© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: A.E. Kersten, 'Gaag, Jacob van der (1905-1988)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn5/gaag [12-11-2013]
GAAG, Jacob van der (1905-1988)
Gaag, Jacob van der, (verzetsnaam Richard), verzetsman en diplomaat (Utrecht 7-1-1905 - Leiden 7-2-1988). Zoon van Albertus Reijer Anne van der Gaag, fabrieksknecht, en Everdina Maria Brom. Gehuwd op 3-3-1934 met Maria Irenea Henrica Bresser (1907-1941). Uit dit huwelijk werden 3 zoons geboren, van wie er 1 jong overleed. Na haar overlijden gehuwd op 21-11-1941 met Berdina Helena Gijsberta Bresser (geb. 1911). Uit dit huwelijk werden 4 zoons en 1 dochter geboren.
'Toen ik dertien was, wilde ik eruit. Het was het avontuur dat trok', vertelde Jaap van der Gaag later (Cornelissen, 3). Hij verliet de arbeiderswijk waar hij opgroeide en monsterde in 1918 aan als lichtmatroos op een vrachtschip voor een reis naar Indië. Het beviel hem slecht. Doodziek van de malaria keerde hij in Utrecht terug, voltooide er de gemeentelijke vijfjarige HBS en ging er in september 1924 als werkstudent geofysica studeren. Toen geldgebrek hem na drie jaar dwong zijn studie - nog vóór het kandidaatsexamen - te beëindigen, trad Van der Gaag in dienst bij de Bataafsche Petroleum Maatschappij. Als 'gravity surveyor' voor de exploratie van olievelden was hij achtereenvolgens werkzaam in Venezuela (1927-1930), Borneo (1930-1934), Argentinië (1934-1936) en wederom Venezuela (1936-1939). Het was een leven van expedities in onherbergzaam binnenland, dat initiatief en zelfstandigheid vergde.
In 1939 vroeg Van der Gaag vanwege de toenemende oorlogsdreiging in Europa plaatsing in Nederland, waar zijn gezin verbleef. Met hen vestigde hij zich in Wassenaar. Nadat begin 1941 zijn vrouw was overleden, trad Van der Gaag in het huwelijk met zijn schoonzuster en vertrok hij naar het oosten van het land om er op verschillende plaatsen geofysisch onderzoek naar de aanwezigheid van olievelden te verrichten. Intussen was hij meer en meer betrokken geraakt bij het verzetswerk tegen de Duitse bezetter, aanvankelijk via hulp aan onderduikers, het verzamelen van inlichtingen en het vervalsen van bonkaarten. Vanaf januari 1944 maakte 'Richard' - zoals zijn naam in de illegaliteit luidde - deel uit van de een half jaar eerder opgerichte, door communisten gedomineerde, Raad van Verzet, die zich ten doel stelde alle actieve verzetsgroepen te bundelen. Nadat in september 1944 in opdracht van de regering in Londen het College van Vertrouwensmannen was opgericht, kozen de pas benoemde leden van dit college niet een van de twee door de Raad van Verzet voorgedragen kandidaten, maar tot zijn eigen grote verbazing Van der Gaag als vertegenwoordiger, vermoedelijk omdat hij geen lid van de Communistische Partij Nederland was.
Door zijn jarenlange verblijf in het buitenland was Van der Gaag onvoldoende ingevoerd in de politieke verhoudingen in Nederland, en hij achtte zich niet in staat een zinvolle bijdrage te leveren aan de werkzaamheden van het College, dat in handhaving van orde en rust bij de bevrijding en de voorbereiding van maatregelen daartoe zijn hoofdtaak vond. Hij was dan ook blij in januari 1945 namens de Vertrouwensmannen, als 'crosser' via het bevrijde zuiden, naar Londen te gaan ten einde duidelijkheid te verkrijgen over het beleid van het kabinet-Gerbrandy en de taken van het na de bevrijding te vestigen Militair Gezag. Na dit overleg keerde hij langs dezelfde weg naar Nederland terug. In april 1945 vertrok hij opnieuw naar Groot-Brittannië, ditmaal op verzoek van Reichskommissar A. Seyss-Inquart - en dus op legale wijze - om de Nederlandse regering te overreden onderhandelingen te beginnen over voedseldroppings boven het uitgehongerde westen van Nederland in ruil voor uitstel van het geallieerde offensief tegen West-Nederland. Om deze eis kracht bij te zetten dreigden de Duitsers, in geval van weigering, het land te inunderen. Van der Gaags missie slaagde, maar zijn reputatie in kringen van het verzet leed sterk onder het feit dat hij namens de gehate bezetter naar Londen was gegaan.
Op suggestie van C.J. van Schelle, een van de secretarissen van het College van Vertrouwensmannen, trad Van der Gaag na de bevrijding toe tot de buitenlandse dienst, die behoefte had aan nieuw bloed. Een grootse carrière was hier evenwel niet voor hem weggelegd. Zo deed het feit dat Van der Gaag zijn opvattingen over inkrimping en heroriëntatie van de dienst, buiten het ministerie om, aan voormalige Vertrouwensmannen als W. Drees en L. Neher kenbaar maakte, zijn naam ten departemente geen goed. Het werk zelf ervoer hij als saai en weinig zinvol.
Van der Gaag begon zijn loopbaan in 1945 als eerste secretaris in Mexico. Sinds 1949 tijdelijk zaakgelastigde in Praag vestigde hij de aandacht van de westerse wereld op zich door op eigen initiatief te interveniëren in het proces tegen de van economische spionage beschuldigde Nederlandse ondernemer Jan Louwers, een interventie die hem in 1950 persona non grata maakte in Tsjechoslowakije. Als consul-generaal in de Britse kroonkolonie Singapore, in 1950/1951, trad hij namens de Nederlandse regering op in een proces om toewijzing van de door haar Maleise pleegmoeder islamitisch opgevoede Bertha Hertogh aan haar Nederlandse ouders te verkrijgen. Verder wist hij hier uitlevering van de van oorlogsmisdaden beschuldigde kapitein R.P.P. Westerling aan Indonesië te voorkomen. Als tijdelijk zaakgelastigde in Rangoon, in 1951/1952, geraakte Van der Gaag in een moeilijke positie, toen bleek dat hij inlichtingenrapporten uitwisselde met Indonesiërs. Na een grondig onderzoek besloot Buitenlandse Zaken hem niet te ontslaan, maar door plaatsing op het departement in staat te stellen zijn geschiktheid te bewijzen.
In Den Haag kon Van der Gaag tijdens de watersnood van 1953 opnieuw al zijn improvisatie- en organisatietalent gebruiken bij het beheer, de administratie en de distributie van buitenlandse hulpgoederen. In zijn verdere loopbaan zou daartoe nog zelden gelegenheid zijn. Na een plaatsing in Santiago de Chile, van 1954 tot 1958, volgde een zevenjarig verblijf in Bombay als consul-generaal. In beide plaatsen toonde Van der Gaag een groot gevoel voor verantwoordelijkheid en ontwikkelde hij uitstekende relaties met de buitenwereld, zijn medewerkers en de Nederlandse kolonie. Daarmee weerlegde Van der Gaag de in 1952 getrokken conclusie dat hij ongeschikt was om als chef de poste op te treden. Na incidenteel en aanvankelijk vergeefs aandringen van invloedrijke vrienden volgde in 1965 eindelijk zijn benoeming tot ambassadeur in Cuba. Met eigen ogen kon hij hier het communistische experiment van president Fidel Castro, waarmee men toentertijd in links-intellectuele kring in Nederland zo dweepte, zien mislukken. In 1970 ging Van der Gaag met pensioen. Hij vestigde zich aanvankelijk in het buitenland. In 1978 keerde hij naar Nederland terug en ging hij in Leiden wonen.
Van der Gaag was een man die in de eerste plaats op zijn eigen oordeel afging en geen behoefte had op het kompas van anderen te varen. In een bureaucratische organisatie als de buitenlandse dienst, met veel formele, door de traditie bepaalde taken en verplichtingen, kon hij zich daarom nauwelijks voegen. Zodra het echter op handelen onder bijzondere omstandigheden aankwam, excelleerde Van der Gaag.
A: Documentatiedossier-J. van der Gaag in het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie te Amsterdam.
P: Behalve enkele publicaties op mathematisch en fysisch gebied o.a.: 'Onze man in Havana', in De Gids 131 (1968) II, 206-209; Vrijgevochten [: Herinneringen 1940-1967] (Naarden 1984).
L: Verhoor van J. van der Gaag, in Verslag houdende de uitkomsten van het onderzoek [der] Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945 VIIc ('s-Gravenhage 1955) 231-243; L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog VIIb en Xb ('s-Gravenhage 1976 en 1981); interview door Martin Ruyter, in de Volkskrant , 31-10-1970; Audi Guldenaar en Chiel Kramer, 'De koerier van de Reichskommissar', in Nieuwsnet , 3-5-1980; interview door Igor Cornelissen, in Vrij Nederland , 24-1-1981; interview door Daan Dijksman, in Haagse Post , 24-11-1984; Jan Westerlaken, in Leidsch Dagblad , 11-2-1988; Wouter Gortzak, in Het Parool , 15-2-1988. Een overzicht van Van der Gaags diplomatieke carrière in: Gids van het departement van Buitenlandse Zaken en van de Buitenlandse Dienst 1970 ('s-Gravenhage 1970) 128.
I: Haagse Post , 24-11-1984, p. 17 [Foto door Ronald Hoeben].
A.E. Kersten
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)Laatst gewijzigd op 12-11-2013