© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: J.C. Bierens de Haan, 'Bierens de Haan, Johan Catharinus Justus (1867-1951)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn4/bhaanjc [12-11-2013]
BIERENS DE HAAN, Johan Catharinus Justus (1867-1951)
Bierens de Haan, Johan Catharinus Justus, chirurg en kunstverzamelaar (Leiden 17-11-1867 - Amsterdam 18-12-1951) . Zoon van David Bierens de Haan, hoogleraar wis- en natuurkunde, en Johanna Catharina Justina IJssel de Schepper.
Bierens de Haan stamde uit een doopsgezind geslacht van Amsterdamse kooplieden. In Leiden, waar zijn vader sinds 1863 hoogleraar in de wis- en natuurkunde was, studeerde hij, na de lagere school en het gymnasium, van 1887 tot 26 oktober 1894 medicijnen. Tijdens zijn vakanties bekwaamde hij zich verder aan universiteiten en ziekenhuizen in het buitenland, onder meer te Bonn, Wenen, Parijs en Londen. Op 16 december 1896 promoveerde hij cum laude aan de Leidse universiteit op een proefschrift getiteld Over de stofwisseling bij levercirrhose . Vervolgens specialiseerde hij zich in de chirurgie en was hij assistent bij de hoogleraar in de geneeskunde S.S. Rosenstein.
In deze jaren manifesteerde zich bij Bierens de Haan een drang tot reizen en werken in het buitenland. Zo greep hij in 1899 de kans om als arts deel te nemen aan de ambulances die tijdens de Boerenoorlog door het Nederlandsche Roode Kruis naar Transvaal en Oranje Vrijstaat werden gezonden. Deze ambulances stonden onder leiding van de arts G.W.S. Lingbeek, wiens taak hij later overnam. Na zijn terugkeer in Leiden in 1901 vervulde Bierens de Haan nog assistentschappen bij de hoogleraren in de geneeskunde J.E. van Iterson en J.A. Korteweg. Een jaar later werd hij benoemd tot lid van het Hoofdcomité van het Nederlandsche Roode Kruis, een functie die hij tot 1915 zou uitoefenen.
In 1905 verruilde Bierens de Haan Leiden voor Rotterdam. Hij vestigde zich hier als chirurg, verbonden aan het Eudokia Ziekenhuis en aan de polikliniek. In Rotterdam beijverde hij zich tevens voor de opleiding van verpleegsters en vroedvrouwen. Bij het uitbreken van de Balkanoorlog verliet hij opnieuw het land, nu als leider van een Roode-Kruisambulance naar Griekenland. Aldus kwam Bierens de Haan in de jaren 1912/1913 voor de tweede maal in zijn leven midden in oorlogshandelingen terecht. Ook in de Eerste Wereldoorlog onderscheidde hij zich als arts: van eind 1915 tot begin 1917 stond hij aan het hoofd van het Nederlandse hospitaal in het Bois de Boulogne te Parijs.
De vele - en vaak avontuurlijke - particuliere reizen die Bierens de Haan naast zijn ambulancewerk voor en na de de Eerste Wereldoorlog ondernam, brachten hem onder meer in Rusland, Noord-Amerika, Syrië, Perzië, Afghanistan, Brits- en Nederlands-Indië, het Verre Oosten, China en Japan. Uit al deze landen bracht hij als herinnering een groot aantal kunstvoorwerpen mee, die zijn huis vulden. Eind 1919 legde hij op 52-jarige leeftijd zijn Rotterdamse praktijk definitief neer. Vier jaar later verhuisde hij naar Amsterdam.
Na zijn loopbaan te hebben beëindigd wijdde Bierens de Haan zich geheel aan zijn verzameling prentkunst. De basis voor deze collectie had hij al in zijn studententijd gelegd, toen hij de Europese prentenkabinetten bezocht. In de Rotterdamse jaren was zijn aandacht voor dit onderwerp nimmer verflauwd. Integendeel, juist de schenking door A.J. Domela Nieuwenhuis van zijn omvangrijke verzameling grafiek aan Museum Boymans in 1923 gaf hem de inspiratie tot de uitbreiding van zijn eigen verzameling. Reeds in een vroeg stadium moet hij het plan hebben opgevat voor een soortgelijke schenking aan het Rotterdamse museum. Met dit doel voor ogen verzamelde hij niet de grote meesters, die hij te duur achtte - hij kocht nooit boven een tevoren vastgestelde limiet -, maar legde hij zich systematisch toe op de vorming van een collectie die de ontwikkelingen in de Nederlandse grafiek zo volledig mogelijk zou weergeven.
De belangstelling van Bierens de Haan ging aanvankelijk vooral uit naar het werk van tijdgenoten en hun directe voorgangers uit het einde van de 19e eeuw. Hij kocht niet alleen werk van Nederlandse graveurs, maar ook van buitenlandse als J. Ensor, J. Whistler, K. Kollwitz en P. Picasso. Hoewel hij zich steeds zou blijven interesseren voor het werk van contemporaine kunstenaars - zoals bijvoorbeeld blijkt uit de aankoop van in totaal 24 bladen van M.C. Escher in de jaren 1928-1939 - verschoof zijn aandacht zich toch geleidelijk naar de oude kunst. De kern van de 16e-eeuwse grafiek in zijn collectie werd gevormd door het werk van Lucas van Leyden, maar ook de maniëristen hadden zijn bijzondere aandacht met kunstenaars als Jean Duvet, Jacques Bellange en de school van Fontainebleau. Een belangrijke 17e-eeuwse representant was Adriaen van Ostade. Van grote prentkunstenaars als Piranesi, Goya en Canaletto bracht hij vele zeldzame bladen bijeen. Wat de onderwerpen betreft, zijn vooral de portretgravure en de historieprent in de verzameling ruim vertegenwoordigd. Als collectioneur heeft Bierens de Haan kunnen profiteren van de omstandigheid dat in de jaren twintig en dertig, als nasleep van de Eerste Wereldoorlog, verschillende Duitse vorstelijke prentenkabinetten uiteenvielen. Zo wist hij door aankopen op veilingen de hand te leggen op vele bladen uit de beroemde prentverzameling van koning Frederik Augustus II van Saksen (1797-1854), die in de eerste helft van de 19e eeuw was bijeengebracht.
Reeds tijdens zijn leven deed Bierens de Haan schenkingen aan Museum Boymans te Rotterdam. Ook maakte hij tijdens de bezetting wisseltentoonstellingen uit zijn bezit in dit museum mogelijk. Hoewel de Duitsers in 1942 zijn Amsterdamse huis confisqueerde, werd zijn kunstverzameling namelijk ongemoeid gelaten. Het waardige voorkomen van Bierens de Haan - men hield hem voor een gepensioneerde generaal - kan kan daarbij een rol hebben gespeeld. Na zijn overlijden in 1951 bleek hij inderdaad zijn collectie en zijn omvangrijke bibliotheek te hebben nagelaten aan de gemeente Rotterdam, ter plaatsing in Museum Boymans. Zijn collectie grafiek was inmiddels uitgegroeid tot ruim 26.000 bladen. Bovendien had hij een som van drieëneenhalve ton gelegateerd aan de door hem in 1936 in het leven geroepen stichting voor grafische kunst 'Lucas van Leyden' met de bedoeling om met de rente van de hoofdsom zijn collectie te verbeteren en uit te breiden. Dank zij deze legaten ontwikkelde het prentenkabinet van Museum Boymans zich tot een der belangrijkste van ons land. Er werden wisseltentoonstellingen uit de collectie samengesteld, en men verzamelde in de geest van de schenker verder. Bestaande hiaten konden worden opgevuld, en het verzamelgebied werd verruimd met onder meer Engelse grafiek uit de 19e en vroeg-20e eeuw.
Bierens de Haan is gekarakteriseerd als een erudiet en zeer belezen man, met een brede belangstelling, ook op het terrein van de exacte wetenschappen. Van zijn rijke kunsthistorische kennis en collectie liet hij steeds anderen op genereuze wijze profiteren. Hij legde een uitvoerige documentatie en beschrijving van zijn verzameling aan, maar was overigens weinig tot schrijven geneigd. Zijn beide kunsthistorische publikaties, De Meester van het Amsterdamsch Kabinet. Met reproducties in lichtdruk van het geheele gegraveerde werk (Amsterdam, 1947) en L'oeuvre gravé de Cornelis Cort, graveur hollandais 1533-1578. Avec 64 reproductions de dessins et de gravures ('s-Gravenhage, 1948), kwamen op aandringen van anderen tot stand
A: Het kaartsysteem dat Bierens de Haan als toegang op zijn prentencollectie aanlegde, wordt bewaard in het prentenkabinet van Museum Boymans-van Beuningen te Rotterdam. Hier berust ook de door hem in de jaren 1929-1951 over deze collectie gevoerde correspondentie.
P: Behalve de in de tekst genoemde publikaties publiceerde Bierens de Haan verschillende wetenschappelijke artikelen in medische tijdschriften.
L: J.C. Ebbinge Wubben, 'Dr. J.C.J. Bierens de Haan... Zijn leven en zijn verzameling', in Bulletin Museum Boymans Rotterdam 3 (1952) 2 (juli) 23-52; W.R. Juynboll, in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde te Leiden 1951-1953 (Leiden, 1954) 62-63; Frits Lugt, Les marques de collections de dessins & d'estampes... . Supplément ('s-Gravenhage, 1956) 69; D. Hannema, Flitsen uit mijn leven als verzamelaar en museumdirecteur (Rotterdam, 1973) 72; J.H. Rombach, Nederland en het Rode Kruis (Amsterdam, 1992)
I: Bulletin Museum Boymans Rotterdam 3 (1952) 2 (juli) 22 [portret: B. Westendorp-Osieck, winter 1945].
J.C. Bierens de Haan
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)Laatst gewijzigd op 12-11-2013