© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: P. Smit, 'Bierens de Haan, Johannes Abraham (1883-1958)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn4/bhaanja [12-11-2013]
BIERENS DE HAAN, Johannes Abraham (1883-1958)
Bierens de Haan, Johannes Abraham, bioloog en dierpsycholoog (Haarlem 17-3-1883 - Siena (Italië) 13-6-1958). Zoon van Jan Bierens de Haan, theehandelaar, en Louise Leonore van Leeuwen.
Johan Bierens de Haan groeide op als een van de dertien kinderen in een welgesteld, orthodox-protestants gezin. Hij bezocht vanaf 1895 het Haarlemse gymnasium en ging vervolgens in 1901 aan de Utrechtse universiteit wis- en sterrenkunde studeren. Vier jaar later legde hij hierin het kandidaatsexamen af. Na het vervullen van zijn militaire dienstplicht besloot hij de astronomie vaarwel te zeggen en zich aan de biologie te wijden. Deze studie werd op 14 januari 1913 afgesloten met een promotie cum laude bij prof. A.A.W. Hubrecht op het proefschrift Over homogene en heterogene versmeltingen bij Echinidenkiemen , het eerste Nederlandse werk op het gebied van de experimentele embryologie, waarvoor hij op het het Zoölogisch Station in Napels onderzoek had gedaan.
Na zijn promotie was Bierens de Haan van september 1913 tot augustus 1914 werkzaam bij het Biologische Versuchsanstalt in Wenen. Terug in Nederland diende hij gedurende de Eerste Wereldoorlog als eerste luitenant bij het leger te velde, later als kapitein bij de Generale Staf. Van 1919 tot 1921 was hij als dierkundige verbonden aan de Afdeeling Handelsmuseum van het Koloniaal Instituut te Amsterdam. Daarna ging Bierens de Haan opnieuw naar het buitenland, ten einde zich op het psychologisch instituut van prof. E. Claparède in Genève van 1921 tot 1923 te bekwamen in de dierpsychologie.
Dit toen nog geheel nieuwe vakgebied ontving in Nederland grote belangstelling van F.J.J. Buytendijk, tot 1925 hoogleraar in de fysiologie en algemene biologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, onder wiens leiding Bierens de Haan na terugkomst in Nederland ging werken. Op 14 juli 1924 aanvaardde hij een privaatdocentschap in de experimentele zoölogie aan de Universiteit van Amsterdam. Daarmee introduceerde hij de dierpsychologie aan een der Nederlandse universiteiten. Vijftien jaar lang - tot 1939 - zou hij dit vak doceren.
De Amsterdamse dierentuin Artis stelde Bierens de Haan in de gelegenheid bij een veelheid van dieren waarnemingen te doen en gaf hem zelfs een ruimte voor het doen van experimenten. Mede op grond van dit onderzoek verscheen er tussen 1927 en 1939 een lange reeks van publikaties van zijn hand. Hierin kwamen velerlei aspecten van het dierpsychologisch onderzoek aan bod, onder meer het vermogen van dieren waar te nemen, vormen te onderscheiden en te leren, alsmede het gebruik van werktuigen. Vooral het gedrag van apen, halfapen, was- en neusberen werd door hem bestudeerd. Het verrichten van dierpsychologische experimenten was voor Bierens de Haan evenwel geen doel op zichzelf. Het diende om tot een beter begrip te komen van doelstelling en methoden van de dierpsychologie. Onderzoek in dit vakgebied was tot dan toe in hoofdzaak gebaseerd op laboratoriumexperimenten, met als proefdier de witte rat. Doordat Bierens de Haan zijn werk echter in een dierentuin, bij een grote verscheidenheid aan soorten, kon verrichten, was hij in staat de bestaande onderzoeksresultaten op hun waarde te testen, met vaak verrassende resultaten. In een gedegen studie, Labyrinth und Umweg. Ein Kapitel aus der Tierpsychologie , uit 1937 deed hij een poging de resultaten van beide soorten van onderzoek te integreren en er een gemeenschappelijke verklaring voor te vinden.
Bierens de Haan heeft zich veel moeite gegeven in verscheidene artikelen en voordrachten de dierpsychologie als een onafhankelijke tak van de zoölogie aanvaard te krijgen. Binnen de gedragswetenschappen deed hij een poging zijn vakgebied te profileren ten opzichte van andere benaderingswijzen van diergedrag, zoals die in Nederland bijvoorbeeld door A.F.J. Portielje en N. Tinbergen werden toegepast. In dit kader besteedde hij bijzonder veel aandacht aan het instinctbegrip. In zijn in 1940 gepubliceerde hoofdwerk, Die tierischen Instinkte und ihr Umbau durch Erfahrung. Eine Einführung in die allgemeine Tierpsychologie , gaat Bierens de Haan uitvoerig in op de betekenis en inhoud van de begrippen 'instinct' en 'intelligentie' bij dieren in hun onderlinge wisselwerking en hun betekenis voor het begrijpen en verklaren van dierlijke gedragingen. Een populaire samenvatting van dit werk verscheen in 1945 onder de titel Instinct en intelligentie bij de dieren .
In 1938 was Bierens de Haan gekozen tot lid van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem. Na het jaar daarop tot secretaris te zijn benoemd begon hij het zwaartepunt van zijn bezigheden naar deze functie te verleggen. Tot aan zijn dood heeft hij het secretariaat met grote ijver vervuld. Als hoogtepunt van zijn activiteiten verscheen in 1952 het door hem geschreven gedenkboek De Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen 1752-1952 .
De organisatorische kwaliteiten van Bierens de Haan werden ook elders onderkend. Zo bekleedde hij bestuursfuncties bij onder meer de Nederlandsche Dierkundige Vereeniging, de Biologische Raad van Nederland, de Nederlandsche Alpen-Vereeniging, de Vereeniging 'Hendrick de Keyser', de Hollandsche Molen, de Kastelenstichting en vooral de Bond Heemschut, waarvan hij in 1940 voorzitter werd.
Zowel nationaal als internationaal vond Bierens de Haan erkenning als een der grondleggers van de dierpsychologie. Bij al zijn biologisch-wetenschappelijk werk was hij bovenal een echte estheet, een groot kenner en vooral collectioneur van oud glaswerk en Japanse prenten. Hij overleed geheel onverwacht tijdens een vakantiereis in een hotel in Siena
A: Correspondentie, college-aantekeningen en handschriften in Artisbibliotheek te Amsterdam.
P: Bibliografie van 1913-1952 en van 1953-1957 in het onder L genoemd jubileumnummer en in Vakblad voor biologen .
L: W.S.S. van Benthem Jutting, in jubileumnummer van Archives néerlandaises de zoologie 10 (1953/1954) 2e suppl. 1-12; H. Engel, in Vakblad voor Biologen 38 (1958) 113-114; J.E. de Vos van Steenwijk, Rede, uitgesproken bij de crematie van dr. J.A. Bierens de Haan, secretaris van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, op 26 Juni 1958 [Haarlem, 1958]; F.J.E. van Lennep, in Haerlem. Jaarboek 1958 (Haarlem, 1959) 21-24; S.P. Bentinck, in Heemschut 35 (1958) 55; P. Smit, Artis. Een Amsterdamse tuin (Amsterdam, 1988), vooral 62-63; René Röell, 'Het lamarckisme van J.A. Bierens de Haan (1883-1958)', in Tijdschrift voor de geschiedenis der geneeskunde, natuurwetenschappen, wiskunde en techniek (1989) 130-148.
I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 146.
P. Smit
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)Laatst gewijzigd op 12-11-2013