Nederveen, Alexander (1896-1973)

 
English | Nederlands

NEDERVEEN, Alexander (1896-1973)

Nederveen, Alexander (bekend onder de naam Alex de Haas), cabaretier en amusementshistoricus (Rotterdam 24-6-1896 - Rotterdam 4-1-1973). Zoon van Christianus Everardus Theodorus Nederveen (bekend onder de naam Nico de Haas), karakterkomiek, en Lena Faber. Gehuwd op 17-10-1917 met Bastiana Scharp. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren. afbeelding van Nederveen, Alexander

Alex de Haas was een typisch artiestenkind; ook zijn grootouders (Marinus de Haas en Susanne Leduc) waren werkzaam in de theaterwereld. Op vijfjarige leeftijd stond de 'jongenheer Alexander' al naast zijn vader op het toneel van het Casino Variété aan de Coolsingel in Rotterdam. Zijn kunstzinnige aanleg droeg een veelzijdig karakter; naast piano- en vioollessen ontving hij een opleiding in de fotografie en volgde hij een vijfjarige cursus aan de Academie voor beeldende kunsten in Rotterdam. Wellicht dat hier al de kiem werd gelegd voor zijn latere passie voor onder meer de verzameling van moderne beeldende kunst o.a. van de kunstenaarskring De Ploeg.

Al deze activiteiten hadden hem tot een erudiete persoonlijkheid gemaakt toen hij ten slotte - geïnspireerd door het optreden van Koos Speenhoff, Jean-Louis Pisuisse, Emiel Hullebroeck en Yvette Guilbert - de cabaretplanken betrad. Tijdens de mobilisatie 1914-1918 stichtte hij het soldatencabaret 'De Petoet', waarna hij in 1920 zijn beroepsdebuut als dichter-zanger maakte bij het cabaretensemble van de talentenontdekker Jean-Louis Pisuisse. Deze gaf in 1922 aan de eerste bundel Cabaretliedjes (Rotterdam, 1922) een aanmoedigend voorwoord mee.

Geleidelijk aan ontwikkelde hij zich tot een conférencier met een zeer persoonlijke stijl en allure, die in cabaret- en variétéprogramma's de verschillende nummers uit binnen- en buitenland op deskundige wijze wist in te leiden. In die hoedanigheid was hij jarenlang 'huisconférencier' van het Tusctinski-Theater in Amsterdam, dat in 1921 was geopend. Daar ontstond de vruchtbare en langdurige samenwerking met de dirigent Max Tak, die veel van zijn liedjes op muziek heeft gezet, zoals het zo populair geworden Amsterdam uit de Will Tuschinski-fllm De oude stad (1932) en zijn beste cabaretliedje, Vriendinnetje (1936).

Zijn eerste radio-optreden voor de AVRO in 1929 zou - tot het begin van de jaren zeventig - door talloze andere uitzendingen worden gevolgd: radio-revues, historische reconstructieprogramma's en documentaires. Samen met programmaleider Jaap den Daas en zijn vriend Max Tak bedacht hij in 1935 de formule van de befaamd geworden Bonte Dinsdagavondtrein, waarvoor hij - met Max Tak -bovendien de herkenningsmars schreef.

Ook de jonge Nederlandse filmindustrie had zijn belangstelling; naast de al genoemde documentaire De oude stad werkte hij in de jaren dertig als scenario- en liedjesschrijver mee aan speelfilms zoals Het meisje met de blauwe hoeden en Het leven is heus niet zo kwaad.

Het grote succes van zijn radioserie Au Salon des Variétés (waaraan onder meer de musicus Gerard van Krevelen en de zangeres Truus Verburg hebben meegewerkt) werd na 1952 ook in de theaters voortgezet. Zijn uitzonderlijke aandacht voor de historie van het Nederlands amusement in het algemeen en de cabaretkunst in het bijzonder leidde in de jaren vijftig tot de publikatie van zijn boek De minstreel van de mesthoop (Amsterdam, 1958), waarin de bijna vergeten cabaretpionier Eduard Jacobs opnieuw in de schijnwerpers werd geplaatst. In 1971 verscheen een soortgelijke, doorwrochte studie over de dichter-zanger Koos Speenhoff': 't Was anders (Rotterdam, 1971).

In 1963 werden zijn culturele verdiensten door de gemeente Rotterdam genonoreerd met de Laurens-penning en in 1968 wijdde de producer Nico Boer een speciale langspeelplaat aan de toen 72-jarige dichter-zanger Alex de Haas, waarop deze elf van zijn cabaretliedjes ten gehore brengt.

Ondanks alle waardering en hulde die de kunstenaar en de historicus Alex de Haas door de jaren heen te beurt zijn gevallen (zijn gouden jubileum, dat in 1966 in Theater Tuschinski werd gevierd, was daarvan een duidelijk bewijs), is hij door verschillende omstandigheden een verbitterd man geworden. Zijn rancune tegen een nieuwe, veranderde tijd leidde tot de opdracht aan zijn vrouw na zijn dood zijn kostbare verzameling te vernietigen, een opdracht die niet werd uitgevoerd, waardoor het totale archief veilig terecht kwam in Amsterdam bij het Nederlands Theater Instituut.

A: Documentatiemateriaal in Nederlands Theater Instituut te Amsterdam en in de verzameling van Wim Ibo, Amsterdam.

P: Behalve in de tekst genoemde publikaties: Liedjes van Alex de Haas (Maastricht, 1940).

L: Behalve herdenkingen in kranten en periodieken als bijv. NRC, 8-1-1973, Wim Ibo. En nu de moraal van dit lied. Overzicht van 75 jaar Nederlands cabaret (Amsterdam, [etc. 1970]); idem. En nu de moraal... (Alphen aan de Rijn, 1981).

I: Beeldbank van het Nationaal Archief in Den Haag [Foto: Eric Koch ; Collectie ANEFO; Alex de Haas tijdens zijn huldiging in het Tuschinski-theater].

Wim Ibo


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013