Desmet, Jean Conrad Ferdinand Théodore (1875-1956)

 
English | Nederlands

DESMET, Jean Conrad Ferdinand Théodore (1875-1956)

Desmet, Jean Conrad Ferdinand Théodore, bioscoopexploitant en filmhandelaar (Ixelles (België) 26-8-1875 - Amsterdam 21-11-1956). Zoon van Marechal Desmet, handelaar in tweedehands goederen, en Petronella Hertogs. Gehuwd op 30-4-1896 met Catharina Dahrs. Uit dit huwelijk werden, behalve 1 jong overleden zoon, 1 zoon en 1 dochter geboren. Na haar overlijden (16-9-1907) gehuwd op 8-3-1912 met Hendrica Elselina Klabou. Uit dit huwelijk werd 1 dochter geboren. afbeelding van Desmet, Jean Conrad Ferdinand Théodore

Over Jean Desmets jeugdjaren is niet veel meer bekend dan dat ze overschaduwd werden door de behoeftige omstandigheden waarin zijn ouders en hun groeiende gezin verkeerden en waaraan hij zich krampachtig probeerde te ontworstelen. In het midden van de jaren negentig, omstreeks zijn twintigste, deden zich enkele ingrijpende veranderingen in Jeans leven voor. In een tijdsbestek van nog geen jaar overleed zowel zijn vader (1893) als zijn moeder (1894). Twee jaar later, in 1896, trad hij in het huwelijk. Uit deze tijd dateert ook zijn eerste optreden als zelfstandig ondernemer.

Aanvankelijk verdiende Desmet de kost met het exploiteren van een aantal draaiorgels. Met de verdiensten begon hij een rad van avontuur, waarmee hij de Nederlandse en Belgische kermissen afreisde. Het bleek een lucratieve combinatie van het nuttige met het aangename. De loterijwet van 1905 dwong Desmet echter naar een nieuwe broodwinning om te zien. Ondanks het succes dat andere kermisexploitanten toentertijd ten deel viel met het vertonen van 'levende photographiën', koos Desmet niet voor een cinematograaf, maar voor een tobogan, een vijfentwintig meter hoge spiraalglijbaan, die tot de nieuwigheden van dat moment behoorde. Ook dit keer echter zette de overheid hem de voet dwars. Het grote risico van lichamelijk letsel dat aan het glijvermaak verbonden was, bracht een aantal gemeentebesturen er in 1907 toe een toboganverbod uit te vaardigen. Zo werd hij voor de tweede maal in korte tijd gedwongen naar een nieuwe bron van inkomsten uit te zien.

Ditmaal koos Desmet wel voor de film. Eerst trok hij succesvol de kermissen langs met zijn reisbioscoop 'The Imperial Bio'. Spoedig schakelde hij echter over op vaste bioscopen. Eind 1909 opende Desmet de Cinéma Parsien te Rotterdam, enkele maanden later, in maart 1910, gevolgd door de Cinéma Parisien 'in de bocht' van de Amsterdamse Nieuwendijk. Dit laatste, voor de eenvoudige bezoeker met een kleine beurs bedoelde theater, dat later vooral naam zou maken met meer erotische films, werd de basis van waaruit hij zijn onderneming leidde.

Met de oprichting van vaste bioscopen behoorde Desmet hier te lande tot de initiatiefnemers van deze nieuwe exploitatievorm op filmgebied. Binnen enkele jaren prijkten op zijn briefhoofd de namen van maar liefst vijf filmtheaters in Amsterdam, Rotterdam en Bussum. Tevens was hij - nu eens direct, dan weer indirect - betrokken bij de oprichting van verschillende andere bioscopen verspreid over het gehele land. Door deze activiteiten droeg Desmet in belangrijke mate bij tot de totstandkoming van een netwerk van permanente bioscopen en was het mede aan hem te danken dat het verschijnsel film definitief doorbrak in de Nederlandse samenleving.

Desmet was bij zijn cinematografische activiteiten overigens in het geheel niet geïnteresseerd in film als medium of als kunstvorm. Evenals indertijd bij zijn kermisattracties liet hij zich ook toen louter en alleen leiden door geldelijk gewin. Ook beperkte hij zich niet tot het vertonen van films. Alles wat met film te maken had en waar vraag naar was, zoals apparatuur, stoelen of zaalverlichting, trok zijn belangstelling. Weldra bleek vooral de handel in films een zeer winstgevende aangelegenheid. Waren de desbetreffende kopieën eenmaal - doorgaans in het buitenland - gekocht, dan stond het Desmet niet alleen vrij deze te vertonen in zijn eigen theaters, maar kon hij ze vervolgens ook verhuren aan iedere andere bioscoopexploitant. Blijkbaar kende de markt geen grenzen voor producenten en vertoners. Er bleek in de jaren na 1910 zelfs ruimte voor een compleet nieuwe bedrijfstak: de filmdistributie. Zo ontstond het Internationaal Film-verhuur- en Verkoop-kantoor Jean Desmet, dat goede zaken deed.

De concurrentie werd evenwel steeds groter, en toen producenten en distributeurs er omstreeks 1914 toe overgingen niet langer de filmkopie zelf te verkopen, maar uitsluitend het vertoningsrecht voor een bepaald theater gedurende een zekere periode, kwam een belangrijke pijler onder het succes van Desmet te vervallen. Zo verloor Desmet tijdens de Eerste Wereldoorlog steeds meer terrein en werd hij ten slotte definitief door anderen, onder wie Loet C. Barnstijn van de firma HAP-Film, voorbijgestreefd. Bovendien gingen de grote buitenlandse produktiemaatschappijen, zoals Pathé Frères en Nordisk, ertoe over eigen vestigingen in Amsterdam te openen. Door de oprichting in 1918 van de Bond van Exploitanten van Nederlandsche Bioscooptheaters, die drie jaar later zou uitgroeien tot de Nederlandsche Bioscoopbond, raakte het gehele filmbedrijf georganiseerd en gereglementeerd. Van de vrijheid van handelen die Desmet omstreeks 1910 nog had bezeten, was omstreeks 1920 dan ook weinig meer over.

Sindsdien hield Desmet zich als oprichter en directeur van de NV Maatschappij tot Exploitatie van Roerende en Onroerende Goederen 'Madrid' hoofdzakelijk bezig met het beheren van zowel bioscooptheaters als woonhuizen. Zijn naam verdween uit de publiciteit. Alleen aan het begin van de jaren dertig liet hij nog eenmaal van zich horen, toen hij de plannen presenteerde voor een 'Flora Schouwburg' aan de Amsterdamse Amstelstraat. Desmet wilde hier een groots en modern theater- en horecacomplex laten verrijzen met de allure van het Tuschinski Theater. Door bureaucratische verwikkelingen zijn deze plannen echter nooit verwezenlijkt.

Toen Jean Desmet in 1956 op 81-jarige leeftijd in vergetelheid overleed, liet hij niet alleen een aanzienlijk vermogen na, maar ook een omvangrijk archief, bestaande uit honderden films en vele duizenden documenten, de monumentale neerslag van een geslaagde carrière van bijna zestig jaar in het filmbedrijf. Desmet bewaarde letterlijk alles, zelfs de meest triviale papieren, zoals de nota's van de glazenwasser. Waarschijnlijk hechtte deze zakenman grote waarde aan schriftelijk bewijs, terwijl ook wel is gesuggereerd dat de armoedige omstandigheden in zijn jeugdjaren tot deze zuinigheidsmanie hebben bijgedragen. Naast een omvangrijk bedrijfsarchief bevat Desmets nalatenschap tevens veel informatiemateriaal over films, zoals reclamefolders van producenten en distributeurs, affiches, foto's en programma's. Het belangwekkendst zijn echter de ongeveer 900 films, waaronder zo'n 765 speelfilms, die bijna allemaal stammen uit de periode 1910-1915 en die afkomstig zijn uit verschillende landen. Van veel van deze films is de in deze verzameling berustende kopie de enig overgeblevene ter wereld. Door de aard en de samenstelling, alsmede door de periode waarop zij betrekking heeft, neemt de collectie-Desmet zowel nationaal als internationaal een unieke positie in. Voor filmhistorisch onderzoek is zij van onschatbare waarde.

A: De collectie-Desmet berust in het Nederlands Filmmuseum te Amsterdam.

L: Simon van Collem, Uit de oude draaidoos (Amsterdam [1959]); C. Boost, Biopioniers (Amsterdam, 1961); Frank van der Maden, 'De opkomst van de filmhandel in Nederland', in Spiegel Historiael 20 (1985) 484-490, 518; idem, 'De komst van de film', in Geschiedenis van de Nederlandse film en bioscoop tot 1940 . Onder red. van Karel Dibbets en Frank van der Maden (2e, gewijz. dr.; Houten, 1986) 12-52; Emmy de Groot en Frank van der Maden, 'De schatkamers van Desmet', in Skrien 148 (zomer 1986) 30-33; Ivo Blom, 'La vita cinematografica. Jean Desmet en de distributie en vertoning van de Italiaanse zwijgende film in Nederland', in Jaarboek Mediageschiedenis 5 (1993) 39-63.

I: I.L. Blom, Pionierswerk. Jean Desmet en de vroege Nederlandse filmhandel en bioscoopexploitatie (1907-1916) ([Amsterdam] 2000) afbeelding op achteromslag [Desmet in de jaren 1910].

F.J.C. van der Maden


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013