© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: A.W.J. de Jonge, 'Abkoude, Christiaan Frederik van (1880-1960)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn4/abkoude [12-11-2013]
ABKOUDE, Christiaan Frederik van (1880-1960)
Abkoude, Christiaan Frederik van, (zich noemende Charles Winters in de Verenigde Staten), schrijver van jeugdboeken (Rotterdam 6-11-1880 - Portland (Oregon, Verenigde Staten) 2-1-1960). Zoon van Pieter van Abkoude, barbier, en Anna Geertruida Hössen. Gehuwd op 27-9-1903 met Johanna Alida van Wijk. Uit dit huwelijk werden 3 zoons geboren; in dit huwelijk waren verder 1 zoon en 1 dochter.
Chris van Abkoude groeide op in het oude hart van Rotterdam, waar zijn vader in de Jonker Fransstraat een barbierszaak had. Hij mocht de kweekschool volgen, en vanaf 1901 was hij als onderwijzer werkzaam op een Rotterdamse volksschool. Hier werd hij geconfronteerd met het leed van de kinderen uit arme gezinnen, die gebukt gingen onder de maatschappelijke misstanden die rond de eeuwwisseling in de snel groeiende havenstad heersten. Dit bracht de jonge, bewogen onderwijzer ertoe in woord en geschrift aandacht te vragen voor de verborgen ellende. Door zijn afwijkende opvattingen en zijn ongedurige aard kwam hij nogal eens in botsing met zijn collega-leerkrachten.
In 1910 zegde Van Abkoude - die over een kunstzinnige aanleg beschikte - het onderwijs vaarwel om zich geheel te wijden aan de journalistiek, een bezigheid waarin hij zich voordien in zijn vrije tijd al ruimschoots had bekwaamd. Zo was hij in augustus 1909 met twee vrienden naar Zuid-Limburg gereisd om daar, als kermisvolk vermomd, met een poppenkast en een buikorgeltje voorstellingen te geven. Hun vermakelijke avonturen heeft hij beschreven, eerst als feuilleton voor het Rotterdamsch Nieuwsblad en daarna als boek Met de poppenkast op reis. Avontuurlijke lotgevallen van drie journalisten (1910).
Reeds enkele jaren eerder was Chris van Abkoude begonnen met het schrijven van jongensboeken. Vanaf 1907 verschenen van hem een of twee werken per jaar, die vrijwel alle werden uitgegeven door P. Kluitman te Alkmaar. Aanvankelijk waren zijn boeken weinig origineel; ze bevatten saaie verhalen over brave jongens, zoals er in die tijd talrijke verschenen. Een uitzondering hierop vormt een luchtig werkje dat hij in 1913 samenstelde, genaamd Jolige liedjes voor de jeugd , met pianobegeleiding van Henri Zagwijn en illustraties van Jan Rinke.
De grote doorbraak van Van Abkoude volgde in 1914: toen verscheen van zijn hand Pietje Bell of de lotgevallen van een ondeugenden jongen . De aard van dit verhaal strookte volstrekt niet met de toen geldende opvoedkundige opvattingen. Pietje Bell is een Rotterdamse straatjongen, die vlegelachtige streken uithaalt, waarvan meestal ouderen het slachtoffer worden. In dit boek en de vervolgdelen zijn het vooral de zure drogist Geelman en de stijve, krenterige tante Cato die steeds geplaagd worden door de ondoordachte handelingen van de onverbeterlijke deugniet. Begrijpelijkerwijs voor die tijd hadden degenen die belast waren met de opvoeding van kinderen, bezwaren tegen Pietje Bell . Het werd bij zijn verschijnen dan ook ongunstig beoordeeld. Desondanks of wellicht dank zij deze negatieve beoordeling genoot het, mede door de guitige illustraties van Jan Rinke, spoedig grote populariteit.
De royalties van Pietje Bell verschaften Chris van Abkoude - die tijdens de mobilisatie vanaf augustus 1914 nog ruim een jaar korporaal bij de Landweer is geweest - voldoende middelen om in 1916 naar de Verenigde Staten te emigreren. In dit vrije, ruime land moet de bohémienachtige Van Abkoude zich beter thuis hebben gevoeld dan in zijn vaderland. Hij is altijd in Amerika gebleven, zonder ooit in Nederland terug te zijn geweest. In de Verenigde Staten was hij aanvankelijk pianist en reisde hij ook als 'children's entertainer' de scholen langs met een poppenkast en vertelde hij verhalen over Nederland. Daarnaast bleef hij journalistieke bijdragen leveren aan het Rotterdamsch Nieuwsblad , terwijl hij onafgebroken voortging met het schrijven van boeken voor de Nederlandse jeugd. Hieronder bevinden zich zeven vervolgdelen op Pietje Bell , die echter geen van alle in succes bij de lezers het eerste boek hebben kunnen overtreffen. De laatste Pietje Bell -boeken, waarin de held van het verhaal zich steeds minder vlegelachtig gedraagt, heeft zijn geestelijke vader waarschijnlijk geschreven om tijdens de economische crisis zijn inkomen te verruimen. Toen in 1936 zijn laatste boek, Pietje Bell gaat vliegen , verscheen, waren er van Van Abkoude een veertigtal werken uitgegeven, die vrijwel alle bestemd waren voor een jeugdig publiek.
Van Abkoude heeft nooit voor Amerikaanse kinderen geschreven. Wel werd zijn in 1915 verschenen boek Jaap Snoek van Volendam omstreeks 1936 in het Engels vertaald, maar het kreeg in de Verenigde Staten nauwelijks belangstelling. Na enige tientallen jaren bleken veel van Van Abkoudes boeken verouderd. Alleen naar de acht Pietje Bell -boeken en naar Kruimeltje uit 1922, een sentimenteel verhaal over een droevig kind dat opgroeit in een Rotterdamse arbeidersbuurt en dat opvallende overeenkomst vertoont met The Kid , een film van Charlie Chaplin uit 1921, bleef voldoende vraag bestaan. Ook heeft men de avonturen van Pietje Bell bewerkt voor kindertoneel, terwijl de verfilming van Pietje Bell's goocheltoeren (1924) in de jaren vijftig veel succes oogstte. Vanaf 1958 is de uitgever begonnen de Pietje Bell -serie als pocket op de markt te brengen. Daarna heeft de kinderboekenschrijver W.N. van der Sluys, met goedvinden van de familie Van Abkoude, de tekst van enige delen drastisch 'aan de moderne tijd aangepast'. Ofschoon lang niet iedereen waardering heeft voor deze modernisering, is de belangstelling voor de boeken weer toegenomen. Zestig jaar na het verschijnen van de eerste Pietje Bell zijn er van de hele reeks meer dan een miljoen exemplaren verkocht.
Chris van Abkoude - die in Amerika ter wille van de uitspraak zijn naam wijzigde in 'Winters' - werd op gevorderde leeftijd hoofd van een distributiecentrum van dagbladen en tijdschriften in het Californische Alameda. Zijn belangstelling voor de wereld van het kind heeft hij nooit verloren; op hoge leeftijd schreef hij nog kindertoneelstukken, waarvan hij de uitvoering zelf regisseerde.
Nog na Van Abkoudes overlijden bleven de Pietje Bell -verhalen de gemoederen in Nederland bezighouden. Evenals dit het geval is met de Dik Trom -boeken van C.Joh. Kieviet, laait af en toe de discussie over de opvoedkundige waarde van deze werken weer op. Zo baarde op 20 maart 1965 de kinderboekenschrijver K. Norel in de televisieuitzending 'Achter het Nieuws' nog opzien door te verklaren dat de boeken in het belang van de jeugd uit leeszalen en bibliotheken verwijderd zouden moeten worden, omdat, zoals hij het noemde, de 'sadistische aanleg' van Van Abkoudes geesteskind een ongunstige invloed zou uitoefenen op de ontwikkeling van het opgroeiende kind
P: Bibliografie in de onder L genoemde publikatie van Marleen Wijma.
L: 'Na een halve eeuw nog steeds populair', in Nieuwe Apeldoornse Courant , 16-1-1965; M. van Amerongen, 'Oom Klaas Norel contra Bell-Hamel Pietje', in Vrij Nederland , 10-4-1965; Tim Krabbé, 'Kruimeltje: de onverwoestbare optimist met het gouden hart', ibidem , 5-7-1975; G. Komrij, 'De ware ondeugd van Pietje Bell', ibidem , 23-8-1975; Tjaard W.R. de Haan, 'Hoera voor Pietje Bell', in Neerlands volksleven 29 (1979) 192-195; Henk van Gelder, 'Chr. van Abkoude. 't Is een reuzentiep!', in 't is een bijzonder kind, dat is ie (Bussum [etc.], 1980) 10-23; Marleen Wijma, 'Chr. van Abkoude', in Lexicon van de jeugdliteratuur (Alphen aan den Rijn [etc.], 1982- ); Lous Smit, 'Pietje Bell na zeventig jaar nog altijd ietwat omstreden', in Trouw , 28-4-1984; De hele Bibelebontseberg. De geschiedenis van het kinderboek in Nederland & Vlaanderen van de middeleeuwen tot heden . Onder red. van Harry Bekkering [e.a.] (Amsterdam, 1990) 394-400; Hans van Straten, Opmars der plagiatoren. Handleiding voor de praktijk (Amsterdam, 1993) 121-123.
I: Jan Maliepaard en René Zwaap, De vader van Pietje Bell. Leven en werk van Chris van Abkoude (1880-1960) (Amsterdam [2003]) 52.
A.W.J. de Jonge
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)Laatst gewijzigd op 12-11-2013