© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: A.W.J. de Jonge, 'Kieviet, Cornelis Johannes (1858-1931)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn3/kieviet [30-07-2020]
KIEVIET, Cornelis Johannes (1858-1931)
Kieviet, Cornelis Johannes, onderwijzer en schrijver van kinderboeken (Haarlemmermeer 8-3-1858 - Haarlem 12-8-1931). Zoon van Lourens Kivit, timmerman-aannemer, en Margje Huisman. Gehuwd op 4-10-1883 met Gezina Louiza Veldhuijzen van Zanten. Uit dit huwelijk werden, behalve een zoon die jong overleed, 1 zoon en 1 dochter geboren.
Johan Kieviet werd geboren in de toen enige jaren eerder drooggelegde Haarlemmermeerpolder, dicht bij het punt waar de belangrijkste polderwegen en -vaarten elkaar kruisten; deze plaats, die men aanvankelijk 't Kruis of Kruisdorp noemde, heet vanaf 1868 Hoofddorp. In de nieuwe polder beproefde Johans vader zijn geluk als timmerman-aannemer. Een vetpot zal dit niet geweest zijn, want naast haar kinderrijke gezin - elf kinderen, van wie Cornelis Johannes het tiende was - hield zijn moeder nog kostgangers. Onder hen bevonden zich onderwijzers, die wellicht hun invloed in het gezin deden gelden, want drie van de kinderen kozen later voor een betrekking bij het onderwijs. Een van hen was Johan, die door het plaatselijke schoolhoofd opgeleid werd om op 16-jarige leeftijd in Delft de kweekschool te kunnen bezoeken. In april 1877 keerde hij naar de Haarlemmermeer terug om tegen een jaarwedde van 600,- de functie van hulponderwijzer te vervullen aan de lagere school te Vijfhuizen. In 1879 werd hij onderwijzer in Lisse, waar hij zijn vrouw leerde kennen. Na ook nog korte tijd Den Haag als standplaats gehad te hebben, werd Kieviet in 1883 hoofd van een eenmansschooltje in Etersheim (gem. Zeevang) in Noord-Holland.
In dit afgelegen dorpje ging Kieviet zich in zijn vrije tijd toeleggen op het schrijven van kinderboeken. Elke avond schreef hij acht tot tien schoolschriftblaadjes vol met een klein en regelmatig handschrift. De volgende dag liet hij zijn pennevruchten door zijn leerlingen in de klas voorlezen; zo kon hij hun spontane reacties peilen. Doorgaans schreef hij een boek in vier tot vijf weken. Als eerste verscheen in 1890 De twee neven, gevolgd door Frans van Dorentil (1891). Met de inhoud van deze boeken was Kieviet echter niet tevreden; het waren in zijn ogen te veel moralistische romans. Als onderwijzer zocht hij naar een stijl die de jeugd zou aanspreken.
Met die gedachte in zijn achterhoofd schreef hij in 1891 Uit het leven van Dik Trom. In die tijd kon men echter nog geen waardering opbrengen voor de kwajongensstreken en de bespotting van het gezag (veldwachter Flipsen) die aan Kieviets brein ontsproten, zodat hij aanvankelijk geen uitgever voor dit manuscript kon vinden. Dank zij de inspanningen van een van zijn vrienden bleek ten slotte de Alkmaarse uitgever P. Kluitman bereid het boek uit te geven. In maart 1892 verscheen de eerste druk, die weinig aantrekkelijk was uitgevoerd, met een paar eenvoudige steendrukplaatjes als illustratie. Het zou acht jaar duren voordat de eerste oplage verkocht was. Maar met de tweede druk in 1899 begon het boek zijn zegetocht met talrijke herdrukken. Dit succes van Dik Trom is misschien gedeeltelijk te verklaren uit het feit dat deze tweede druk - evenals de daaropvolgende herdrukken - als boek een aantrekkelijk uiterlijk kreeg en verlucht werd met fraaie illustraties van de vermaarde tekenaar Johan Braakensiek. Een andere oorzaak moet gezocht worden in de geleidelijk veranderende opvattingen in de pedagogie en het onderwijs ten aanzien van kinderlectuur: meer dan tevoren ging de aandacht uit naar de wereld van het kind, waardoor de jonge lezer de mogelijkheid kreeg zich te identificeren met de held van het verhaal. Onderwijzers en ouders werden toleranter ten aanzien van jeugdliteratuur die minder verheven en plechtig van toon was. Kieviet bezat een groot inlevingsvermogen in de belevingswereld van kinderen, die hij nauwlettend observeerde. Hij appelleerde aan hun voorstelling van de echte kwajongen die streken uithaalde, avonturen beleefde en zich durfde verzetten tegen het als drukkend ervaren gezag van de volwassenen. Bovendien maakte Kieviet zijn verhaal aantrekkelijk door Dik Trom op te laten groeien in de plattelandsomgeving van het kleine dorp; hiermede bouwde hij ongetwijfeld voort op de vertrouwde omgeving van zijn eigen kinderjaren. Door een overzichtelijk aantal medespelers en dank zij de schildering van het ongecompliceerde dorpsleven in een decor van weilanden, vee, boomgaarden, korenvelden en vaarten werd de jonge lezer een besloten intimiteit geboden, die hij, althans in de grote steden, miste. De dikke dorpsjongen, de hoofdpersoon van het verhaal, in zijn eenvoud gemakkelijk herkenbaar als 'een rond bonk fonkelend vlees' (zie W. Slob, onder L), met zijn lef, zijn brutaliteit, zijn snaakse streken - waarvan men zich kan afvragen of deze zo nu en dan niet de grenzen van het toelaatbare overschreden, ook al is men bereid begrip te hebben voor de motieven en de leeftijd van Dik Trom - maar ook zijn goedmoedige aard en zijn gevoelig hart, spreekt de kinderen aan in een voor hen begrijpelijke taal. Het deerde hun minder dan opvoeders en letterkundigen dat de geestelijke vader van hun held 'sjablone-achtig' te werk ging en naar goedkope effecten streefde om gemakkelijk succes en geldelijk voordeel te behalen. Hij gaf hun waarom zij vroegen: een idool om wie zij konden lachen.
Aangemoedigd door dit ongekende succes schreef Kieviet later nog vijf Dik Tromboeken: De zoon van Dik Trom (1907), Toen Dik Trom een jongen was (1912), Dik Trom en zijn dorpsgenooten (1920), Het tweede boek van Dik Trom en zijn dorpsgenooten (1923) en Avonturen van Dik Trom (1931). Ze waren min of meer als vervolgdelen bedoeld, waarin Kieviet voortborduurde op hetzelfde thema. Zijn geesteskind - dat vrijwel dezelfde leeftijd behield - bleef zijn nieuwe avonturen beleven in de vertrouwde omgeving. Deze boeken verschenen aanvankelijk bij andere uitgevers. Hoewel ook de latere boeken over Dik Trom redelijk tot goed verkocht werden, konden ze het succes van het eerste boek niet evenaren. In de loop der jaren beleefden de Dik Tromboeken vele tientallen drukken, ondanks het feit dat de inhoud verouderde. Merkwaardig is dat ook de discussies over de pedagogische waarde van de boeken steeds weer oplaaien. In oktober 1968 kwam dit in een raadsvergadering van de gemeente Haarlemmermeer weer eens duidelijk naar voren, toen een voorstel aan de orde kwam om een openbare lagere school in Hoofddorp naar Dik Trom te noemen. Enkele raadsleden bleken nog steeds moeite te hebben met het belachelijk maken van het gezag in dit kinderboek. Na ampel beraad werd het voorstel toch aangenomen.
De royalties van zijn boeken verschaften Kieviet aantrekkelijke neveninkomsten. Weliswaar ontving hij voor Uit het leven van Dik Trom slechts 75 gulden en een dubbeltje per verkocht exemplaar, maar van zijn later uitgegeven boeken waren de royalties aanmerkelijk hoger. Zo incasseerde hij in een periode van twintig jaar ruim 15.000,- voor De zoon van Dik Trom. Doordat hij gemakkelijk geld uitgaf en verliezen leed bij het speculeren in effecten, verspeelde hij al deze extra inkomsten. Hoewel Dik Trom een fantasiefiguur van de auteur was, neemt men aan dat Hoofddorp de plaats geweest moet zijn waar de avonturen zich afspeelden. Hier bevindt zich sedert 1973 op het Marktplein het karakteristieke beeld van Dik Trom - omgekeerd zittend op een ezel - dat vervaardigd werd door N. Onckenhout in opdracht van de Lions Club Haarlemmermeer. Pogingen om Dik Trom ook in vreemde talen uit te geven hadden nauwelijks succes, omdat de typische sfeer van het Hollandse polderland zich niet laat vertalen; slechts een uitgave in het Maleis werd gerealiseerd. Vanaf 1938 zijn de avonturen van Dik Trom verscheidene malen - meestal op dilettantistische wijze - verfilmd. Al eerder werden toneelbewerkingen van Dik Trom door amateurgezelschappen opgevoerd. Kieviet ergerde zich zo aan de platvloerse wijze waarop zijn geesteskind ten tonele werd gevoerd dat hij zich geroepen voelde zelf een aantal toneelbewerkingen te schrijven.
Kieviet werd bepaald niet alleen een bekend kinderboekenschrijver door Dik Trom, al bleef dat wel zijn grootste succes. In de vele andere boeken verkoos hij afwisselend twee thema's: de beschrijving van spannende jongensavonturen en verhalen die geplaatst werden tegen de achtergrond van historische gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis. Eigentijdse avonturenboeken waren bijv. De club 'Van Zessen Klaar' (1898), Wilde Bob (1900), De club op reis (1903), Een dozijn Hollandische jongens (1919) en Het kamp in 't spookbosch (1929). De boeken in dit genre verschenen in een tijd toen ook andere auteurs, zoals J.B. Schuil, Chr. van Abkoude en L. Roggeveen, bekendheid verwierven met het schrijven van jongensboeken. Een succes van langere duur behaalde Kieviet met zijn kinderboeken waarin de verhalen historisch werden gesitueerd. Bij het schrijven van deze boeken werd hij ter zijde gestaan door zijn broer Lourens, die geschiedenisleraar was geworden. De haast klassiek geworden boeken Fulco de Minstreel (1892) en Het slot op den Hoef (1897) bieden de jonge lezer ridderavonturen - kennelijk geïnspireerd op Waker Scotts Ivanhoe - die zich afspelen in de dertiende eeuw, toen de op macht beluste edelen en graven van Holland elkaar heftig bestreden. De duinheks (1913) is gesitueerd in de Napoleontische tijd en heeft een duidelijk nationale inslag. Tweemaal schreef Kieviet, als gevolg van een weddenschap, een detectiveverhaal voor volwassenen. Beide boeken. Haar chauffeur (1928) en De moord bij den Hertenkamp (1930), werden een mislukking, omdat ze qua inhoud beneden de maat bleven.
Ondanks alle roem die hem als schrijver van kinderboeken ten deel viel bleef hij het onderwijs trouw. In 1902 verliet hij Etersheim om schoolhoofd te worden in Zaandam. Al was hij een strenge meester, bij zijn leerlingen bleef hij geliefd. Het feit dat hij een meester in de vertelkunst was, zal daar niet weinig toe hebben bijgedragen. Uit liefhebberij organiseerde Kieviet - die een speelse en romantische natuur had - met zijn plaatsgenoten in Zaandam operettevoorstellingen. Wegens suikerziekte ging hij op 59-jarige leeftijd vervroegd met pensioen. Hij vestigde zich daarna in Wassenaar, waar hij tot zijn overlijden in 1931 doorging met het schrijven van boeken, waarvan er totaal 48 in druk verschenen.
A: Collectie-C. Joh. Kieviet onder berusting van mw. R. Zandvoort-van Kempen te Hendrik Ido Ambacht.
P: Lijst van werken in Documentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken 3 (1979) 13 (ca. juli) IV,1-2.
L: Behalve artikelen over Kieviet en zijn boeken in onder P vermeld periodiek IV, 2-4; Lea Wijnberg, 'Alkmaar de bakermat van Dik Trom', in Tussen de rails 3 (1954) 3 (,) 54-55; W. Slob, 'Dik Trom en zijn geestelijke vader', in De waterwolf getemd. Onder red. van Tj.W.R. de Haan ('s-Gravenhage, [1970]) 150-154; D.L. Daalder, Wormcruyt met suyker (Schiedam, 1976) 100-102; J. Riemens-Leurslag, Het jeugdboek in de loop der eeuwen (Schiedam, 1977) 179-183; Henk van Gelder, 'C. Joh. Kieviet. Want hij had een gevoelig hart', in 't Is 'n bijzonder kind, dat is ie (Bussum, [etc. 1980]) 37-49.
I: N.J. Wagemaker, C.Joh. Kieviet (Nieuwe Niedorp 2000) 4.
A.W.J. de Jonge
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)Laatst gewijzigd op 30-07-2020