Kallen, Hendrikus Frederikus van der (1904-1964)

 
English | Nederlands

KALLEN, Hendrikus Frederikus van der (1904-1964)

Kallen, Hendrikus Frederikus van der, (pseudoniem Havank), schrijver van detectiveromans (Leeuwarden 19-2-1904 - Leeuwarden 22-6-1964). Zoon van Martinus van der Kallen, winkelier, en Jacoba Huberdina Maria Louwhoff. Gehuwd op 23-9-1946 met Cynthia Isobel Trevor Vickers (1907-1986). Dit huwelijk bleef kinderloos.

afbeelding van Kallen, Hendrikus Frederikus van derRieks van der Kallen, de oudste van twee zoons van een winkelier in hoeden en petten, ontving een degelijke katholieke opvoeding. Na de lagere school in Leeuwarden vertrok hij op twaalfjarige leeftijd naar het gymnasium van de paters augustijnen in Eindhoven met de bedoeling priester te worden. De klerikale sfeer en het vooruitzicht van een celibatair bestaan begonnen hem echter steeds meer te benauwen, zodat hij besloot deze opleiding niet te voltooien. Bij terugkeer in zijn geboortestad werd Van der Kallen in 1922 kantoorbediende bij de plaatselijke zuivelfabriek. Dezelfde nederige betrekking zou hij, na de verhuizing van zijn familie naar Eindhoven, vanaf september 1928 bij NV Philips' Gloeilampenfabriek bekleden. Maar zoals tevoren in Leeuwarden kwam het opnieuw tot onenigheid met de 'bazen', en hij begon te dromen van een schrijvend en zwervend bestaan.

In de tweede helft van de jaren twintig geraakte Van der Kallen in een geloofscrisis: het rooms-katholicisme legde volgens hem te zeer de nadruk op de moraal en te weinig op mystiek. De dood van zijn moeder, begin 1929, leidde evenwel een periode in van herbezinning op de positieve waarden van het katholicisme; liturgie en gezangen zouden hem daarna blijven bekoren. In 1932 verdiende hij korte tijd zijn brood als handelsreiziger in kerkelijke kunst in Zuid-Limburg.

In Maastricht leerde Van der Kallen - 'Hans', zoals hij zich inmiddels noemde - de typograaf en uitgever Ch. Nypels kennen. Op diens advies vertrok hij in maart 1932 naar Amsterdam om er literaire contacten te leggen. In W. Merckens, kunstredacteur bij het dagblad De Telegraaf, vond hij een strenge mentor. In diens huis ontmoette hij schrijvers en journalisten, naar wie hij gretig luisterde. Van der Kallen vond in Amsterdam een baan op een verzekeringskantoor, terwijl hij daarnaast vertaalwerk deed.

Op aanraden van Merckens waagde Van der Kallen zich aan het schrijven van wat hij 'detective-romannetjes' noemde. Eind 1934 had hij er twee in manuscript gereed: de veelgelezen Britse auteur Edgar Wallace had hem als voorbeeld gediend. Van der Kallens hoofdpersonen waren hoofdinspecteur Bruno Silvère van de Franse Sûreté nationale en diens ondergeschikte Charles C.M. Carlier, bijgenaamd 'De Schaduw'. Kennis omtrent de Franse locaties had Van der Kallen gedeeltelijk uit reisgidsen opgedaan. Zijn pogingen de manuscripten bij een uitgever onder te brengen liepen evenwel op niets uit. Toen de Utrechtse uitgever A.W. Bruna & Zoon, die zijn werk aanvankelijk ook had geweigerd, in 1935 door het overlijden van Ivans - pseudoniem van J. van Schevichaven - zijn topauteur van speurderromans verloor, werd Van der Kallen alsnog benaderd. Na bewerking verscheen in 1935 Het mysterie van St. Eustache onder de auteursnaam Havank ('H van K'), een pseudoniem naar analogie van Ivans ('J van S').

Enkele dagen nadat Bruna zijn eersteling had geaccepteerd, nam Havank de trein naar Parijs, waar hij met onderbrekingen vele jaren zou wonen. In Frankrijk maakte Havank verkenningstochten in Bretagne en de Provence, teneinde volgend werk nauwkeurig te situeren. Vooral de laatstgenoemde streek trok hem, en hij zou er vaak verblijven. In 1937 en 1938 woonde hij in Rome. In deze vooroorlogse jaren schreef Havank dertien detectiveromans, waarvan vooral De N.V. Mateor en Er klopt iets niet, beide uit 1938, en Polka Mazurka uit 1939 indruk maakten. Hoewel hij zijn boeken volgens een heel andere formule schreef dan Ivans, waren zij een nog groter succes. 'Stop! 'n Havank' luidde in de jaren dertig de bekende slagzin op affiches in kiosken en stations. Minister-president H. Colijn - een groot liefhebber van detectiveromans - zou zelfs bij herhaling de directie van Bruna hebben opgebeld om te vragen of de nieuwste Havank al was verschenen.

De hoofdfiguur in de eerste romans, hoofdinspecteur Silvère, was naar uiterlijk en culturele belangstelling Havanks geïdealiseerde evenbeeld: een lange, slanke gestalte, met grijsblauwe ogen, een hoog voorhoofd en achterover gekamd haar, innemend en opgeruimd, hoewel wat eenzelvig van aard, de perfecte gentleman, een gul en goed vriend en een onderhoudend causeur. In de loop van de reeks 'Havankjes' werd Carlier, bedoeld als Silvères tegenpool, allengs de hoofdpersoon. Door middel van De Schaduw kon Havank niet alleen pronken met zijn brede belezenheid in vooral de Engelse en Franse klassieken, maar ook uiting geven aan zijn afkeer van politici - 'volksmenners' -, moraaltheologen, rijkaards en bureaucraten. 'Merkwaardig, hoogst merkwaardig' werden de gevleugelde en veel aangehaalde woorden van De Schaduw. Naarmate deze figuur scherper vorm kreeg, werden Havanks beeldspraak, aforismen en woordspelingen origineler en onderging de compositie van zijn romans veranderingen. Ook inhoudelijk trad een wijziging op: steeds meer kreeg De Schaduw het karakter van een privé-detective, zonder nog veel binding met de Sûreté nationale. Van 'policiers' werden Havanks boeken tot 'romans van avontuur'.

Havanks politieke sympathieën lagen nu eens links, dan weer rechts. Wel was hij antinazi, waarvan hij ook in zijn romans blijk gaf. Bij de Duitse aanval op het westen, in mei 1940, woonde Havank in Parijs. Hier verbleef hij, met onderbrekingen, tot oktober 1942, toen hij er via Spanje en Portugal in slaagde naar Groot-Brittannië te vluchten. Hij vond er werk op de afdeling publiciteit van een chemiebedrijf. Weldra was hij ook journalistiek actief, onder meer als oorlogscorrespondent in het bevrijde Europa en als chef-redactie bij het Londense Vrij Nederland. Het aanbod van een betrekking bij Lord Beaverbrooks krant The Daily Express wees Havank echter af. Uitgever Bruna smeekte herhaaldelijk om nieuw werk, en zelf kon hij zich evenmin losmaken van zijn verhaalfiguren. In oktober 1946 verscheen er weer een nieuwe Havank met de veelzeggende titel: De Schaduw is terug.

In Londen had Havank Cynthia Vickers leren kennen, de dochter van een hoge koloniaal-bestuursambtenaar en de gescheiden moeder van drie kinderen. In 1946 trouwden zij, waarna een zwervend bestaan volgde. Na een jaar in Londen te hebben gewoond vestigden zij zich van 1947 tot 1950 in Heemstede. Daarna verbleef het echtpaar met onderbrekingen in Cagnes-sur-Mer aan de Côte d'Azur. Deze plaats werd in 1953 verruild voor het goedkopere Palma de Mallorca. Van een harmonieus huwelijk was geen sprake. De echtelieden hadden voortdurend onenigheid. Vaak ging het daarbij over de karige financiën, omdat Havank evenmin als zijn in welstand grootgebrachte echtgenote met geld kon omgaan. Door een incompatibilité des humeurs had hun relatie een stormachtig karakter, waarbij Cynthia hem steeds ontvluchtte en hij troost zocht in de fles en in 'tussentijdse avontuurtjes'. Uiteindelijk zou Cynthia, die geen woord Nederlands sprak en Havanks boeken nooit las, zich in 1955 definitief in Londen vestigen. De sporen van deze huwelijksperikelen zijn in de romans terug te vinden. Tussen De Schaduw en zijn - naar Cynthia gemodelleerde - 'eeuwige verloofde' Aranea Forster kwam het vanaf Het geheim van de zevende sleutel uit 1951 eveneens tot een verwijdering.

De zwervend doorgebrachte jaren vijftig, toen hij door 'God, alleman en Cynthia' verlaten was, waren voor Havank een weinig creatieve periode. Naast eigen werk als De zwarte pontifex en Spaanse pepers , uit respectievelijk 1952 en 1954, moesten vooral vertalingen voor inkomsten zorgen, voornamelijk van werk van de Britse detectiveschrijver Leslie Charteris, de schepper van The Saint, met wie hij zich verwant voelde. Het ging Havank slecht; hij dronk veel en had steeds vaker last van neerslachtigheid. Na een val op een rotspunt op Mallorca in 1957, waarbij hij een rib brak en een long beschadigde, moest hij in een Utrechts ziekenhuis herstellen. Daar omarmde hij weer het katholieke geloof. Havank matigde zijn alcoholgebruik, ging in Zuid-Engeland op het platteland wonen om er geconcentreerd te werken en bezocht in de weekends zijn vrouw in Londen.

Hoewel de uitgave in pocketvorm van zijn romans een groot succes werd, waren de schulden bij zijn uitgever door voorschotten zo opgelopen dat Havank van 1956 tot 1960 zijn royalties moest afstaan. Een in Groot-Brittannië opgelopen liesbreuk, gevolgd door buikvliesontsteking, leidde in 1963 tot een ziekenhuisopname in Nederland, ditmaal in Leeuwarden. Na zijn genezing nam Havank zijn intrek in het dicht bij zijn geboortehuis gelegen Hotel 'Amicitia'. De hoteleigenaar kreeg van uitgever Bruna het verzoek Havanks financiën te beheren, een taak die hij nauwgezet en discreet uitvoerde. Tijdens zijn verblijf in het Leeuwardense ziekenhuis had Havank overigens een relatie aangeknoopt met de 38 jaar jongere verpleegster Tonia Damsma, die hem tot zijn dood trouw zou blijven.

In deze jaren zocht Havank graag de publiciteit, die hij aanvankelijk uit hang naar mystificatie had geschuwd. Hij leek zich steeds meer met De Schaduw te identificeren. Zo droeg hij een bedrieglijk echt lijkend alarmpistool bij zich, waarmee hij nu en dan mensen aan het schrikken maakte. Kinderlijk trots was Havank op de grijze Triumph Herald met kenteken HVK 55, waarin hij met zijn privé-maximumsnelheid van 40 km per uur rondreed.

Havank had altijd belangstelling voor spiritistische zaken gehad; reeds zijn eerste romans wijzen hierop. Mystiek en mysterie kregen hem steeds meer in de ban. Tijdens een verblijf op het buiten Dekemastate bij Leeuwarden raakte hij geobsedeerd door een een schilderij dat daar hing van de 21-jarige Friese jonkvrouwe Anna Maria van Burmania (1733-1808). Havank sprak van een 'buitentijdelijke liefdesrelatie'. Hij meende 'een band te voelen tussen haar en zijn ziel' en beweerde dat hij zich liet leiden door de aanwijzingen die bij het zien van haar portret bij hem opkwamen. Zijn laatste twee boeken, Caviaar en cocaïne uit 1958 en Menuet te middernacht, getuigen van deze 'inwendige stem'. De laatstgenoemde roman was voor driekwart voltooid toen Havank in zijn kamer in hotel 'Amicitia' aan een hartaanval overleed. Bij zijn begrafenis werd er, overeenkomstig zijn wens, een kleurenfoto van het portret van zijn muze Van Burmania bij hem in de kist gelegd.

Havank schreef 29 romans en twee verhalenbundels. Tijdens zijn leven werden er meer dan zes miljoen van verkocht. Na zijn dood werden de Schaduwromans met succes door de journalist Pieter Terpstra - onder de naam 'Havank-Terpstra' - voortgezet. Was Havanks eerste werk nog geschreven in een relatief sober, maar toch persoonlijk proza, op den duur ging het komische element in zijn taalgebruik een steeds belangrijker plaats innemen. In sommige boeken zijn de taalgrappen zelfs zo dominant, dat er van het plot niets meer over blijft. Ook leken de steeds terugkerende verhaalfiguren in de loop van de tijd belangrijker te worden dan de achtervolgde misdadigers. Een goede karakteristiek van Havanks werk gaf Ab Visser, die enerzijds de 'wijdlopige verbale grapjasserij' hekelde en anderzijds 'de zorgeloze vacantiesfeer' die zijn romans opriepen, prees (Visser, 80).

A: Persdocumentatie in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage en in het Frysk Letterkundich Museum en Dokumintaesjesintrum te Leeuwarden.

P: J.P.M. Passage, Bibliografie van H.F. van der Kallen 'Havank' (inclusief de Havank-Terpstra's) (Haarlem 1994); C.J. Aarts, Havank-bibliografie, 1946-1955 (Amsterdam 2000). Een overzicht van Havanks romans en verhalen door J.P.M. Passage in de onder L genoemde bundel In de schaduw van Havank , 93-95.

L: Interview in De Telegraaf , 29-7-1950; interview met Cynthia van der Kallen-Vickers door Tom Brouwers, in De Telegraaf , 27-1-1967; Ab Visser, 'Schaduw waarom?', in Het klooster van Sint Jurriaan. Pauwhof-herinneringen (Utrecht [etc.] 1974) 76-91; Hoogst merkwaardig. Alles over Havank . Samengest. door Pieter Terpstra (Utrecht [etc.] 1974); Frank van Dijl, 'De Schaduw: 'n miljoenenaffaire', in Het Vrije Volk , 18-2-1984; J.P.M. Passage, 'Havanks romans van avontuur: een koud kunstje?', in Bzzlletin 14 (1986) 137 (juni) 63-72; Henk van der Meulen [e.a.], In de Schaduw van Havank (Drachten [etc.] 1988); Diny van de Manakker, 'De eeuwigheidswaarde van Havank', in Vrij Nederland , 15-6-1996; J.P.M. Passage, Havank. Schets van leven en werk (Groningen 1997).

I: Henk van der Meulen [e.a.], In de Schaduw van Havank (Drachten [etc.] 1988) 74 [Van der Kallen in 1958].

J.P.M. Passage


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013