© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: Frida de Jong, 'Korvezee, Antonia Elisabeth (1899-1978)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn5/korvezee [12-11-2013]
KORVEZEE, Antonia Elisabeth (1899-1978)
Korvezee, Antonia Elisabeth, scheikundige (Wijnaldum (Fr.) 8-3-1899 - 's-Gravenhage 17-1-1978). Dochter van Willem Korvezee, Nederlands-hervormd predikant, en Baukje Andringa.
Antonia - 'Toos' - Korvezee groeide samen met haar een jaar oudere zuster Elisabeth op als dochter van een kunstzinnige en idealistische predikant, die zijn sympathie voor het socialisme graag aan zijn gemeente overdroeg. Toen dit echter niet naar wens verliep, legde hij in 1900 het ambt neer en vertrok hij met zijn gezin naar Den Haag. Hier volgden beide dochters de lagere school en de derde gemeentelijke HBS, bekend als de 'HBS-voor-jongens'. Toos blonk uit in wiskunde en koos in 1917 voor de opleiding tot scheikundig ingenieur aan de Technische Hoogeschool (TH) in Delft. Zij werd lid van de Delftsche Vrouwelijke Studenten Vereeniging.
In januari 1922 deed Toos Korvezee kandidaatsexamen, en nog vóór de zomervakantie van datzelfde jaar studeerde zij cum laude af bij prof. F.E.C. Scheffer, hoogleraar in de anorganische scheikunde. Na het behalen van het ingenieursdiploma was zij eerst twee jaar assistent in tijdelijke dienst bij analytische scheikunde en vervolgens van 1924 tot 1938 bij Scheffer. Bij de laatstgenoemde promoveerde zij op 5 juni 1930 cum laude op de dissertatie Koperchloride als katalysator voor het Deacon-proces .
Vóór 1940 verschenen er ruim veertig publicaties van Toos Korvezee. Aanvankelijk was Scheffer medeauteur; later schreef zij vaak samen met een van de andere - vrouwelijke - assistenten. Het merendeel van deze bijdragen verscheen in het Recueil des travaux chimiques des Pays-Bas . Korvezees stijl van schrijven was kort, zakelijk en vaak toegespitst op nauwkeurige metingen. Waar nodig schuwde zij kritiek niet, maar haar presentatie bleef hoffelijk. In 1930/1931 en nogmaals in 1931/1932 verbleef Korvezee tweemaal gedurende een half jaar in Parijs om aan het bekende laboratorium van Marie Curie onderzoek te doen naar radioactiviteit. In 1935 werd de tijdelijke aanstelling van Korvezee omgezet in een vaste aanstelling. Bovendien werd zij toegelaten als privaatdocente in de radioactiviteit aan de TH. Haar openbare les handelde over De bepaling van het gehalte van radiumhoudende stoffen .
In 1936 kwam in Delft de leerstoel analytische scheikunde vrij, waarvoor Toos Korvezee als eerste werd voorgedragen door de afdeling Scheikundige Technologie met vijf stemmen vóór en vier tegen. In de voordracht werd gewezen op haar 'zeer bijzondere begaafdheid en scherpzinnigheid'. Tevens prees men haar heldere betoogtrant en brede belangstelling. Toch volgde geen benoeming. Wel werd zij het daaropvolgende jaar benoemd tot hoofdassistente bij Scheffer. Voor de in 1940 vacant gekomen functie van hoogleraar in de fysische chemie stond zij als derde op de voordracht, maar eveneens zonder resultaat. Korvezee aanvaardde in september 1943 een onderzoeksfunctie bij de Metaaldraadlampenfabriek 'Pope' in Venlo om zo - met onbetaald verlof - weg te kunnen van de TH. Later beschreef zij dit als een vorm van protest naar aanleiding van maatregelen van de Duitse bezetter.
Na de bevrijding keerde Toos Korvezee terug in de rang van conservatrice. Per september 1948 werd zij aan de TH benoemd tot lector in de theoretische scheikunde. Hoewel gespecialiseerd in radioactiviteit werd ze niet echt betrokken bij de voorbereidingen voor het latere reactorcentrum. De activiteiten van Korvezee verlegden zich naar het onderwijs, onder andere in de statistische thermodynamica. Toen haar leermeester Scheffer in 1953 afscheid nam, werd zij opnieuw gepasseerd voor een hoogleraarsfunctie, nu ten gunste van een tien jaar jongere collega. De afdeling oordeelde het hoogleraarschap, en in het bijzonder het beheer van het laboratorium, 'een te zware taak' voor haar, hoewel zij in inhoudelijk opzicht 'volkomen bekwaam' moest worden geacht. De afdeling Scheikundige Technologie kwam vervolgens met het voorstel voor haar een buitengewoon hoogleraarschap in de theoretische scheikunde in het leven te roepen 'op persoonlijke titel' en met behoud van het salaris als lector. Een laboratorium behoorde daar echter niet bij, en zo verhuisde Korvezee van het laboratorium van Scheffer naar dat van de hoogleraar W.G. Burgers, die in 1940 de leerstoel fysische chemie had gekregen.
In haar inaugurale rede, Leven en werken van dr. J.J. van Laar , die Toos Korvezee op 14 april 1954 hield, besteedde zij aandacht aan een door haar bewonderde autodidact en thermodynamicus, die zij prees om zijn kritische, wiskundige instelling. Met deze aandacht voor de leermeester van haar leermeester Scheffer plaatste Korvezee zich in een bepaalde school, waarbij de meester - gezel verhouding in ere werd gehouden. Zelf begeleidde zij vijf promovendi en meer dan dertig afstudeerders. Zonder eigen laboratorium en personeel was het echter niet goed mogelijk tot schoolvorming te komen. Korvezee was lid van de grote verenigingen op haar vakgebied, zoals de Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging, de Faraday Society en het Bataafsch Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte, maar speelde daarin geen opvallende rol. Wel bezocht zij met enige regelmaat buitenlandse congressen.
Toos Korvezee was de eerste vrouwelijke hoogleraar aan de Technische Hogeschool. Uit de aanhef van veel redevoeringen uit die tijd is nog steeds op te maken of zij wel of niet aanwezig was in het mannengezelschap. Haar officiële benoeming kreeg veel aandacht in de pers. Bij het bezoek van koningin Juliana aan de TH in het jubileumjaar 1955 liep zij vooraan in het cortège. Korvezee was geen feministe in die zin dat zij zich voor de vrouwenbeweging inzette.
Toos Korvezee was wars van ambitie en uiterlijk vertoon. Zij had een sterk ontwikkeld arbeidsethos, waarin zij eigenlijk niet verschilde van de eerste generatie vrouwelijke wetenschappers. Haar ex-libris met de spreuk 'Werk zoolang het dag is' onderstreepte deze uitgangspunten. Haar leven was gewijd aan de wetenschap, en tot haar vijftigste leefde zij onder zeer bescheiden omstandigheden op kamers vlak bij haar werk. Korvezee trad weinig op de voorgrond en was zo stil dat haar naaste medewerkers achteraf moesten toegeven eigenlijk weinig of niets van haar privé-omstandigheden te weten. Het is bekend dat zij haar leven lang contact onderhield met studievriendinnen en met haar zuster. Meer persoonlijke uitlatingen van deze eerste vrouwelijke hoogleraar aan de TH zijn niet meer te achterhalen.
Het terugtreden van Toos Korvezee na bijna veertig dienstjaren gebeurde met stille trom. In de zomer van 1959 ging zij drie maanden met ziekteverlof en trok zij zich terug uit een drietal TH-commissies, waaronder een voor stralingsbescherming en een op het gebied van rekenapparatuur. De twee daaropvolgende studiejaren bleef zij beperkt inzetbaar vanwege een 'allesoverheersende vermoeidheid'. Haar officiële ontslag volgde in 1961. Korvezee trok zich eerst terug op de 'Pauwhof' te Wassenaar en later in een rusthuis in Den Haag. Daar overleed zij in 1978 op 78-jarige leeftijd. In 1989 stelde de Technische Universiteit een jaarlijks uit te reiken emancipatieprijs in, genoemd naar Antonia Korvezee.
P: Behalve de in de tekst genoemde publicaties en circa veertig artikelen vooral in Receuil des travaux chimiques des Pays-Bas en het Chemisch Weekblad : 'Iets over de grondslagen van de kernreactor', in Mededelingen van de Nederlandse Vereniging Vrouwen met Academische Opleiding 22 (1956) 1-10; 'Radioactieve straling, stralingsschade en stralingsbescherming', ibidem 26 (1960) l-7.
L: Behalve een necrologie door W.G. Burgers, in Chemisch Weekblad , 12-5-1978: Frida de Jong, ' ''Die aloude aloë toch...''. A.E. Korvezee (1899-1978), de eerste vrouwelijke hoogleraar aan de Technische Hogeschool Delft', in Geleerde vrouwen. Negende Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis (Nijmegen 1988) 227-234; Mineke Bosch, Het geslacht van de wetenschap. Vrouwen en hoger onderwijs in Nederland, 1878-1948 (Amsterdam 1994).
I: Geleerde vrouwen. Negende Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis (Nijmegen 1988) 228 [Foto: Gemeentelijke Archiefdienst Delft].
Frida de Jong
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)Laatst gewijzigd op 12-11-2013