© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: Ariane de Ranitz, 'Raemaekers, Louis (1869-1956)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn3/raemakers [12-11-2013]
RAEMAEKERS, Louis (1869-1956)
Raemaekers, Louis, politiek tekenaar (Roermond 6-4-1869 - ' s-Gravenhage 26-7-1956). Zoon van Josephus Christianus Hubertus Raemaekers, boekdrukker en uitgever, en Margaretha Amalia Michels. Gehuwd op 10-7-1902 met Johanna Petronella van Mansvelt. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren.
Raemaekers groeide op in Roermond in een politiek liberaal en kerkelijk onafhankelijk milieu. Op jonge leeftijd ontwikkelde hij belangstelling voor de vrije teken- en schilderkunst en maakte veel portretten, landschappen en stadstaferelen. Hij twijfelde tussen het vrije kunstenaarschap en een loopbaan met garantie voor maatschappelijke en financiële zekerheid. Op aandringen van zijn vader koos hij voor het beroep van tekenleraar. Hij studeerde in Amsterdam op de Rijks Normaalschool voor Teekenonderwijzers onder directie van W. B. G. Molkenboer voor de akte 'bouw- en werktuigkundig teekenen' (1890-1893) en volgde lessen aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid, onder directie van J. R. de Kruyff. Na zijn examen aanvaardde hij een tijdelijke aanstelling als leraar in het 'bouwkundig- en machineteekenen' aan de Burgeravondschool in Tilburg. Een jaar later werkte hij in Brussel in het atelier van Ernest Blanc-Garin, en in de avonduren bezocht hij de Académie Royale des Beaux Arts. In 1895 vestigde Raemaekers zich in Wageningen, waar hij directeur en tekenleraar werd aan de Teekenschool voor Aankomende Werklieden en een jaar later tekenleraar aan de Rijkslandbouwschool, de latere Landbouwhoogeschool. Het accent in zijn werk verschoof steeds meer naar de vrije kunst. Zo tekende hij bijvoorbeeld een aantal spotprenten van hoogleraren en andere medewerkers van de Rijkslandbouwschool, die verschillende malen werden tentoongesteld. In 1905 kreeg hij de kans het roer om te gooien. Hij tekende voor zijn kinderen Guitenstreken van Pim, Piet en Puckie (Baarn, 1905. dl. 1 en 2; 1910. dl. 3 en 4), een eenvoudig platenboek met versjes. Dit maakte de weg vrij voor een nieuwe loopbaan, die hem internationale bekendheid zou geven als politiek tekenaar en karikaturist.
Het kinderboek kwam in handen van Jan Kalff, kunstcriticus van het Algemeen Handelsblad. De redactie verzocht Raemaekers met ingang van januari 1906 tekeningen te maken over de binnenlandse politiek. Hij kreeg in die tijd bekendheid door zijn portretten van politici, in samenwerking met Haags correspondent C. K. Elout, die ook in boekvorm verschenen (De Heeren in Den Haag Amsterdam, 1907-1909. 2 dl.) Na meningsverschillen stapte Raemaekers over naar De Telegraaf, waarin vanaf 20 februari 1909 eerst wekelijks, toen bijna dagelijks een bijdrage van hem verscheen. Hij nam ontslag als tekenleraar en verhuisde in 1912 naar Haarlem. Zijn werk was nu regelmatig op tentoonstellingen te zien. In een recensie plaatste Cornelis Veth Raemaekers' tekentrant tussen die van Jean-Louis Forain en Albert Hahn, zonder een duidelijke voortzetting te zien van het werk van een van beiden. Het was eerder 'een gelukkig compromis tusschen lijnteekening en verdeeling in lichte en donkere vlakken'. Veth prees ook de originaliteit in de wijze waarop de tekenaar de geportretteerde personen afbeeldde, zijn beeldspraak en zijn allegorie (Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift dl. 45 (1913) 272-274). Raemaekers was in die jaren politiek neutraal, en dit maakte hem veelzijdiger in zijn onderwerpen dan de SDAP'er Hahn, die zich door zijn partijgebondenheid beperkingen zag opgelegd.
Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog bracht hierin verandering. De Telegraaf ontwikkelde zich in het eerste oorlogsjaar tot een fel anti-Duits medium. Raemaekers' tekeningen werden spoedig in politieke kringen als een bedreiging van de handhaving van de strikte neutraliteit gezien. Zij brachten de regering, ook door klachten van de Centralen, verschillende keren in moeilijkheden, vooral toen zijn felste tekeningen in bundels verschenen: Het toppunt der beschaving (Amsterdam, 1914-1917. 7 dl.). De Duitse gezant eiste maatregelen tegen deze publikaties, maar minister van Buitenlandse Zaken J. Loudon volstond met een terechtwijzing aan het adres van Raemaekers en De Telegraaf. Tegen het einde van 1915 werden Raemaekers' tekeningen ook op grote schaal in Frankrijk (Le Journalen l'Illustration) en in Engeland (Daily Mail en Daily Chronicle) gepubliceerd. In Londen organiseerde de Fine Art Society eind 1915 de eerste grote tentoonstelling, terwijl Frankrijk hem in februari 1916 onderscheidde als Chevalier de la Légion d'Honneur. Raemaekers verhuisde in die maand naar Engeland, om van daaruit de neutrale en geallieerde pers gemakkelijker te kunnen bereiken. Met steun van de Engelse regering werden zijn oorlogsalbums in achttien landen verspreid (Raemaekers' Cartoons (Londen [etc.], 1916) en andere titels), terwijl in honderden plaatsen tentoonstellingen werden georganiseerd van originelen en reprodukties. Daarnaast verscheen zijn werk in de vorm van briefkaarten, affiches en lantaarnplaatjes, ten bate van de geallieerde hulpfondsen. Zelfs soldaten die naar het front trokken kregen kleine prentenalbums mee. Regelmatig koos Raemaekers de Duitse keizer en kroonprins als onderwerp van zijn scherpkritische tekeningen, veelal in gezelschap van 'De Dood'. Ook gebruikte hij allegorische figuren als Marianne (Frankrijk), John Bull (Engeland) en Uncle Sam (Verenigde Staten). De belangrijkste bron voor zijn meer journalistieke tekeningen waren de bezoeken aan het front in België en Frankrijk die hij in 1916, 1917 en 1918 ondernam. Hier maakte hij schetsen, aquarellen en een enkele foto, waarvan sommige later als uitgewerkte tekeningen hun weg vonden naar het publiek. Inmiddels verschenen er meer verzamelalbums met Raemaekers' oorlogsprenten. De Fine Art Society bracht in 1916 het eerste deel uit van The Great War, a neutral's indictment (Londen, 1916-1919. 3 dl.). In Amerika verscheen in 1916 het album Raemaekers' cartoons, with accompanying notes by well-known English writers, with an appréciation from H. H. Asquith, prime minister of England (Garden City, N.Y., 1916). Op uitdrukkelijk verzoek van zowel Engelse als Amerikaanse zijde bezocht Raemaekers dit land van juli tot december 1917 om te proberen de publieke opinie ten gunste van de geallieerden te beïnvloeden. Deze reis werd het hoogtepunt van Raemaekers' bekendheid, zijn tekeningen verschenen dagelijks in een paar honderd kranten, en men noemde hem 'the world's most famous cartoonist'.
De grote bekendheid die Raemaekers tijdens de Eerste Wereldoorlog genoot, bracht hem niet die roem die hij verwachtte. Raemaekers was een instrument van de oorlogspropaganda, zijn rol was na 1918 vrijwel uitgespeeld. De tekenstijl van zijn oorlogsprenten, vlugge schetsmatige krijtkrabbels in de trant van de Franse karikaturisten, was weinig vernieuwend. Raemaekers noemde zelf de Zwitser Théophile Steinlen, bekend door zijn tekeningen in het Franse blad Gil Bias Illustré, als zijn grote voorbeeld. De artistieke waarde van zijn tekenwerk werd niet altijd positief beoordeeld. Hoofdredacteur P. Buschmann signaleerde in Onze Kunst 29 (1916) 57 - 58 dat 'zijne figuren al te vaak ledepoppen [waren]' en vond zijn werk 'in den vorm vaak onpersoonlijk, weifelend tusschen verschillende directe invloeden'. Deze kritiek had in 1916 weinig effect, maar toen na de oorlog de inhoudelijk betekenis van de prenten afnam, bleef er niet genoeg aan artistieke waarde over om zijn naam als kunstenaar onsterfelijk te maken. Terugblikkend had kunstcriticus Cornelis Veth de meeste waardering voor de tekeningen uit de periode vlak vóór de oorlog (De politieke prent in Nederland (Leiden, 1920); de grootste bekendheid genoot Raemaekers echter als strijder voor de geallieerde zaak.
Na de oorlog nam Raemaekers' produktiviteit aanzienlijk af. Hij bracht eerst enige tijd door in Zuid-Frankrijk. Rond 1920 vestigde hij zich in Brussel, waar zijn tekeningen verschenen in Le Soir. Ook De Telegraaf publiceerde een enkele keer een tekening van hem. Vanaf 1928 groeide het aantal weer, tot een gemiddelde van 15 tot 20 per maand in de jaren dertig. De Telegraaf droeg in deze tijd geen duidelijke politieke kleur, maar volgde een neutrale koers, waarbij nationalisme en oranjegezindheid de richting bepaalden. De krant was niet meer zo fel anti-Duits als in de Eerste Wereldoorlog en stond na 1940 zelfs sympathiek tegenover het nazi-bewind. Raemaekers beklaagde er zich in zijn memoires [Mamaroneck, N.Y., 1943, ongepubl.] over dat hem niet werd toegestaan zijn ongerustheid uit te drukken over de bedreiging van de onafhankelijkheid van zijn land. Na vijfentwintig jaar samenwerking koesterde hij tevergeefs de hoop een gunstige invloed op de redactie en de lezers te kunnen hebben. Hij bleef tot 1940 zijn medewerking aan De Telegraaf verlenen, waardoor hem later van meer kanten politieke naïviteit verweten werd.
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939 week Raemaekers uit naar Engeland, in juni 1940 vertrok hij naar de Verenigde Staten. Hij vestigde zich met zijn vrouw buiten New York en leidde een teruggetrokken leven. In 1941 besloot hij definitief met werken te stoppen. Na de oorlog woonde hij enkele jaren in België. Sinds de Eerste Wereldoorlog had Raemaekers zich dikwijls miskend gevoeld, en het kwetste hem dat vooral de belangstelling vanuit Nederland gering was. De vele onderscheidingen en het eredoctoraat dat hij in 1922 van de Universiteit van Glasgow kreeg, legden slechts een pleister op de wond. De tentoonstelling van zijn werk in Roermond ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag, in 1949, bracht Raemaekers in zijn vaderland de erkenning waar hij al jaren naar verlangde. In 1953 vestigde hij zich weer in Nederland.
A: In de archieven van het Hoover Institution on War, Revolution and Peace in Stanford (Californie, VS) bevinden zich ruim 600 originele tekeningen (1914 - 1941) en een groot aantal persoonlijke herinneringen (waaronder correspondentie (1901 - 1939), kranteknipsels (1906-1939) en foto's). Atlas van Stolk (Rotterdam) bezit ruim 900 originele tekeningen.
P: Behalve in de tekst genoemde publikaties en diverse geïllustreerde boeken: Ha! Ha! Ha! Ha! Alweer een Vredesconferentie (Amsterdam, 1907); Twintig opnamen uit mijn carico-plane (Amsterdam, 1910); Wereld-wee (Antwerpen, 1914); The "Land & Water" édition of Raemaekers cartoons (London, 1916- 1917. 2 dl.); The Century édition de luxe of Raemaekers' war cartoons (New York, 1917. 2 dl.); America in the war (New York, 1918); Raemaekers' cartoon history of the war (New York, 1918-1919. 3 dl.)
L: Behalve in de tekst genoemde publikaties en diverse artikelen in Nederlandse en buitenlandse dag- en weekbladen: C. Veth, 'Louis Raemaekers als portretteekenaar', in De Amsterdammer, 22-5-1910; W. Steenhoff, 'Tentoonstelling Louis Raemaekers bij Buffa', ibidem, 2-2-1913; F. Netscher, 'Louis Raemaekers. Karakterschets', in De Hollandsche Revue 20 (1915) 672-684; 'The War's greatest cartoonist', in Literary Digest, 11-9-1915; G. Kahn, 'Louis Raemaekers', in Mercure de France 114 (1916), (mars-avril) 443-447; P. Buschmann, 'London. The second exhibition of war cartoons by Louis Raemaekers', in Onze Kunst 31 (1917) I, 147; J. Mesnil, 'Parijs. Tentoonstelling van Raemaekers' teekeningen', ibidem 31 (1917) II, 98-99; 'The world's most famous cartoonist', in Literary Digest, 11-8-1917; Charles Vuille, L'affaire Raemaekers, Compte-rendu du procès intenté à Me. Charles Vuille... devant la Haute Cour Pénale Fédérale... 1918 (Neuchâtel, 1918); Land & Water Extra. Raemaekers Number, 21-10-1918; C. Veth, Geschiedenis van de Nederlandsche caricatuur en van de scherts in de Nederlandsche beeldende kunst (Leiden, 1921) 268-271; G. van L., 'Louis Raemaekers', in De Hollandsche Revue 29 (1924) 179- 183; J. Zwartendijk, 'Louis Raemaekers', in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift dl. 71 (1926) 233-236; H. R. Westwood, Modern caricaturists (London, 1932) 55-66; M. Kemp, 'Een kunstenaarsleven. Louis Raemaekers, teekenaar in oorlogstijd', in De Nedermaas 16 (1938) 2 (oktober) 23-26; The World Encyclopedia of Cartoons. Ed. Maurice Hörn (New York [etc.], 1980. 2 dl.) 463-464; Koos van Weringh, 'Het beeld van Duitsland in de jaren dertig in de Nederlandse politieke karikatuur' , in Nederland en het Duitse exil 1933-1940. Red. Kathinka Dittrich en Hans Würzner (Amsterdam, 1982) 49 -78; Ariane de Ranitz, 'Beter een levende Duitscher dan een doode Hollander?? Controverse over een tekening van Louis Raemaekers', in Het Oog in 't Zeil 3 (1986) 2 (febr.) 27-33.
I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 1196.
Ariane de Ranitz
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)Laatst gewijzigd op 12-11-2013