprahandel, verbonden aan de Nederlandsche Overzee Trustmaatschappij. Bij zijn vijftigjarig jubileum als chef van de firma Van Eeghen in 1930 werd hem als cadeau aangeboden de oprichting van een S.P. van Eeghen-stichting, gelieerd aan het Koloniaal Instituut, en bedoeld om onderzoek in Nederlands-Indië te steunen.
Ook in vele andere opzichten bleek Van Eeghens vooraanstaande positie onder de Amsterdamse bedrijfsleiders. Zijn integriteit werd alom geroemd toen hij succesvol intervenieerde bij een conflict in de Amsterdamse diamantindustrie in 1902. Twee jaar later werd hij als liberaal voor het district Amsterdam VI gekozen in de Provinciale Staten van Noord-Holland. Tot 1919 had hij in dit orgaan zitting. Uit zijn activiteiten in Amsterdamse handelszaken vloeide een lidmaatschap van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voort. Van 1904 tot 1920 was hij voorzitter van deze instelling. In die functie deed hij zich kennen als een aanhanger van de beginselen van vrijhandel. Daarnaast pleitte hij voor regeringssteun aan bedreigde sectoren. Hij hield het belang van de Amsterdamse haven in het oog, met de gedachte Amsterdam de stapelmarktfunctie terug te geven. Zijn verzet tegen bruggen over het IJ sproot voort uit bezorgdheid over de toegang tot de havens. Hij ijverde voor de aanleg van een vliegveld bij Amsterdam.
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog adviseerde hij een tijdelijke sluiting van de effectenbeurs. Van Eeghen werd benoemd tot voorzitter van de Commissie van deskundigen ter uitvoering van de Beurswet- 1914, die bedoeld was om grote verliezen na heropening van de beurs te beperken. Toen de Eerste Wereldoorlog langer ging duren dan was voorzien diende Van Eeghen de Nederlandse regering van advies op het gebied van de handel en bij kwesties als het bankenmoratorium, de uitgifte van zilverbons door de regering en het uitvaardigen van verschillende uitvoerverboden.
Door Van Eeghens relaties via de firma was hij ook in contact gekomen met de scheepvaartwereld. Hij bevorderde met kracht het aantal lijnen en stoomschepen die de vaart met Indië en elders moesten onderhouden. Hij toonde zich zeer ingenomen met de oprichting van de Nederlandsche Scheepvaart Unie in 1908, die de activiteiten van een aantal Amsterdamse rederijen coördineerde. Hij vervulde tal van commissariaten, mede door zijn functie bij de firma Van Eeghen, waaronder president-commissariaten van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, de Koninklijke Nederlandsche Stoombootmaatschappij, de Stoomvaart-maatschappij 'Nederland', de Cultuurmaatschappij 'De Vorstenlanden', de Ontvang- en Betaalkas, de Hollandsche Sociëteit van Levensverzekeringen, de Amsterdamsche Bank en de Koninklijke Stoomweverij te Nijverdal. Hij was voorts vice-voorzitter van de raad van commissarissen bij De Nederlandsche Bank. Niet alleen in het zakenleven was hij werkzaam. Vanaf 1878 heeft hij ruim vijftig jaar zitting gehad in het bestuur van de Kweekschool voor de Zeevaart. Het aantal verenigingen en instellingen waarvan hij lid of bestuurslid was, is te omvangrijk om hier alle genoemd te worden (zie de onder L vermelde biografie van J. Rogge).
S.P. van Eeghen was geen theoreticus. Slechts een enkele maal verbond hij zijn naam aan een publikatie. In 1926 ondertekende hij met een aantal leidende personen uit het financieel-economisch leven een manifest voor vrijhandel in Europa (verschenen in: Economisch-Statistische Berichten van 27-10-1926, als 'Een manifest voor den vrijen handel'). Later dat jaar was hij de eerste ondertekenaar van een adres aan de Eerste Kamer, om aanneming van het Rijn-Scheldetractaat met België te voorkomen. Van Eeghen vreesde nadelige gevolgen voor Amsterdam bij aanneming van dit verdrag.
F.J.E. van Lennep vermeldt in zijn Late regenten (Haarlem, 1962) 60, dat Van Eeghen en diens zwager W. H. van Loon (1855 - 1935) de touwtjes van het Amsterdamse financiële en zakenleven in handen hielden. Van Loon op de beurs en Van Eeghen door zijn talrijke commissariaten. Als Amsterdams zakenman heeft Van Eeghen zijn verdiensten gehad. Vernieuwingen schuwde hij niet, getuige zijn belangstelling voor een vliegveld bij Amsterdam. Zijn agenda was steeds druk bezet. Dat hij talrijke functies met elkaar wist te combineren, pleit voor een gevoel voor orde en stiptheid. Op dat punt kon hij onredelijk zijn. Een zekere kortaangebondenheid en drift waren hem niet vreemd. Ontspanning vond hij in een gelukkig familieleven en in lange wandelingen.
A: Familie-archief Van Eeghen en firma-archief Van Eeghen & Co in Gemeentearchief te Amsterdam.
P: Van Eeghens Nieuwjaarsredes van 1904 tot 1920 als voorzitter van de Amsterdamse Kamer van Koophandel en Fabrieken zijn in druk verschenen.
L: Behalve in de tekst genoemde publikaties: M.G. de Boer, Geschiedenis der Amsterdamsche Stoomvaart (Amsterdam, 1922. 3 dl.); herdenkingsartikelen o.a. in Algemeen Handelsblad, 2-1-1930, 28-6-1933 en 22-1-1934; C.A. van Manen, De Nederlandsche Overzee Trustmaatschappy... ('s-Gravenhage, 1935. 8 dl.); J. Rogge, Het handelshuis Van Eeghen. Proeve eener geschiedenis van een Amsterdamsch handelshuis (Amsterdam, 1949); idem, Samuel Pieter van Eeghen. Een levensschets (Amsterdam, 1950); Joh. de Vries, 1811 - 1961 met Amsterdam als brandpunt. Honderdvijftigjaar Kamer van Koophandel en Fabrieken [Amsterdam, 1961]; Herinneringen en dagboek van Ernst Heldring. Uitg. door Joh. de Vries (Groningen, 1970. 3 dl.); Een eeuw vol effecten: historische schets van de Vereniging voor de Effectenhandel en de Amsterdamse Effectenbeurs, 1876-1976. [Door] Joh. de Vries ([Amsterdam]: Vereniging voor de Effectenhandel, 1976).
I: Johan de Vries, 'Samuel Pieter van Eeghen, Toewan Amsterdam' in In de vaart der volken. Nederlanders rond 1900. Onder red. van Herman Beliën, Martin Bossenbroek en Gert Jan van Setten (Amsterdam 1998) 116.
N.A. van Horn
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)Laatst gewijzigd op 12-11-2013