© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: R. de Jong, 'Nieuwenhuis, Ferdinand (1846-1919)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn3/nieuwenhuis [12-11-2013]
NIEUWENHUIS, Ferdinand (1846-1919)
Nieuwenhuis, Ferdinand (door naamstoevoeging bij KB van 10-7-1859 nr. 78 gewijzigd in Domela Nieuwenhuis), socialist en anarchist (Amsterdam 31-12-1846 - Hilversum 18-11-1919). Zoon van Ferdinand Jacobus Nieuwenhuis (door naamstoevoeging bij KB van 10-7-1859 nr. 78 gewijzigd in Domela Nieuwenhuis), Evangelisch-Luthers predikant en hoogleraar, en Henrietta Frances Berry. Gehuwd op 24-3-1870 met Johanna Lulofs. Uit dit huwelijk werden 2 zoons geboren. Na haar overlijden (26-3-1872) gehuwd op 29-10-1874 met Johanna Adriana Verhagen. Uit dit huwelijk werden 2 dochters geboren. Na haar overlijden (1-8-1877) gehuwd op 21-4-1880 met Johanna Frederica Schingen Hagen. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren, die jong overleed. Na haar overlijden (27-2-1884) gehuwd op 27-5-1891 met Egberta Johanna Godthelp. Uit dit huwelijk werden, behalve 2 kinderen die jong overleden zijn, 1 zoon en 1 dochter geboren.
Ferdinand studeerde na eindexamen gymnasium in Amsterdam theologie in Utrecht en Amsterdam en was Evangelisch-Luthers predikant in Harlingen (1870/1871), Beverwijk (1871-1875) en Den Haag (1875-1879). Geleidelijk aan verloor hij zijn geloof. Op 1 september 1879 legde hij zijn ambt neer, waarna hij Mijn afscheid van de Kerk publiceerde. Hij werd actief in de vrijdenkersvereniging De Dageraad en bezocht de internationale vrijdenkerscongressen te Brussel (1880) en Amsterdam (1883). Tijdens zijn predikambt had hij zijn belangstelling voor maatschappelijke problemen en het socialisme ontwikkeld. Hij was toen reeds actief geweest in de Vredesbond, in het Comité ter bespreking der Sociale Kwestie, had 'Sociale brieven' in de Werkmansbode gepubliceerd en was in contact gekomen met socialistische arbeiders als H. Gerhard. Op 1 april 1879 verscheen Recht voor Allen als weekblad - de eerste socialistische periodiek in Nederland - met Domela als redacteur.
Domela Nieuwenhuis leefde sterk - bijna absoluut - vanuit zijn overtuiging. Die overtuiging kon bij hem van inhoud veranderen, de idee dat men er volledig voor moest staan bleef. Halven en heelen, de titel van een brochure van Domela uit 1875, waarin hij alle halfheid fel veroordeelde, gaf die houding al goed weer. Zijn afscheidspreek had als uitgangspunt: 'Men doet geen nieuwe wijn in oude zakken.' Jezus bleef voor hem altijd 'de man van overtuiging'. Halfheid, vooral als hij anders verwacht had, schokte hem diep; zo toen hij las dat de door hem bewonderde Multatuli tot concessies bereid was geweest. Terechtgestelden voor de goede zaak waren zijn helden: de Parijse Cummunards van 1871, de Russische revolutionairen, de anarchistische 'martelaren' van Chicago (1887) en de Spaanse anarchist Fr. Ferrer (1909). Door zijn consequentie werd Domela als het ware 'in de arbeidersbeweging geworpen', waaraan hij zich dan ook voor honderd procent gaf. Recht voor Allen ontwikkelde zich snel in revolutionair-socialistische richting en wendde zich rechtstreeks - door inhoud en door de wijze van propaganda (colportage) - tot de arbeiders. Het betekende een breuk - die hij diep moet hebben gevoeld - met het sociale milieu waartoe hij behoorde en een botsing, o.a. in De Dageraad in 1883, met de radicale 'heeren', die het socialisme verwierpen. Tegelijkertijd kwam hij in het centrum van het openbare leven te staan. Domela werd dé grote voorman en propagandist van de Sociaal Democratische Bond (SDB), die in 1881, vooral door zijn initiatief en leiding, uit plaatselijke socialistisch-gezinde groepen ontstond. De kracht die van zijn overtuiging uitging, gevoegd bij een onvoorstelbare werkkracht, en bovenal zijn charismatische persoonlijkheid, hebben Domela Nieuwenhuis een unieke plaats bezorgd in de Nederlandse arbeidersbeweging. In Friesland sprak men van 'ús verlosser'. De volledige zelfbeheersing en rust in zijn optreden, ook onder zeer emotionele omstandigheden, de offers die het socialisme en de opofferingen die de propaganda vroegen, zijn uiterlijke verschijning en zijn sobere levenswijze - sedert 1878 was hij geheelonthouder, vegetariër en niet-roker - dit alles droeg sterk bij aan zijn charisma en drukte een stempel op de gehele beweging.
In de jaren tachtig groeide de SDB, de 'oude beweging', mede door vermaard gebleven propagandatochten van Domela Nieuwenhuis door de noordelijke provincies, uit tot de eerste socialistische massabeweging in Nederland; de SDB had sterke aanhang in Amsterdam, Den Haag, in het noorden, o.a. in de Friesche woudstreken, het Bildt, Oost-Groningen en de veenkoloniën, Twente en veel grote plaatsen buiten de homogeen katholieke streken. Behalve directe propaganda en agitatie voor het socialisme, en nauw daarmee verbonden, steunde en voerde de SDB strijd voor het algemeen kiesrecht, door middel van petitionnementen en betogingen. Een breed Comité voor Algemeen Stemrecht was, mede door Domela, in 1879 gevormd. Verder werden stakingen gesteund, sociale wantoestanden aan de kaak gesteld, en werklozen-comité's, die de straat opgingen, gestimuleerd, hetgeen door de gevestigde orde als zeer bedreigend werd gevoeld. Het palingoproer in Amsterdam (1886) speelde zich echter los van de SDB af.
Het optreden en het succes van Domela en de SDB leidden tot felle bestrijding en rechtsvervolging, al geschiedde het laatste minder volgens een scherp omlijnde strategie dan de socialisten dachten. Domela werd tot één jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens majesteitsschennis, vanwege een artikel 'De Koning komt! ' in Recht voor Allen (24-4-1886), waarvan het auteurschap omstreden is gebleven. Hij zat in 1887 zeven maanden in de gevangenis te Utrecht en kreeg toen gratie. De SDB werd ook getroffen door vijandige reacties uit het volk: Oranjefuries, o.a. op feestdagen van het Koninklijk Huis en na de vrijlating van Domela. Socialisten en hun woningen moesten het daarbij vaak ontgelden. Domela zelf werd enige malen bedreigd.
Van 1888 tot 1891 zat Domela, gekozen in het Friese district Schoterland, als eerste - en enige - socialist in de Tweede Kamer. De stelling dat hij zijn verkiezing aan Abraham Kuypers advies aan de antirevolutionaire kiezers om op Domela te stemmen aangezien deze althans geen liberaal in het district wilde laten winnen, is niet te bewijzen. Tijdens zijn kamerlidmaatschap heeft Domela - in tegenstelling tot wat latere legendevorming wil - grote parlementaire activiteiten ontplooid. Hoewel hij daarbij steeds praktisch en constructief optrad, werd hij in de Kamer, ook in het persoonlijke vlak, volstrekt genegeerd. Een wetsontwerp tegen gedwongen winkelnering trok de meeste aandacht. In 1891 werd hij niet herkozen en wilde hij ook niet herkozen worden omdat hij zijn mandaat niet aan de gunst van een politieke tegenstander te danken wilde hebben en er bovendien binnen de partij geen consensus was over voortzetting van zijn lidmaatschap.
Domela Nieuwenhuis speelde een rol in de internationale beweging, eerst in de socialistische, later in de anarchistische. Hij publiceerde in Franse en Duitse bladen, bezocht de internationale congressen te Parijs (1889), Brussel (1891), Zürich (1893) en Londen (1896). Hij ontmoette de meeste kopstukken van de bewegingen en correspondeerde met velen van hen. Zo kende hij o.a. F. Engels, W. Liebknecht, A. Bebel, C. de Paepe, P. Kropotkin en L. Michel. In 1886 werd hij uit België uitgewezen, in 1890 uit Duitsland, waar hij in 1905 enkele weken in hechtenis werd genomen.
De opvatting dat de SDB voornamelijk een 'Domela-beweging' zou zijn geweest is door historisch onderzoek zeer gerelativeerd. De partij telde veel zelfstandige geesten en een grote verscheidenheid van meningen. De revolutieverwachtingen waren hoog. De toon in Recht voor Allen - vooral van mederedacteur C. Croll en medewerker S.E.W. Roorda van Eysinga - was vaak zeer fel en heftig. Het niveau van veel, en veelverspreide, propagandabrochures was echter hoog. Domela droeg aan deze lectuur bij met o.a. Hoe ons land geregeerd wordt op papier en in de werkelijkheid (1885) en Vier jaren klasse-regeering, of Wat men met het algemeen kiesrecht had kunnen gedaan krijgen (1890) met oplagen van resp. 50.000 en 100.000 exemplaren. Domela Nieuwenhuis was aanvankelijk sterk door Marx beïnvloed. Hij correspondeerde met hem, in 1881 bewerkte hij Das Kapital voor Nederlandse lezers: Kapitaal en arbeid, en in 1887 verwerkte hij het in een boek, De normale arbeidsdag. Historisch-ekonomische studie. Hij was echter geen doctrinaire marxist, kende de oude Franse socialisten en was beïnvloed door de praktisch ingestelde beweging in Gent (waar hij als dominee al had gesproken).
Na 1890 raakte de SDB, die tegelijk een grote bloei beleefde - Recht voor Allen verscheen van 1889 tot 1891 als dagblad - in een interne crisis. Na tien jaar strijd en verwachtingen, maar zonder tastbare veroveringen, rees de vraag: hoe verder? Deze spitste zich toe op het dilemma: revolutie of parlementarisme. Domela nam lange tijd een aarzelende houding aan. In augustus 1894 werd - tegenover de Bond - de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) opgericht door P.J. Troelstra, W.H. Vliegen, J.H. Schaper e.a. De SDAP koos bewust voor parlementaire politiek naar het voorbeeld van de Duitse partij, terwijl Domela juist steeds kritischer tegenover de Duitsers kwam te staan, o.a. op de internationale congressen, waar hij de werkstaking tegen de oorlog bepleitte (1891 en 1893) en solidair was met de anarchisten die uitgesloten werden (1893,1896). In 1897 publiceerde Domela Le Socialisme en Danger, zijn belangrijkste theoretische werk, dat nooit in het Nederlands is verschenen. Domela behandelt hierin een tweetal thema's: in de eerste plaats wijst hij op het gevaar dat de socialistische idee loopt als de socialisten zich verzoenen met de staat, zoals het oorspronkelijke christendom teloor ging nadat het staatsgodsdienst werd. Voorts gaat hij in op de tegenstelling tussen autoritair staatssocialisme en vrijheidslievend socialisme. In 1897 besloot Domela Nieuwenhuis de, in 1894 tot Socialistenbond omgedoopte SDB, die in december 1894 tot verboden vereniging was verklaard, te verlaten en hij beëindigde het redacteurschap van Recht voor Allen op het moment, 2 april 1898, dat hij een nieuw blad liet verschijnen: De Vrije Socialist, een anarchistisch orgaan, dat Domela tot zijn dood redigeerde.
De SDAP en Domela stonden van meet af aan fel tegenover elkaar, en de aanvallen over en weer konden een zeer persoonlijk karakter dragen. De wederzijdse verbittering groeide door de zaak-Hoogerhuis (vanaf 1895) en de afloop van de spoorwegstakingen in 1903. De algemene werkstaking lag geheel in de lijn van Domela's opvattingen, en 'het woelige kwartaal' van 1903 plaatste hem weer in het middelpunt van de aandacht, hoewel hij geen zitting had in het landelijk Comité van Verweer, dat de algemene werkstaking uitriep en - tot verbittering van veel stakers - weer ophief. Verspreiding van de idee, antimilitarisme en opvoeding stonden centraal in Domela's anarchisme. Hij schreef De geschiedenis van het socialisme (1901-1902. 3 dl.) en zijn gedenkschriften Van Christen tot Anarchist (1910). Domela was sociaal-anarchist en richtte zich steeds tot de arbeiders en hun strijd, maar hij ontwikkelde zich in individualistische richting en was tegen organisatie van anarchisten als die het kader van plaatselijke groepen te boven ging. In zijn ontwikkeling van de SDB tot anti-organisatorisch ingestelde anarchist speelde persoonlijke factoren mee. Hij kon moeilijk samenwerken met personen die een eigen en gelijkwaardige inbreng hadden, ook als het geestverwanten betrof, zoals C. Cornelissen, die mederedacteur van Recht voor Allen was geweest. Hij accepteerde wel dat anarchisten zich verenigden als vrijdenkers of antimilitaristen en zich aansloten bij het revolutionair-syndicalistische Nationaal Arbeiders Secretariaat (NAS). Hij was actief in De Dageraad, in de mede door hem in 1904 opgerichte Internationale Anti-Militaristische Vereeniging (IAMV) en op internationale congressen van vrijdenkers (Rome 1904, Parijs 1905, Brussel 1910, München 1912) en van antimilitaristen (Amsterdam 1904 en 1907). Domela was geenszins geweldloos. Het antimilitarisme van de IAMV - die een Nederlandse organisatie bleef, met De Wapens Neder als orgaan - was direct verbonden met de strijd tegen het kapitaal. Domela werd - ook fysiek - diep geschokt toen in 1914 de wereldoorlog uitbrak en er geen revolutionair verzet onder de arbeiders ontstond. De oorlog zag hij als een kapitalistische aangelegenheid en hij bleef zijn internationalistische en antimilitaristische opvattingen getrouw. Van het autoritaire communisme, dat in 1917 in Rusland aan de macht kwam, verwachtte hij weinig.
Domela's uitvaart door Amsterdam werd een indrukwekkende manifestatie. In 1931 werd zijn standbeeld, gemaakt door J. Polet, in Amsterdam onthuld. In die stad was vanaf 1925 ook het Ferdinand Domela Nieuwenhuis Museum gevestigd, beheerd door een gelijknamig fonds, dat Domela - die zijn in 1886 geërfde vermogen goeddeels aan propaganda had uitgegeven - vanaf 1914 geldelijk had ondersteund. Sinds 1999 bevindt het museum zich in Heerenveen.
A: Archief-Ferdinand Domela Nieuwenhuis op het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam.
P: Geselecteerde bibliografie in onder L genoemde tentoonstellingscatalogus. Volledige bibliografie in onder L genoemd werk van G. Nabrink.
L: W.H. Vliegen, De Dageraad der volksbevrijding in Nederland (Amsterdam, 1905); Gedenkboek ter gelegenheid van den 70sten verjaardag van F. Domela Nieuwenhuis (Amsterdam, 1916); A.J.C. Rüter, De spoorwegstakingen van 1903 (Leiden, 1935); Domela Nieuwenhuis. Zijn leven, zijn werk, 1846-1919. Tentoonstelling Museum Fodor Amsterdam, 18 dec. 1959-24 jan. 1960 [Amsterdam, 1959]; Albert de Jong, Domela Nieuwenhuis (Den Haag, 1966); Evert Zandstra, Vrijheid. Het leven van F. Domela Nieuwenhuis (Amsterdam, 1968); A.F. Mellink, 'Het politiek debuut van Mr. P.J. Troelstra (1891-1897)', in Tijdschrift voor Geschiedenis 83 (1970) 38-58; J. Charité, De Sociaal-Democratische Bond als orde- en gezagsprobleem voor de overheid (1880-1888) (Den Haag, 1972); T. van der Wal, Op zoek naar een nieuwe vrijheid (Leiden, 1972); F.P. van Stam, 'F. Domela Nieuwenhuis neemt ontslag als predikant', in Mededelingenblad. Orgaan van de Nederlandse Vereniging tot beoefening van de sociale geschiedenis 44 (1973), (november) 2-57; B. Bymholt, Geschiedenis der arbeidersbeweging in Nederland (Amsterdam, 1976. 2 dl.). Herdr. van de ed. van 1894 met een nieuw register en biografische schets; J.M. Welcker, Heren en arbeiders in de vroege Nederlandse arbeidersbeweging 1870-1914 (Amsterdam, 1978) passim. Proefschrift Leiden; Rudolf de Jong, 'Ferdinand Domela Nieuwenhuis', in Woordenboek van Belgische en Nederlandsche vrijdenkers. Samengest.: Hubert Dethier en Hubert Vandenbossche (Brussel, 1979- . dl.) 1,107-122; G. Nabrink, Bibliografie van, over en in verband met Ferdinand Domela Nieuwenhuis (Leiden, 1985); Omtrent Domela Nieuwenhuis. Drie lezingen over zijn actualiteit. Bert Altena (red.), Thom Holterman, Hans Ramaer, Manja Bakker. Anarchistische Uitgaven (Bergen, 1987); Ferdinand Domela Nieuwenhuis, de apostel van de Friese arbeiders. Onder red. van J. Frieswijk, J.J. Kalma, Y.Kuiper (Drachten [etc.], 1988).
I: Ferdinand Domela Nieuwenhuis, de apostel van de Friese arbeiders. Onder red. van J. Frieswijk, J.J. Kalma, Y.Kuiper (Drachten [etc.], 1988) afbeelding tegenover titelblad.
R. de Jong
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)Laatst gewijzigd op 12-11-2013