© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: D. van Dalen, 'Mannourij, Gerrit (1867-1956)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn3/mannourij [12-11-2013]
MANNOURIJ, Gerrit (1867-1956)
Mannourij, Gerrit (bekend onder de naam Mannoury), hoogleraar in de wiskunde (Wormerveer 17-5-1867 - Amsterdam 30-1-1956). Zoon van Gerrit Mannourij, gezagvoerder ter koopvaardij, en Anna van Beek. Gehuwd op 8-8-1907 met Elizabeth Maria Berkelbach van der Sprenkel. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 3 dochters geboren.
Daartoe in staat gesteld door een beurs van de Gemeente Amsterdam bezocht Mannoury de Ie Gem. HBS met 5-jarige cursus om vervolgens na het eindexamen (1885) het onderwijzersexamen af te leggen. Bij het onderwijs had hij een moeilijke aanloopperiode: over zijn beginbaan aan de Openbare Handelsschool te Amsterdam schreef hij 'Moet deze betrekking opgeven wegens gebrek aan orde in de klas' en aan de daaropvolgende onderwijzersbaan (1886) op de lagere school. Binnenkant in dezelfde stad, behield hij 'hoogst onplezierige herinneringen'. Misschien kwam hij om die reden ertoe zich voor een leraarspositie te bekwamen in vakken die hem met zijn grote talenten en aanleg kennelijk lagen. Door succesrijke zelfstudie behaalde hij talrijke aktes: wiskunde K I (1887), hoofdakte voor onderwijzer (1890), boekhouden K XII (1893), mechanica K II (1895) en wiskunde K V (1902). In diezelfde tijd begon ook zijn onderwijscarrière voorspoediger te verlopen en ontwikkelde Mannoury zich tot een enthousiast en kundig pedagoog. Ofschoon afwisselend onderwijzer, privé-gouverneur en leraar niet alleen in Amsterdam, maar achtereenvolgens in Bloemendaal en Helmond, werd hij ten slotte sedert 1910 in Vlissingen docent in boekhouden, wiskunde en handelswetenschappen aan de HBS en van 1913 af tevens hoofd van de Handelsavondschool. Merkwaardige intermezzi in deze tijd vormden het gouverneurschap van de zoon van de krantekoning en miljonair jhr. Henri Tindal in 1893 en een zeereis naar Zuid-Afrika in 1894 om zijn oudere broer Jan, die, waarschijnlijk door een kopervergiftiging, geestesziek was geworden, op te halen. Deze broer zou trouwens reeds in 1895 komen te sterven.
Tijdens al deze zelfstudie was Mannoury intussen reeds aan de Universiteit van Amsterdam opgevallen als buitengewoon begaafd 'student'. Een echte academische studie kon hij niet verrichten en colleges kon hij door zijn werk als leraar niet volgen, maar de hoogleraar D.J. Korteweg had kennelijk wel oog voor Mannoury's talenten en gaf hem privé-lessen. Nog tijdens zijn studies publiceerde Mannoury reeds originele onderzoekingen; hij was de eerste Nederlander die op het gebied van de topologie publiceerde ('Lois cyclomatiques', 1897). In 1903 werd hij als privaatdocent in de logische grondslagen der wiskunde aan de Universiteit van Amsterdam toegelaten. Hij introduceerde in Nederland, in navolging van G. Peano, de symbolische logica. Zijn boek Methodologisches und Philosophisches zur Elementar-Mathematik (Haarlem, 1909) geeft een helder beeld van Mannoury's inzichten en eruditie.
In 1917 werd Mannoury buitengewoon hoogleraar, en in 1918 gewoon hoogleraar in de meetkunde, de werktuigkunde en de wijsbegeerte der wiskunde. Hij bleef tot zijn emeritaat in 1937 verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, die hem wegens zijn verdiensten in 1946 met een doctoraat honoris causa vereerde, waarbij zijn leerling L.E.J. Brouwer als promotor optrad. Mannoury's naam zou in de filosofie vooral verbonden blijven aan de significa, een betekenisleer die hij op geheel eigen wijze ontwikkelde. Mannoury's uitwerkingen van de significa waren ondertussen reeds eerder ingeleid door Frederik van Eeden, die, op zijn beurt beïnvloed door ideeën van Lady Victoria Welby, in 1897 in Studies (3e reeks) zijn 'Redekunstige grondslag van verstandhouding' had gepubliceerd. Maar deze leer zou Mannoury geduriger en intenser blijven bezighouden dan bij Van Eeden het geval was. Reeds in 1917 was Mannoury een der medeoprichters van het Internationaal Instituut voor Wijsbegeerte te Amsterdam (1917). Na een kort bestaan van dit instituut werd door Mannoury, Brouwer, Van Eeden en J. van Ginniken het Signifisch Genootschap opgericht (21-5-1922).
Mannoury onderscheidde in de significa, dat is de leer der psychische en taalkundige verstandhoudingsverschijnselen, een analytisch aspect: het psychologisch onderzoek der reeds bestaande verstandhoudingsmiddelen, en een synthetisch aspect: de systematische uitbreiding en verbetering der verstandhoudingsmiddelen. Zijn standpunt in de filosofie was sterk relativistisch. Hij formuleerde het gradualiteitsbeginsel (iedere gradatie, onderscheiding of tegenstelling is door een geleidelijke begripsovergang op te lossen) en het signifische relativiteitsbeginsel (de betekenis van een woord en de draagwijdte van een begrip zijn afhankelijk van andere, daarmee geassocieerde psychische inhouden). De schoonzoon van Mannoury, D. Vuysje, zou aan diens studies in de significa deelnemen en deze ondersteunen. De filosofische inzichten die Mannoury verwierf werden duidelijk beïnvloed door die van de beroemde filosoof Nietzsche en van de hegeliaan G.J.P.J. Bolland. Op het gebied van de filosofie van de wiskunde verschilde Mannoury vaak van mening met zijn vriend en voormalige leerling Brouwer. Aan de andere kant kan Mannoury's invloed bij veel wiskundigen en filosofen geconstateerd worden: in het bijzonder bij E.W. Beth, D. van Dantzig en A. Heyting.
Mannoury was verre van een kamergeleerde, hij was doordrongen van idealen van rechtvaardigheid en socialisme, en hij zette zijn ideeën om in praktische politieke activiteit. Vanaf 1900 was hij lid van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en als zodanig behoorde hij tot een van de initiatiefnemers tot de oprichting in 1901 van de 'Sociaal-Democratische Studieclub'. In 1909 trad hij toe tot de Sociaal-Democratische Partij in Nederland (SDP), waar hij naast andere oud-SDAP'ers als W. van Ravesteyn, D. Wijnkoop, J.C. Ceton, H. Gorter en Marie Mensing in het bestuur zitting had. Deze partij werd in 1918 omgezet in de Communistische Partij in Nederland, die weldra onder buitenlandse invloed jarenlang zou worden aangeduid als Communistische Partij Holland (CPH). In 1925 bracht Mannoury de eis van de Komintern uit Moskou ter zake van de samenstelling van de kandidatenlijst van de Tweede Kamer over, die tot het aftreden van het driemanschap Wijnkoop-Van Ravesteyn-Ceton leidde. Niet lang daarna werd Mannoury zelf het slachtoffer van aanvallen uit de partij. Vooral zijn kritiek op de uitstoting van Trockij (Trotski) uit de Communistische Partij van de Sovjet-Unie (CPSU) leidde tot Mannoury's royering uit de CPN in november 1929. De Internationale Controle Commissie van de Komintern wees in 1931 zijn verzoek tot wederopname in de partij af. Daarna verdween Mannoury uit het politieke gezichtsveld.
Mannoury werd door een sterk ethisch en sociaal gevoel gedreven en zijn politieke activiteiten waren daarvan een logische consequentie. In persoonlijke contacten was hij beminnelijk en hij werd door zijn leerlingen op handen gedragen.
A: Wetenschappelijke collectie-Mannoury in UB Amsterdam. Politieke collectie-Mannoury in Internationaal instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam. Correspondentie met F. van Eeden over significa in Meded. Fred. van Eedengenootschap 17 (1958) 24-26. Privénotities onder berusting van familie Mannoury.
P: Naast J.H. Stegeman, 'Gerrit Mannoury. Een bibliografie van zijn werken' (Amsterdam, 1985). Typoscript. Aanwezig in UB Amsterdam: Over de sociale betekenis van de wiskundige denkvorm (Groningen, 1917); Heden is het keerpunt. Een onuitgesproken verdedigingsrede (Amsterdam, 1930); Handboek der analytische signifika (Bussum, 1947-1948. 2 dl.); Signifika. Een inleiding (Den Haag, 1949); Polairpsychologische begripssynthese (Bussum, 1953); Mathesis en mystiek. Een signifiese studie van kommunisties standpunt (Utrecht, 1978). Fotomech. herdr. van oorspr. uitgave (Amsterdam, 1924).
L: L.E.J. Brouwer, in Jaarboek der Universiteit van Amsterdam 1945-1946, II, 74-77; W. Scheffer, in Wetenschap en samenleving 10 (1956) 13-14: n.a.v. eredoctoraat met antwoord Mannoury, ibidem, 78-79; 'Gerrit Mannoury', in De Groene Amsterdammer, 4-2-1956; D. van Dantzig, 'Gerrit Mannoury's significance for mathematics and its foundations', in Nieuw Archief voor Wiskunde 3e serie 5 (1957) 1-18.
I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 976.
D. van Dalen
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)Laatst gewijzigd op 12-11-2013