Ritman, Johannes Henricus (1893-1982)

 
English | Nederlands

RITMAN, Johannes Henricus (1893-1982)

Ritman, Johannes Henricus, journalist in Nederlands-Indië (Schiedam 30-7-1893 - 's-Gravenhage 14-3-1982). Zoon van Antonius Laurentius Ritman, schoenmaker, en Anna Maria de Vletter. Gehuwd op 15-9-1915 met Anna Reijst. Uit dit huwelijk werd 1 dochter geboren. Na echtscheiding (9-8-1928) gehuwd op 17-10-1928 met Louise Maud Earle Purvis. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Ritman, Johannes Henricus

Het was de hartewens van zijn ouders dat Jan Ritman predikant zou worden, wat deze zich tot het eindexamen aan de HBS te Schiedam heeft laten aanleunen. Het liep echter anders voor hem. Jan werd journalist en is dat tot het einde van zijn leven gebleven. Hij startte in 1910 als stadsreporter bij het Dagblad van Rotterdam en trad bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in dienst van De Telegraaf , voor welk blad hij onder meer buitenlandse reportages verzorgde. In 1918 werd hij de Haagse correspondent van het Algemeen Handelsblad .

Toen na de enerverende oorlogsjaren het stadsnieuws hem niet langer kon boeien en een vastgelopen huwelijk zijn maatschappelijke vooruitzichten verduisterden, vertrok Ritman in 1921 naar Soerabaja, waar geld en afwisseling lokten. De suikerplanters in Oost-Java hadden tijdens de naoorlogse hausse enorme winsten kunnen maken, wat sociale spanningen teweeg had gebracht, die hun een slechte reputatie bezorgden. Ritman kreeg nu tot taak, als hoofd van de persafdeling van het Algemeen Syndicaat van Suikerfabrikanten in Nederlands-Indië, de voorlichting te verzorgen en zo te trachten de aangetaste reputatie van de suikerindustrie te herstellen. Het was een betrekking die hem in nauw contact bracht met het Indische dagbladwezen en met de toen nog zeer prille Volksraad. In 1922 al trok hij de aandacht van de Indische autoriteiten als de schrijver van het Volksraadoverzicht in het Bataviaasch Nieuwsblad .

In 1926 zegde Ritman Soerabaja en de suiker vaarwel. Hij werd verslaggever bij het Bataviaasch Nieuwsblad en volgde daar in 1928 F.H.K. Zaalberg op als hoofdredacteur. Ook in deze hoedanigheid bleef hij de handelingen van de Volksraad op de voet volgen en bracht hij daarvan op kritische wijze verslag uit in zijn krant. Daarbij zorgde hij er overigens terdege voor, bij het formuleren van politieke opinies, in de buurt te blijven van wat zijn lezers wensten te horen. In de eerste helft van de jaren dertig waren het vooral de rigoureuze bezuinigingsoperaties van de Indische regering die in het Bataviaasch Nieuwsblad de aandacht kregen. Ritman trachtte daarbij, door links en rechts knipogen uit te delen, zowel de ambtenaren als de particulieren te vriend te houden. Tegen de opmars van de rechts-autoritaire stromingen, belichaamd in kleine fascistische groeperingen en, even later, in de Nationaal-Socialistische Beweging, die in Indië een tijdlang een aanzienlijke aanhang wist te verwerven, nam hij echter duidelijk stelling, waarbij hij vooral het wapen van de milde spot hanteerde. Ritman vertegenwoordigde, zou men kunnen zeggen, de meer liberale onderstroom binnen het 'Indische publiek' en gaf daaraan mede leiding en vorm. Een radicaal behoefde hij daarvoor overigens beslist niet te zijn.

Met dit al was het Bataviaasch Nieuwsblad onder Ritman een invloedrijk orgaan in het vooroorlogse Indië, waarin hij, samen met H.C. Zentgraaff, de heel wat conservatievere hoofdredacteur van De Java-Bode , tot de belangrijkste opinieleiders van de Nederlandse bovenlaag gerekend kon worden. Zowel onder gouverneur-generaal jhr. B.C. de Jonge (1932-1936) als onder diens opvolger, jhr. A.W.L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer (1936-1945), wist Ritman zijn leidende positie in de Indische pers en zijn goede relatie tot 'het Paleis', te behouden. Toen Nederland in mei 1940 door de Duitsers werd bezet, achtte Van Starkenborgh hem dan ook de geschiktste kandidaat om een Regeerings Publiciteits Dienst op te zetten. Een dergelijke dienst moest de voorlichting van regeringswege verzorgen en de pers de beperkingen opleggen die, met het oog op een argwanend toeziend Japan, noodzakelijk werden geacht. Dit was een delicate taak, waarvan Ritman zich goed heeft gekweten, al hielden ook zijn vrienden hem wel voor dat hij soms te veel de advocaat van de regering speelde.

Na de val van Nederlands-Indië, in maart 1942, werd Ritman door de Japanse bezetters al spoedig bij hun voorlichting ingeschakeld. Hij heeft zich deze tewerkstelling laten welgevallen, omdat hij, naar eigen zeggen, geen held was. Hij werd daartoe, te zamen met enkele lotgenoten, in een klein maar, de omstandigheden in aanmerking genomen, comfortabel kampje te Tanah Abang in Batavia ondergebracht. Zijn werkzaamheden daar bestonden aanvankelijk uit het redigeren van door de Japanners verstrekte berichten, die voor uitzending door Radio Djakarta waren bestemd; later kreeg hij allerhande documentair- en vertaalwerk te doen. Hoewel Ritman voor zichzelf ervan overtuigd was de vijand hiermee niet van nut te zijn geweest, brachten deze activiteiten in het Tanah Abang-kamp hem na de bevrijding niettemin een tijdlang onder verdenking van collaboratie. Deze werd echter in 1947 door de daartoe ingerichte rechtbank ongegrond verklaard.

Intussen had Ritman het journalistieke handwerk weer opgevat. Direct na de Japanse capitulatie startte hij, samen met enkele andere in het Tanah Abang-kamp aanwezige journalisten, de uitgave van een kampkrantje, aanvankelijk Tanah Abang Bode , naderhand de Nieuwsgier geheten. Na een aantal jaren als gestencild krantje te zijn verschenen, kon het ten slotte in 1948 als een volwaardig, gedrukt ochtendblad worden voortgezet. Ritman was ook degene die in verbinding trad met de leden van de zogeheten Commissie-Van Poll, die begin 1946 naar Indië kwam om aan een wantrouwig Nederlands parlement voorlichting te verschaffen over de werkelijke gang van zaken in de op drift geraakte kolonie. Het door deze commissie uitgebrachte rapport, dat sterk de mening weergaf van de ontredderde en gedesoriënteerde Nederlandse gemeenschap aldaar, is grotendeels door Ritman opgesteld. Zeker zo belangrijk was dat de luitenant-gouverneur-generaal, H.J. van Mook, tezelfder tijd contact met hem opnam over het opzetten van een nieuwe Regeringsvoorlichtingsdienst. Nadat zijn rehabilitatie was geregeld, werd Ritman in oktober 1947 aangesteld als onderhoofd van deze dienst. Hij heeft die functie vervuld tot kort na de soevereiniteitsoverdracht, toen hij het hoofdredacteurschap van de Nieuwsgier weer op zich nam.

Gedurende zijn naoorlogse periode als journalist verwijderde Ritman zich verder van de meerderheid der Nederlanders in Indië dan hij tevoren had gedaan. De tegenstellingen waren scherper, waardoor een duidelijker positie kiezen van tijd tot tijd noodzakelijk was. Wat het zoeken naar toenadering tot de Republikeinen betreft, liep de Nieuwsgier voorop, en het blad was in Republikeinse kringen in Djakarta al snel 'reçu'. Ritman waardeerde de politiek van Van Mook, voor zover die een compromis tussen de strijdende partijen beloofde, maar volgde de 'Haagse' interventies met grote reserves. Eenmaal aangesteld als onderhoofd van de Regeringsvoorlichtingsdienst bleef hij voeling houden met de Republikeinen. Daarnaast diende hij ook het buitenland voor te lichten over het Nederlandse beleid ten aanzien van Indië, waartoe hij in 1948 onder meer een tournee door de Verenigde Staten maakte.

Het tijdperk van de Indonesische onafhankelijkheid begon voor Ritman slecht. Bijna onmiddellijk na de overdracht van de soevereiniteit werd hij, ten onrechte verdacht van medeplichtigheid aan de mislukte staatsgreep van de voormalige KNIL-kapitein R.P.P. Westerling, in de gevangenis gezet. Dank zij zijn goede relaties met tal van Republikeinse prominenten kwam hij echter na drie maanden weer op vrije voeten, en als een soort van rehabilitatie kreeg hij de uitnodiging Soekarno te vergezellen op een tournee door Indonesië. Het was een succes, dat naderhand geregeld werd herhaald. Wat de Nieuwsgier betreft, deze werd geredigeerd in een geest van toenadering tussen Nederland en Indonesië. De werkelijkheid gaf evenwel een andere ontwikkeling te zien, wat op den duur de positie van het blad niet versterkte. Een bestuurlijk conflict met de directie forceerde het einde. De Nieuwsgier hield in 1956 op te bestaan als een Nederlandstalig orgaan, en in oktober van dat jaar vertrok Ritman met zijn vrouw naar Nederland. Dit afscheid van Indonesië betekende een diepe cesuur in zijn leven, dat sindsdien in het teken van de terugblik kwam te staan. Een afscheid van de journalistiek betekende het echter niet, want het in Den Haag verschijnende 'Indische' veertiendaags tijdschrift Tong Tong , later Moesson geheten, vond Ritman gelegenheid om aan dit terugblikken een literaire vorm te geven.

A: Archief-K.F.J. Verboeket en Archief Departement van Koloniën, Algemene Secretarie Batavia 1942-1950, inv. nr. 5379 (Curriculum vitae van J.H. Ritman), beide berustend bij de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage.

P: Behalve een groot aantal artikelen in de in de tekst genoemde kranten en tijdschriften o.a.: 'Publiciteit in dezen tijd', in Koloniale Studiën 20 (1936) 1-24; 'Eenige aanteekeningen over de politieke partijen in Indië', ibidem 21 (1937) 339-356; 'Figuren in de Volksraad', ibidem 22 (1938) 375-385; Journalistieke herinneringen ('s-Gravenhage, 1980).

L: E. du Perron, 'Geen journalist', in Verzameld werk VII (Amsterdam, 1959) 70-71; J.H.W. Veenstra, D'Artagnan tegen Jan Fuselier. E. du Perron als Indisch polemist (Amsterdam, 1962); Herinneringen van jhr.mr. B.C. de Jonge, met brieven uit zijn nalatenschap . Uitg. door S.L. van der Wal (Groningen, 1968); P.J. Drooglever, De Vaderlandse Club 1929-1942. Totoks en de Indische politiek (Franeker, 1980); Lilian Ducelle en Hans Martinot, in Moesson , 1-4-1982; In deze halve gevangenis. Dagboek van mr.dr. L.F. Jansen, Batavia/Djakarta 1942-1945 . Bezorgd en geann. door G.J. Knaap (Franeker, 1988); Evert-Jan Hoogerwerf, Persgeschiedenis van Indonesië tot 1942. Geannoteerde bibliografie (Leiden, 1990).

I: Beeldbank van het Nationaal Archief in Den Haag [Foto: Winterbergen; Collectie ANEFO; Ritman in 1950].

P.J. Drooglever


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013