© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: José Eijt, 'Pinxteren, Antonetta Johanna van (1916-1988)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn4/pinxter [12-11-2013]
PINXTEREN, Antonetta Johanna van (1916-1988)
Pinxteren, Antonetta Johanna van, (kloosternaam: zuster Francesco), feministisch-theologe (Nuland (N.B.) 30-8-1916 - Nuland (N.B.) 25-5-1988). Dochter van Franciscus Johannes van Pinxteren, hoofdonderwijzer, en Fransiska Wilhelmina van der Biezen.
Antoinette van Pinxteren groeide op als oudste in een gezin van negen kinderen in het katholieke Brabantse dorpje Nuland, waar haar vader hoofd van de jongensschool was. Zij bezocht er de lagere meisjesschool, die werd geleid door liefdezusters van de congregatie 'Dochters van Maria en Jozef' uit 's-Hertogenbosch, bekend als de zusters van de Choorstraat. Vervolgens deed zij de MULO-opleiding op het internaat van dezelfde zusters te Best. Na in 1932 het diploma te hebben behaald, hielp zij haar moeder in de huishouding. In deze jaren raakte zij, naar eigen zeggen, steeds meer geboeid door het geloof en besteedde ze veel aandacht en tijd aan gebed.
Tegen de zin van haar ouders trad Antoinette van Pinxteren in 1937 in bij de zusters van de Choorstraat. Als kloosternaam koos zij Francesco, verwijzend naar Franciscus van Assisi, die, naast de 16e-eeuwse mystica Teresa van Avila, een belangrijke inspiratiebron vormde voor haar religieuze leven. Aangezien haar congregatie onder meer werkzaam was in verschillende vormen van gewoon en buitengewoon onderwijs, behaalde Van Pinxteren in 1941 de lagere onderwijsakte. Vervolgens werkte zij tot 1955 als onderwijzeres met moeilijk opvoedbare kinderen op het Paedologisch Instituut te Nijmegen. Intussen studeerde zij, naast haar werk aan de Katholieke Leergangen in Tilburg voor de hoofdakte en voor de akte pedagogiek MO-A; in 1956 slaagde ze tevens voor de akte MO-B. Daarna doceerde zij tot 1965 pedagogiek aan de kweekschool van haar congregatie in 's-Hertogenbosch.
Antoinette van Pinxterens weinig conventionele aard strookte slecht met de minutieuze regelgeving en hiërarchische verhoudingen in de kloostergemeenschap. De in de tweede helft van de jaren vijftig opklinkende roep om vernieuwing van het kloosterleven vond bij haar dan ook een enthousiast gehoor. Het decreet Perfectae Caritatis uit 1966 van het Tweede Vaticaans Concilie gaf het kader voor de aanpassing van het leven van religieuzen aan de moderne tijd. Tekenend is in dit verband dat, toen het in 1967 eenmaal was toegestaan, Van Pinxteren als een der eersten in haar congregatie de kloosterkleding verwisselde voor burgerkleding. In deze periode van vernieuwing had Van Pinxteren van 1965 tot 1971 zitting in het hoofdbestuur van haar congregatie. In de overtuiging dat zusters zelf vorm moesten geven aan het vernieuwingsproces en daarin niet langer afhankelijk behoorden te zijn van mannelijke religieuzen en priesters, ging zij in 1964 als een van de eerste katholieke vrouwen aan de Nijmeegse universiteit theologie studeren. Op 28 juni 1974 studeerde zij af. Twee jaar later raakte Van Pinxteren bevriend met de feministisch-theologe Catharina J. M. Halkes, en in 1977 trad ze toe tot de zogeheten 'Groep Driebergen', de eerste landelijke vereniging van vrouwelijke theologen.
Bij Antoinette van Pinxteren gingen kritische maatschappelijke betrokkenheid en zorg voor de zwakken hand in hand met een grote persoonlijke vroomheid. Zij vermeed polarisatie, maar zocht naar wat mensen samenbindt. Uit haar theologische inzichten blijkt een groeiende waardering voor de rol van de leek in de kerk, in het bijzonder die van de vrouw. Zij trachtte de oecumenische gezindheid en de interconfessionele dialoog te bevorderen en bepleitte openheid van de kerk voor maatschappelijke noden. Deze inzichten droeg zij uit in lezingen en trainingen voor religieuzen, in cursussen voor oecumenische, vrouwen- en bijbelgroepen, en in radiouitzendingen. Een aantal van haar teksten verscheen twee jaar na haar dood in de bundel Al gaande zal je kracht vermeerderen.
Niet alleen in woord en geschrift, maar ook als bestuurslid van tal van instellingen en organisaties trachtte Antoinette van Pinxteren haar denkbeelden uit te dragen. In de wereld van kloosterzusters gold zij als toonaangevend op het gebied van de vernieuwing van het leven van religieuzen, en als zodanig was zij van 1980 tot aan haar dood actief in de werkgroep Vrouwencontacten van de Stichting Samenwerking Nederlandse Vrouwelijke Religieuzen, eerst als lid en vanaf 1986 als voorzitter. Zij maakte deel uit van de werkgroep Vrouw en Kerk van de Katholieke Raad voor Kerk en Samenleving en werkte hier mee aan de totstandkoming van het in 1981 verschenen rapport Openbaring van de ervaring over de belevingswereld van katholieke vrouwen in relatie tot de kerk. Ook op het terrein van de toenadering en samenwerking tussen de kerken maakte zij zich verdienstelijk. Van 1977 tot 1988 was zij voorzitter van de sectie Vrouw in Kerk en Samenleving van de Raad van Kerken in Nederland. In 1979 benoemde bisschop J.W.M. Bluyssen van 's-Hertogenbosch haar als eerste vrouw tot bisschoppelijk gedelegeerde voor de oecumene, een functie die zij uitoefende tot 1983, toen ze opnieuw toetrad tot het hoofdbestuur van haar congregatie.
Antoinette van Pinxteren nam ten aanzien van de rol van vrouwen in de Rooms-katholieke kerk standpunten in die niet altijd overeenkwamen met de officiële interpretatie van de kerkelijke leer. Zo verklaarde zij bijvoorbeeld in reactie op de actiegroep 'Wij Vrouwen Eisen', die streed voor legalisering van abortus, weliswaar niet voor abortus te zijn, maar ernstige bezwaren te hebben tegen de aanpak van deze kwestie waarin mannen oordeelden en vrouwen geen stem hadden. Ook was zij actief in de Mariënburgvereniging, een groepering die pleitte voor meer democratie in de Rooms-katholieke kerk. Binnen haar klooster was zij de eerste die afzonderlijk ging wonen, eerst in een afgetimmerd gedeelte van de slaapzaal, later in de voormalige knechtswoning bij het moederhuis. Hier bracht zij de laatste jaren van haar leven door, mediterend, lezend en werkend, als een in brede kring gerespecteerde autoriteit.
A: Collectie-Zuster Francesco in het archief van de Zusters van de Choorstraat te 's-Hertogenbosch.
P: Het geweten van het afwijkend kind [scriptie Katholieke Leergangen te Tilburg] (Tilburg [ca. 1956]) Al gaande zal je kracht vermeerderen. Teksten van en over Antoinette van Pinxteren, zuster Francesco . Onder red. van Jeanette Deenik-Moolhuizen [e.a.] (Amersfoort, 1990).
L: Behalve artikelen en interviews bij gelegenheid van de toekenning van de Harriët Freezerring in 1986 in o.a. Trouw , 17-11-1986, De Tijd , 5-12-1986 en Opzij. Feministisch Maandblad 14 (1986) 12 (dec.) 24-27, en necrologieën in o.a. Trouw , 27-5-1988, De Bazuin , 3-6-1988, Bisdomblad 's-Hertogenbosch , 17-6-1988, en Opzij. Feministisch maandblad , 16 (1988) 7/8 (juli/aug.) 32: Catharina Visser, 'Antoinette van Pinxteren en de wortelstok van de waterlelie', in idem, De sluiers van God. Gesprekken over het beeld van de verborgene (Amstelveen, 1985) 49-62, en de onder P genoemde publikatie Al gaande zal je kracht vermeerderen .
I: Beeldbank van het Nationaal Archief in Den Haag [Foto: Croes; Collectie ANEFO: Van Pixteren ontvangt de HarriĆ«t Freezerring op 12 december 1986].José Eijt
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)Laatst gewijzigd op 12-11-2013