© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: M.M.G. Fase, 'Koopmans, Tjalling (1910-1985)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn4/koopman [12-11-2013]
KOOPMANS, Tjalling (1910-1985)
Koopmans, Tjalling, (bekend onder de naam Tjalling Charles Koopmans), econoom ('s-Graveland 28-8-1910 - New Haven (Connecticut, Verenigde Staten) 26-2-1985). Zoon van Sjoerd Koopmans, hoofdonderwijzer, en Wijtske van der Zee. Gehuwd op 22-10-1936 met Trijntje Wanningen. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren. In 1946 verkreeg hij het Amerikaanse staatsburgerschap.
Tjalling Koopmans groeide op, als jongste van drie zonen, in een onderwijzersgezin, met uit Friesland afkomstige ouders. De familie woonde in 's-Graveland, waar zijn vader hoofd van de school met de bijbel was. Na de gymnasiale afdeling van het Christelijk Lyceum in Hilversum te hebben doorlopen, studeerde hij vanaf 1927 als bursaal van het Friese Sint-Geertruidsteen te Abbega wis- en natuurkunde aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, waar de fysicus prof. H.A. Kramers zijn voornaamste leermeester was. Op 7 juli 1933 legde Koopmans cum laude het doctoraal examen af.
Vervolgens begon Koopmans aan een dissertatieonderzoek, waarvoor hij in 1935 enige maanden in Oslo verbleef en hier samenwerkte met de econometrist en latere Nobelprijswinnaar Ragnar Frisch. Een jaar eerder had Koopmans een tweetal bijdragen over de quantummechanica gepubliceerd, waarvan het artikel 'über die Zuordnung von Wellenfunktionen und Eigenwerten zu den einzelnen Elektronen eines Atoms' (in Physica 1 (1934) 104-113) beroemd werd en nog steeds door natuurkundigen wordt aangehaald. Op 26 november 1936 promoveerde Koopmans aan de Leidse universiteit - waar zijn promotor Kramers inmiddels een benoeming had aanvaard - op een dissertatie over regressieanalyse: Linear regression analysis of economic time series . Dit proefschrift, een wiskundig-statistische studie met economische toepassingen, illustreert zijn verschuivende belangstelling van de theoretische fysica naar de economie. Deze overgang moet worden gezien tegen de achtergrond van de recessie van de jaren dertig en werd ingegeven door Koopmans' overtuiging dat toepassing van de in de natuurkunde gebruikte methoden op economische vraagstukken nuttig zou kunnen zijn voor de oplossing van de praktische problemen op dit terrein.
Na zijn promotie keerde Koopmans de natuurkunde definitief de rug toe om zich geheel toe te leggen op de economie, met bijzondere aandacht voor de wiskundige en econometrische benadering daarvan. Zijn maatschappelijke belangstelling werd daarbij mede gevormd door zijn vriendschap met de historici Jan en Annie Romein en hun kring en de invloed van de enige jaren oudere J. Tinbergen, hoogleraar in de statistiek en hogere wiskunde aan de Nederlandsche Handels-Hoogeschool in Rotterdam. Van 1936 tot 1938 verving Koopmans laatstgenoemde in Rotterdam, toen deze gedurende twee jaar werkzaam was bij de Volkenbond te Genève. Daarnaast was hij in die jaren tevens als onderzoeker verbonden aan het aan de Handels-Hoogeschool gelieerde Nederlandsch Economisch Instituut. Hier verrichtte Koopmans een wetenschappelijk-empirische studie van de tankerbouw en tankvaarttarieven. In 1938 trad Koopmans in dienst van de Volkenbond te Genève om er het onderzoek van Tinbergen naar de macro-economische modelbouw voort te zetten.
Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog week Koopmans met zijn gezin uit naar de Verenigde Staten. Sindsdien is hij daar blijven wonen en werken. In 1946 verwierf hij het Amerikaans staatsburgerschap en de tweede initiaal 'C.', die staat voor Charles of 'Charlie', zoals zijn Amerikaanse collega's hem plachten te noemen. Koopmans werkte achtereenvolgens als research associate bij de Universiteit van Princeton, als docent aan de School of Business van de Universiteit van New York en als econoom bij een verzekeringsmaatschappij in Philadelphia. Van 1942 tot 1944 was hij als statisticus in dienst van de British Merchant Shipping Mission en Combined Shipping Adjustment Board te Washington. In deze functie ontwikkelde hij een wiskundige techniek om de meest efficiënte aanwending van de beschikbare scheepsruimte van de geallieerde oorlogsvloot te kunnen bepalen. Hiermede werd hij een van de grondleggers van de lineaire programmering. In 1944 trad Koopmans toe tot de Cowles Commission for Research in Economics, een belangrijke onderzoeksgroep, toentertijd verbonden aan de Universiteit van Chicago. In 1948 zou hij hiervan directeur worden; dit zou hij blijven tot haar verplaatsing in 1955 naar de Universiteit van Yale, waar zij werd omgedoopt tot Cowles Foundation. Inmiddels was Koopmans in 1946 hoogleraar geworden, eerst tot 1955 in Chicago en nadien tot zijn emeritaat in 1980 te Yale.
Sinds zijn vestiging in de Verenigde Staten ontwikkelde Koopmans zich van een vooral mathematisch-statistisch georiënteerde onderzoeker tot een van 's werelds meest vooraanstaande economen. Aanvankelijk betrof zijn onderzoeksterrein vooral de statistische en econometrische methoden en gaf hij te zamen met zijn medeonderzoekers van de Cowles Commission een zeer belangrijke impuls tot de ontwikkeling van simultane schattingsmethoden voor econometrische modellen en de oplossing van het identificatievraagstuk in de econometrie. Belangrijke publicistische vruchten van deze periode zijn de door hem geredigeerde Cowles Commission Monograph nr. 10, Statistical inference in dynamic economic models (New York, 1950), en nr. 14 - samen met W.C. Hood -, Studies in econometric method (New York, 1953), dat hierop een vervolg is. Befaamd werd ook zijn besprekingsartikel uit 1947: 'Measurement without theory' (in Review of Economic Statistics 29 (1947) 3 (aug.) 161-172), waarin hij het werk van Burns en Mitchell uit 1946 over conjunctuur-barometers aan een kritische aanlyse onderwierp.
Intussen verplaatste de belangstelling van Koopman zich geleidelijk van de econometrie naar activiteitsanalyse en planningsvraagstukken. Met dit onderzoek leverde hij opnieuw een belangrijke en innoverende bijdrage tot de economische wetenschap. Ook hierover verscheen in 1951 een mede door Koopmans geredigeerde Monograph (nr. 13) van de Cowles Commission, alsook een aantal artikelen. Het gebruik van wiskundige methoden voor de analyse van zuiver economische vraagstukken was een derde terrein waar Koopmans' belangstelling naar uitging. Hiervan legde hij in een reeks van oorspronkelijke publikaties in toonaangevende vaktijdschriften als Econometrica getuigenis af. Heel belangrijk, ook voor zijn faam als algemeen econoom, was zijn in 1957 verschenen boek, Three essays on the state of economic science (New York [etc.], 1957).
Sindsdien verschoof Koopmans' aandacht zich steeds meer naar vraagstukken van algemene economische aard, waarbij hij telkens, bij wijze van constante, gebruik maakte van de wiskunde als analysemethode. Belangrijke terreinen die hij in dit verband bestudeerde zijn de vraagstukken van de optimale economische groei, van de uitputbare hulpbronnen en van de werking van economische stelsels. Zo verscheen in Toward a new Iron Age? Quantitative modeling of resource exhaustion . Ed. by Robert B. Gordon [e.a.] (Cambridge, Mass., 1987) postuum zijn bijdrage tot de analyse van de schaarse en niet vernieuwbare hulpbronnen, met koper als voorbeeld. In 1975 aanvaardde Koopmans het voorzitterschap van de Modelling Resources Group of the Committee on Nuclear and Alternative Energy Systems, ingesteld door de Amerikaanse Academy of Sciences. In dit verband werd een vergelijkende analyse gemaakt van de verschillende lange-termijnenergiemodellen en hun economische betekenis. Zelf wijdde hij verschillende publikaties aan dit vraagstuk en werkte hij in 1974 binnen het toen nieuwe International Institute of Applied Systems Analysis in het Oostenrijkse Laxenburg op dit onderzoeksterrein samen met Oost- en Westeuropese geleerden, in de verwachting daarmee bij te dragen tot beter wederzijds begrip.
Hoewel hij zich tot Amerikaan had laten naturaliseren, bleef Koopmans veel contact met Nederland houden, waar zijn broer en sommigen van zijn wetenschappelijke vrienden woonden. Door zijn werk en belangstelling was hij echter vooral een wetenschappelijk wereldburger. Daarnaast was Koopmans een fijnzinnig en muzikaal begaafd mens, die zijn studenten en medewerkers steeds wist te stimuleren.
Met zijn publikaties, onderwijs en onderzoek heeft Koopmans grote invloed uitgeoefend op de ontwikkeling van de economische wetenschap gedurende meer dan veertig jaar. Erkenning hiervoor kreeg hij door de verlening van een viertal eredoctoraten, onder meer te Rotterdam in 1963 en te Leuven in 1967; voorts door het voorzitterschap van de voornaamste Amerikaanse en internationale beroepsverenigingen, zijn lidmaatschap van de Amerikaanse National Academy of Sciences en zijn verkiezing in 1950 tot buitenlands lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. De grootste wetenschappelijke erkenning die Koopmans ten deel viel, was ongetwijfeld de toekenning in 1975 van de Nobelprijs voor economie, samen met de Russische econoom L.V. Kantorovitsj, voor hun theoretische werk over de optimale aanwending van natuurlijke hulpbronnen.
P: De belangrijkste publikaties van Koopmans werden bijeengebracht in Scientific papers of Tjalling C. Koopmans I (Berlijn [etc.], 1970) en II (Cambridge, Mass., 1985). Hierin is een volledige bibliografie opgenomen.
L: Behalve herdenkingsartikelen in Algemeen Dagblad , 18-10-1975; NRC Handelsblad , 20-10-1975 en 9-3-1985; Het Parool , 23-10-1975: A. Romein-Verschoor, Omzien in verwondering (2 dln.; Amsterdam, 1970-1971) I, 281-282; L. Werin and K.G. Jugenfelt, 'Tjalling Koopmans' contribution to economics', in Scandinavian Journal of Economics 78 (1976) 81-102; J. Tinbergen, in Jaarboek [der] Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1986 (Amsterdam [etc.], 1986) 190-194.
M.M.G. Fase
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)Laatst gewijzigd op 12-11-2013