Belinfante, Emilie Josephine (1875-1944)

 
English | Nederlands

BELINFANTE, Emilie Josephine (1875-1944)

Belinfante, Emilie Josephine, journaliste ('s-Gravenhage 11-1-1875 - Auschwitz-Birkenau (Polen) 7-7-1944). Dochter van August Belinfante, uitgever en boekhandelaar, en Emilie Belinfante, regentes van een joods weeshuis.

afbeelding van Belinfante, Emilie JosephineEmmy Belinfante behoorde tot de eerste generatie meisjes die een opleiding aan de HBS konden volgen. Emmy's moeder, een progressieve vrouw uit een liberaal Portugees-joods milieu, was een van de initiatiefnemers geweest tot oprichting van de Haagse HBS voor meisjes. Haar vader stamde uit een bekend geslacht van journalisten en uitgevers. Na de middelbare school leerde Emmy Belinfante voor onderwijzeres. Tijdens haar studie liep zij stage op de school van Jan Ligthart, en maakte zij kennis met zijn vernieuwende pedagogische inzichten. Die gaven in de praktijk overigens onvoldoende houvast om het voor de klas te redden. Als juf mislukte zij jammerlijk, zoals ze beschreef in het korte literaire verhaal 'De proefles' in het 'jongedamesblad' De Hollandsche Lelie (12 (1899) 268-270).

Emmy Belinfante wilde de journalistiek in, net als haar grootvaders, ooms en broers. In 1901 werd zij redacteur van Het Familieblad. 's-Gravenhaagsch Nieuws- en Advertentieblad . Daarmee bleef zij dicht bij huis, want het blad werd uitgegeven door haar oom. Zij leerde al spoedig de kneepjes van het journalistenvak kennen, van gemeenteraadsverslagen tot en met toneelrecensies. Belinfante kreeg in het blad ook een eigen rubriek. Daarin besprak ze onder het pseudoniem 'May' geregeld op luchtige toon de 'vrouwenquaestie', in het bijzonder de geringe kansen voor vrouwen om betaald werk te verrichten. Zij beschouwde zichzelf nog niet als feministe, omdat het streven naar vrouwenkiesrecht haar toen niet boeide.

In 1903 verliet Emmy Belinfante de redactie van Het Familieblad om gedurende een jaar door Europa te reizen. Zij hield de lezers thuis op de hoogte met haar reisbrieven, waarin ze verslag deed van haar audiëntie bij de paus - een opmerkelijk feit voor een joodse - en haar ontmoetingen met Hollandse kunstenaars in Rome en Nice.

In 1905 deed Emmy Belinfante een poging bij de Haagse krant Het Vaderland te komen. Eén der commissarissen, N.G. Pierson, oud-minister in het progressief-liberale kabinet-Pierson-Goeman Borgesius (1897-1901), was een uitgesproken tegenstander van haar komst. 'Ik bezocht persoonlijk dezen boeman, die de vooropgestelde meening was toegedaan, dat het verslaggeverswerk te zwaar voor "de" vrouw was. Mijn "beproeft u het dan met mij", mijn beroep op mijn journalistiek verleden, dat had bestaan in hard werken, kon den voorzichtigen commissaris niet overtuigen'. Piersons weigering gaf haar 'den eersten stoot tot feministe'. In zijn opvatting over de vrouw in de dagbladpers stond Pierson overigens bepaald niet alleen: het aantal journalistes bij kranten was toen niet meer dan vijf in het gehele land.

Nog in hetzelfde jaar kon Emmy Belinfante terecht bij het nieuwe vrijzinnig-democratische dagblad Land en Volk , een concurrent van Het Vaderland , dat eveneens de - vooral Haagse - liberale lezer trachtte te winnen. Daar kreeg 'May' als eerste in de Nederlandse dagbladjournalistiek een vrouwenrubriek: 'Voor de dames'. Hierin beschreef zij - naast mode - de sociale, economische en politieke ontwikkeling van vrouwen en de vrouwenbeweging, zowel in binnen- als buitenland.

Hoe weinig werkgelegenheid er in die tijd voor vrouwen bij de dagbladpers was, ervoer Emmy Belinfante in 1907, toen er door een reorganisatie voor haar alleen nog plaats was bij de nachtredactie. Die functie werd haar, uit 'hoffelijke' overwegingen van de hoofdredacteur, onthouden. Hierdoor verloor zij haar baan. Nadat zij als freelancer bij de liberale Nieuwe Courant het congres van de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht in 1908 had verslagen, kreeg zij bij deze krant een vaste aanstelling. Belinfante kwam terecht bij de afdeling 'buitenland', en wel uitgerekend bij de nachtredactie, zonder dat zij daar 'als vrouw alleen midden in den nacht tusschen de mannen' ooit moeilijkheden ondervond. En dat lag zeker niet alleen aan de 'hoffelijkheid' van de daar werkzame heren. Belinfante dwong - hoewel klein van stuk - ontzag af door haar eruditie en talenkennis. Bewonderende nichtjes beschreven haar als spontaan en fel, eigenschappen waardoor haar zachte en milde denkleven nogal eens in de verdrukking kwam (R[oeland] v[an] R[uyven]).

De hoofdredacteur van de Nieuwe Courant , L.J. Plemp van Duiveland, zag in Emmy Belinfante niet alleen een goede journalist, maar ook een trekpleister voor het toenemend aantal lezeressen die zich voor maatschappij en politiek interesseerden. Hij bedeelde haar met de rubriek 'Vrouwenbeweging'; daarin deed zij nauwkeurig verslag van wat daar leefde. Een andere rubriek, 'Spiegel der ijdelheid', was meer persoonlijk getint. Belinfante waarschuwde haar lezeressen dat zij, hoe modegevoelig ook in kleding en in rages - 'doet u ook aan vrouwenbeweging?' - vooral niet hun maatschappelijke capaciteiten mochten vergeten. Vrouwen, en dan vooral de dames onder hen, hadden een peil van beschaving bereikt dat ze in elk beroep en in elk politiek debat konden hooghouden, aldus de journaliste.

Die gedachte bleef Emmy Belinfante uitdragen, ook in haar eigen vak. Sinds 1910 wees zij in de Nationale en Internationale Vrouwenraad op de rol van de pers als propagandamiddel voor de behartiging van vrouwenbelangen. Tegelijkertijd drong zij aan op een goede samenwerking tussen feministen en journalisten. Als secretaris van de Haagsche Journalisten Vereeniging, een functie die ze van 1921 tot 1940 zou uitoefenen, oordeelde zij daarentegen streng over collega's die de erecodes van het beroep aan hun laars zouden lappen door hun hang naar sensatie en gemakzucht. De groeiende invloed van de commercie op het redactioneel beleid in de jaren twintig werkte die houding in de hand, betoogde zij in artikelen in het vakbondsorgaan van de Nederlandsche Journalisten Kring.

In 1924 ondervond Emmy Belinfante de gevolgen hiervan aan den lijve: bij de samenvoeging van de redacties van Nieuwe Courant en Vaderland werd haar de verslaggeving ontnomen. Te moeten werken zonder de dagelijkse journalistieke besognes en onder de voornamelijk commercieel denkende directeur, Henri Nijgh jr., maakte haar diep ongelukkig. In 1928 verliet Belinfante De Nieuwe Courant en werd freelancer. Door haar kennis op het gebied van de vrouwenbeweging, vredesvraagstukken en opvoeding kon zij als 'Emmy J.B.' nog een redelijk inkomen vergaren in de vele liberale dagbladen en periodieken. Maar de beperking tot deze specialismes voelde zij als ontkenning van haar overige kennis en capaciteiten. 'Ik heb altijd het gevoel gehad, dat ik vóór alles journaliste was'.

In hetzelfde jaar 1928 publiceerde Emmy Belinfante de brochure De vrouw als journaliste . Daarin stelde zij dat de vrouwelijke inbreng in het persvak het morele peil en de kwaliteit van de journalistiek zou verhogen. Zelfs durfde zij te beweren dat de 'vrouw, die gestudeerd heeft, met leiderstalent, veelzijdige ontwikkeling, journalistieken aanleg, algemeene belangstelling, tact en verantwoordelijkheidsgevoel (...) in de toekomst evengoed hoofdredacteur (zal) kunnen worden als haar mannelijke collega'. Bovendien pleitte Belinfante voor een aan de mannelijke werknemers gelijkwaardige positie door middel van een collectieve arbeidsovereenkomst en voor een journalistenopleiding. Het eindredacteurschap van het Maandblad der Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen verschafte haar ten slotte een basisinkomen. Daarnaast had zij een feministisch getinte vrouwenrubriek in verschillende liberale provinciale en landelijke kranten.

In de jaren dertig wijdde Emmy Belinfante vele artikelen aan de strijd tegen de beperking van vrouwenarbeid. Samen met andere vooraanstaande feministen van alle gezindten publiceerde zij in 1933 een bundel, De triomf van het wanbegrip (Famke's beweringen) , tegen het 'nieuw-feminisme' dat pleitte voor het huwelijk als hoogste streven van de vrouw. Belinfante stelde zoveel mogelijk de verloedering van de journalistiek aan de kaak en hamerde op nauwere banden tussen pers en vrouwenbeweging. Haar vrouwenrubrieken in de dagbladen werden intussen geschrapt, ten gunste van recepten en knippatronen. Verontrust door de steeds moeilijker positie waarin vrouwelijke journalisten kwamen te verkeren deed zij in 1939 nog een poging een belangenorganisatie voor hen op te richten.

Al in de eerste weken van de Duitse bezetting, in juni 1940, moest Emmy Belinfante haar functie als secretaris voor de Haagsche Journalisten Vereeniging neerleggen. Binnen de vrouwenbeweging, een weinig geïnstitutionaliseerd geheel dat zich gemakkelijker aan het oog van de bezetter kon onttrekken, bleef zij langer actief. Tot in 1941 schreef zij voor het maandblad De Vrouw en haar Huis , was zij lid van het perscomité van de Internationale Vrouwenraad en werkte zij voor de Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen. Evenals in 1924, toen zij zich tot de vrouwenbeweging wendde voor hulp, waren het nu haar zusters - zowel in symbolische als letterlijke zin - tot wie ze zich wendde. Belinfante kreeg steun van de Soroptimisten: vrouwelijke rotary's die heimelijk hun (door de bezetter verboden) bijeenkomsten hielden. Toch werd zij als joodse meer en meer teruggeworpen op zichzelf en op haar zusters Anna en Mies, met wie zij sinds 1927 samenwoonde.

Samen met hen deed Emmy Belinfante een poging om als 'Portugese' aan deportatie te ontkomen. Het mocht niet baten, evenmin als de registratie als doopsgezinde. Op 1 februari 1944 werden Belinfante en haar zusters opgehaald en overgebracht naar het doorgangskamp Westerbork. Vandaar werden zij enkele weken later naar het concentratiekamp Theresienstadt getransporteerd. Op 16 mei volgde deportatie naar het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau, alwaar zij twee maanden later werd vergast. 'Als sieraad van de journalistiek' werd zij herdacht, 'geijkte woorden' volgens Ro van Oven in 1947, 'waarmee geen volledig recht wordt gedaan aan de betekenis van haar journalistiek leven. Zij was fel en strijdvaardig, zij verzette zich spontaan tegen ieder onrecht en zij streed mee de strijd der vrouw om een staatsburgerschap dat meer is dan de letter der wet'.

A: Familiearchief in particulier bezit.

P: Behalve de in de tekst genoemde publicaties o.a.: 'De vrouw als journaliste', in Maandblad van den Nederlandschen Journalisten Kring nr. 238 (6-2-1918) 21; 'De waardigheid van de Nederlandsche pers', in De Journalist , 30-11-1925; Die Frau bei der Niederländischen Presse [Ongepubliceerd rapport ten behoeve van de internationale perstentoonstelling Pressa te Keulen, 1928] (Keulen 1928); 'Holland, let op uw pers! Degelijke vorming van den journalist: een eisch van den tijd', in Haagsch Maandblad 16 (1931) 266-277; 'Vrouwenorganisaties en individualisme der vrouw', in Het Vrouwen Jaarboek . Samengest. door S.G.F. Meyboom (Amsterdam [1931]) 50-65; 'De werkende vrouw', in Schoevers Koerier 5 (1938) 4/5 (mei).

L: R[oeland] v[an] R[uyven], 'Mejuffrouw Emmy Belinfante', in De Hollandsche Lelie , 6-8-1919; Is. Santcroos Dlz., 'Joden in de Nederlandsche dagbladjournalistiek II', in De Vrijdagavond. Joodsch Weekblad , 29-4-1927; J.L. Redeke-Hoek, 'Hoe Emmy Belinfante in de journalistiek ging', in Utrechtsch Nieuwsblad , 29-11-1936; Ro van Oven, 'De positie der vrouw in de Nederlandsche journalistiek', in De Journalist 2 (1947) 2 (nov.) 1; Anne Biegel, 'In dienst van de koningin der aarde', in Vrouwen van Nederland, 1898-1948. De vrouw tijdens de regering van Koningin Wilhelmina . Samengest. door M.G. Schenk (Amsterdam 1948) 171; Joost Divendal en Henriëtte Lakmaker, 'Een dame op de perstribune. Portret van Emmy Belinfante', in Werkschrift voor Leerhuis en Liturgie 9 (1989) 6 (mrt.) 41-43; idem, '"Het innig-levend woord". Journalistiek bij Emmy J. Belinfante (1875-1944)', in Jaarverslag Nederlands Persmuseum 1996 (Amsterdam 1997) 14-29; idem, Tussen rook, alcohol en mannen. Emmy J. Belinfante, 1875-1944 (Amsterdam 2001).

I: De Vrijdagavond. Joodsch Weekblad , 29-4-1927 (p.67).

Henriëtte Lakmaker


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013