© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: Nico J. Brederoo, 'Fernhout, Johannes Hendrik (1913-1987)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn4/fernhjh [12-11-2013]
FERNHOUT, Johannes Hendrik (1913-1987)
Fernhout, Johannes Hendrik, (ook bekend onder de naam John Ferno), filmer en fotograaf (Bergen (N.H.) 9-8-1913 - Jeruzalem (Israël) 1-3-1987). Zoon van Hendrik Fernhout, filosoof, en Annie Caroline Pontifex Toorop, schilderes. Gehuwd op 25-7-1933 met Eva Marianna Besnyö, fotografe. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. Na echtscheiding (20-8-1945) gehuwd in 1945 met Blanche Korchien. In dit huwelijk was 1 zoon. Na haar overlijden (6-2-1962) gehuwd op 17-7-1978 met Julia Meirovna Wiener. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.
John Fernhout had een moeilijke jeugd. Nadat het huwelijk van zijn ouders in 1917 was stukgelopen, bleek zijn moeder, Charley Toorop, meer belangstelling te hebben voor de schilderkunst dan voor haar twee zoons en dochter. Johns één jaar oudere broer Edgar had echter verreweg haar voorkeur, niet alleen omdat hij van beiden de volgzaamste was, maar ook aangezien hij in haar voetspoor een loopbaan als schilder ambieerde. Voor school en studie had John geen belangstelling; hij was meer praktisch ingesteld. Charley vertrouwde haar ongedurige zoon daarom in 1928 toe aan de cineast Joris Ivens. Bij hem kon hij het vak van cameraman leren.
Charley Toorop had Ivens leren kennen in de Nederlandsche Film Liga, een in 1927 opgerichte vereniging die zich toelegde op het in besloten kring vertonen van artistieke en avant-gardefilms die niet commercieel genoeg waren voor de bioscoopexploitanten of niet werden toegelaten door de censuur. Ivens had reeds in 1929 naam gemaakt met enkele korte experimentele documentaires. Eén hiervan, Regen , was de eerste film waarbij de toen zestienjarige Fernhout hem assisteerde. In 1930 stuurden Ivens en Charley hem naar Parijs om er cinematografie te studeren. Hij vond de sfeer er vreselijk, waarna hij naar Berlijn ging om zich aan de Agfa-Schule verder in het filmvak te bekwamen.
Na terugkeer in Nederland, eind 1930, sloot Fernhout zich aan bij 'Studio Ivens', een groep jongeren rond de inmiddels bekende cineast die films produceerde en les gaf aan een nieuwe generatie filmers. De marxistische levensvisie die Fernhout had overgenomen van zijn moeder, werd door Ivens, na diens bezoeken aan de Sovjetunie, versterkt. Vanuit zijn linkse engagement trad hij toe tot de Vereeniging van Arbeiders-Fotografen, die de sociale omstandigheden van de arbeider in beeld wilden brengen. Fernhout ontpopte zich al spoedig als een talentvol fotograaf. Hij maakte indruk door zijn aangrijpende foto's van het Jordaanoproer voor de brochure Roode juli 1934 . Daarbij bleek hij veel te hebben geleerd van de Hongaarse fotografe Eva Besnyö, die hij in Berlijn had leren kennen en met wie hij in 1933 in het huwelijk was getreden. Ook op filmgebied bleef Fernhout actief. Zo gaf hij in 1934 lessen aan de 'Filmtechnische Leergang' in Amsterdam, een door Willem Bon opgezette opleiding tot cameraman, regisseur en geluidstechnicus.
In 1934 vroeg de Belgische regisseur Henri Storck de amper 21-jarige Fernhout om zelfstandig opnamen te maken voor een drietal films, die later door Storck zelf zouden worden gemonteerd. In Paascheiland , De sterren naar het zuiden en Driemaster 'Mercator' , alle uit 1935, kon Fernhout zijn artistieke kwaliteiten ten volle tonen. De invloed van zijn moeder, die hem en zijn broer had leren kijken met de ogen van de Nederlandse 17e-eeuwse meesters, kwam duidelijk tot uiting in de beeldcompositie met de zo karakteristieke weergave van lucht, zee en landschap. Dit filmdrieluik was overigens niet louter esthetisch van aard. In de documentaire over Paaseiland contrasteerde Fernhout bijvoorbeeld bewust de fraaie opnamen van de befaamde reuzenbeelden met de menselijke misère in de leprakolonie op het eiland, daarmee blijk gevend van zijn politieke stellingname. Nog duidelijker bleek die stellingname uit zijn film Land in zicht , die hij onder het pseudoniem Pieter Bruggens draaide voor de Communistische Partij Holland ten behoeve van de verkiezingscampagne van 1937.
In het laatstgenoemde jaar vroeg Ivens Fernhout mee te werken aan Spanish earth . In deze documentaire over de Spaanse burgeroorlog had Fernhout een eigen inbreng in de beelden; en wederom treft zijn aandacht voor de grootsheid van het landschap. De film was een opdracht van de Contemporary Historians Incorporated, een groep historici die vond dat de burgeroorlog te eenzijdig vanuit rechtse hoek werd belicht. Fernhout kreeg hier de kans zich onder moeilijke omstandigheden - zijn werkzaamheden in de straten en velden van Spanje waren niet zonder levensgevaar - te ontwikkelen tot oorlogsverslaggever. Deze ervaring kwam hem van pas toen hij in 1938 het camerawerk verzorgde van The 400 millions over de Japanse inval in China. In deze laatste film, die hij met Ivens zou draaien, toont Fernhout een hardere en soberder cameravoering. De verschrikking van de oorlog is de schilderende filmer de baas.
In 1939 vestigde Fernhout zich - onder de naam John Ferno - in de Verenigde Staten. De Tweede Wereldoorlog verhinderde hem naar Nederland terug te keren. Gedurende deze jaren werkte hij in Canada voor de National Film Board en voor het Nederlands Informatie Bureau te New York. In de laatstgenoemde functie filmde hij de koninklijke familie in Canada en gebeurtenissen in Suriname en op de Nederlandse Antillen. Aan het einde van de oorlog ging hij als oorlogscorrespondent met de geallieerde legers naar Europa en kwam zo ook in Nederland. Hier filmde hij in 1945 als zelfstandig regisseur Gebroken dijken , over het door de bombardementen van de geallieerden onder water gelopen Walcheren, en Het laatste schot , over het einde van de Tweede Wereldoorlog in Nederland.
De langdurige afwezigheid van Fernhout deed reeds vóór de oorlog zijn huwelijk stranden. Tijdens de Duitse bezetting bleef Eva Besnyö officieel met hem getrouwd om geen gevaar te lopen vanwege haar joodse achtergrond. Na de echtscheiding trad Fernhout in de Verenigde Staten opnieuw in het huwelijk, nu met de Amerikaanse 'Polly' Korchien, met wie hij al enkele jaren een relatie had. Hieruit was in 1943 een zoon, Douwes, geboren, die in het voetspoor van zijn vader zou treden, eerst als diens cameraman en na zijn dood als zelfstandig filmer.
Na de Tweede Wereldoorlog brak er een gouden tijd aan voor documentaire filmers door de grote vraag naar voorlichtingsfilms in verband met het Marshall-plan. Fernhout kreeg opdrachten in Frankrijk, Nederland, Zwitserland, Griekenland, Italië en Israël. Lange tijd woonde hij met zijn gezin in het buitenland, onder andere in Parijs en Rome. Steeds meer bleek dat zijn sterke kant lag in het bedenken van technische oplossingen voor de meest onmogelijke problemen. Zo maakte hij ingenieuze opnamen vanuit vliegtuigen en onder water. Grote bekendheid verwierf hij in 1965 met de documentaire op 70 mm film Fortress of peace over het Zwitserse leger in vredestijd.
Het hoogtepunt van Fernhouts carrière vormde zijn Sky over Holland uit 1967. Deze film - eveneens op 70 mm - werd dat zelfde jaar op het festival van Cannes bekroond met de Gouden Palm. Op verbluffende wijze wordt hierin de verwantschap getoond tussen de Nederlandse kunst en het Nederlandse landschap. Zo is de overgang van een bollenveld naar een schilderij van Mondriaan nog steeds verrassend. Internationaal werd de film alom geroemd; in Nederland sprak men echter smalend van een 'klompen- en molenfilm'.
Bij Sky over Holland was Fernhouts zoon, Douwes, opgetreden als cameraman, en met hem zou hij sindsdien steeds samenwerken. Van 1969 tot 1980 maakten zij beiden voornamelijk films in Israël. Fernhout ontmoette hier zijn derde vrouw, de uit de Sovjetunie afkomstige Julia Wiener. Zijn politieke opvattingen waren ondertussen radicaal gewijzigd. De dood van zijn moeder, in november 1955, had hem afstand doen nemen van haar marxistische overtuigingen. In zijn documentaires koos hij nu duidelijk partij voor de Israëlische strijd tegen de Arabieren. In 1971 ontstond The tree of life over de joodse diaspora en de geboorte van de staat Israël. Een uitzondering op het thema van de strijd tussen joden en Palestijnen vormt de film Museum on the hill uit 1980 over het Israël Museum in Jeruzalem.
Hoewel Jeruzalem zijn vaste standplaats bleef, vertoefde Fernhout vanaf 1980 hoofdzakelijk in Nederland. Hier ontstonden zijn laatste films, die alle drie door de Nederlandse televisie werden vertoond. Drie generaties uit 1983 is de zeer persoonlijke getuigenis over zijn grootvader Jan Toorop, zijn moeder Charley en zijn broer Edgar. Ook hier blijkt Fernhout op zijn best wanneer hij verbanden kan leggen tussen natuur en schilderkunst. Deze film zag hij als een afrekening met zijn verleden. Een jaar later ontstond Mijn generatie is zwart-wit , over zijn vriend de fotograaf Cas Oorthuys. De in 1985 voltooide documentaire Het bewaarde landschap toont de symbiose van het nationale park 'De Hoge Veluwe' en het museum Kröller-Müller. Voor deze laatste film kreeg Fernhout in 1986 van de ANWB de Edo Bergsma-prijs. Terwijl hij nog volop bezig was met plannen voor een film over Vincent van Gogh overleed hij op 73-jarige leeftijd in Jeruzalem.
John Fernhout genoot, evenals Joris Ivens, internationale bekendheid. Van links-geëngageerd filmer werd hij allengs een meer a-politiek cineast, die onder invloed van zijn moeder de relatie tussen film en schilderkunst als uitgangspunt voor zijn documentaires koos. Daarnaast houdt Fernhout een blijvende betekenis door zijn belangrijke technische oplossingen, die overigens altijd ondergeschikt waren aan zijn artistieke doel.
A: De correspondentie van Charley Toorop met John Fernhout is in particulier bezit.
P: De negatieven van de foto's van John Fernhout en een gedeelte van de documentatie over zijn films bij de Stichting Nederlands Fotoarchief te Rotterdam. Films van Joris Ivens waaraan John Fernhout meewerkte, bij de Stichting Nederlands Filmmuseum te Amsterdam. Films van John Fernhout bij de Rijksvoorlichtingsdienst te 's-Gravenhage. Filmografie van John Fernhout in de onder L genoemde scriptie van Pott Hofstede.
L: Interview door Wim Verstappen, in Skoop 2 (1964) 2 (mrt.) 14-15; Peter Cowie, Dutch cinema. An illustrated history (Londen [etc.], 1979) 56-58; H.E.C. Pott Hofstede, Overzicht van het werk van de documentaire filmer John (Ferno) Fernhout [Ongepubliceerde doctoraalscriptie Kunsthistorisch Instituut, RU Leiden, 1981]; Nico J. Brederoo, Charley Toorop. Leven en werken (Amsterdam, 1982); idem, Een familie van kunstenaars. Charley Toorop en Edgar Fernhout (['s-Gravenhage] 1985); Joris Ivens en Robert Destanque, Aan welke kant en in welk heelal. De geschiedenis van een leven (herz. vert. uit het Frans; Amsterdam, 1983); interview door Tom Rooduijn, in NRC Handelsblad , 9-11-1984; Geschiedenis van de Nederlandse film en bioscoop tot 1940 . Onder red. van Karel Dibbets en Frank van der Maden (2e, gewijz. dr.; Houten, 1986); interview met John en Douwes Fernhout door Esther Talboom, in Deventer Dagblad , 2-10-1986 (bijlage 'Plus Uit'); necrologie door Hans Beerekamp, in NRC Handelsblad , 2-3-1987: Flip Bool, 'John Fernhout', in De maaltijd der vrienden. Kunstenaars in Bergen 1930-1935 . Samengest. door Alette Fleischer en Alexander Valeton (Amsterdam, 1994) 51-58. In 1981 zond de NOS de televisie documentaire Fernhout de filmer uit.
I: Beeldbank van het Nationaal Archief in Den Haag [Collectie ANEFO].
Nico J. Brederoo
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)Laatst gewijzigd op 12-11-2013