Meis, Frederik (1921-1992)

 
English | Nederlands

MEIS, Frederik (1921-1992)

Meis, Frederik, vakbondsbestuurder en politicus (Oude Pekela (Gr.) 17-11-1921 - Groningen 15-12-1992). Zoon van Michiel Meis, fabrieksarbeider, en Trientje Bruintjes. Gehuwd op 4-9-1943 met Christina Bakker (geb. 1920). Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren.

afbeelding van Meis, FrederikFré Meis werd geboren als vierde van de acht kinderen van een stoker in een strokartonfabriek. Naar eigen zeggen waren zijn ouders 'overtuigde communisten' (Kunkeler). De kinderen moesten al vroeg meehelpen om de kost te verdienen; geld om verder te leren was er niet. Na de lagere school werkte Fré eerst bij een boer. Daarna werd hij sjouwer in een steenfabriek en vervolgens losser van schepen. Zo kwam hij al op jeugdige leeftijd in aanraking met de sociale ongelijkheid in Oost-Groningen.

Tijdens de Duitse bezetting verdiende Meis zijn brood in de werkverschaffing. Kort na zijn huwelijk, in september 1943, werd hij in het kader van de Arbeitseinsatz tewerkgesteld in Delfzijl. Het jaar daarop moest hij op het Duitse waddeneiland Borkum meehelpen bij de bouw van bunkers.

Direct na de bevrijding werd Meis lid van de Communistische Partij van Nederland (CPN), omdat deze partij - naar zijn zeggen - 'in de oorlog roemrijk werk had verricht in de strijd tegen de nazi's' (40 jaar actie , 6). Meis ging als vertegenwoordiger aan de slag voor De Waarheid , het dagblad van de CPN. Met het begin van de Koude Oorlog raakte de partijkrant in de verdrukking, en in 1948 verloor Meis zijn betrekking. Hij vond moeilijk ander werk, omdat hij al enige faam genoot als communist: in juli 1946 had Meis namens de CPN zitting genomen in de gemeenteraad van zijn woonplaats, Winschoten. Nadat hij naar Groningen was verhuisd, werd hij hier in september 1949 in de gemeenteraad gekozen. Met een korte onderbreking van 1958 tot 1960 zou Meis hiervan tot 1978 deel uitmaken.

Na de oorlog trad Meis toe tot de aan de CPN gelieerde Eenheidsvakcentrale (EVC). Hij was vóór alles een vakbondsman, die zich bezighield met de directe belangenbehartiging van zijn achterban. In Groningen werd hij bestuurder van de plaatselijke afdeling. In 1951 benoemde het congres van de tot de EVC behorende Algemene Bedrijfsbond Transport Meis tot algemeen secretaris. Een jaar later volgde zijn verkiezing in het landelijk bestuur van de EVC. In deze bestuursfuncties kreeg hij in de jaren vijftig met talrijke stakingsacties te maken, onder meer in de havens van Amsterdam en Rotterdam.

Ook in de CPN rees Meis' ster. Hij kwam in 1952 in het partijbestuur en in 1955 in het dagelijks bestuur, waarmee hij in de politieke frontlinie van de Koude Oorlog terechtkwam. Meis vereenzelvigde zich geheel met de Sovjetunie, niet alleen omdat daar het socialisme zou zijn verwezenlijkt, maar ook vanwege de bijdrage die het land onder leiding van Stalin had geleverd aan de nederlaag van nazi-Duitsland. In november 1956 ondervond hij de gevolgen van deze houding. In verband met de anticommunistische rellen die als gevolg van de militaire inval van de Sovjetunie in Hongarije overal in Nederland uitbraken, zag Meis zich genoodzaakt onder te duiken. Later werd het hem kwalijk genomen dat hij zich op deze wijze had onttrokken aan de verdediging van het Groningse partijkantoor.

Meis' bestuursfuncties in de EVC en de CPN brachten hem in 1958 in een lastig parket. De door Meis bewonderde partijsecretaris Paul de Groot wilde de communistische vakcentrale opheffen, omdat deze een obstakel zou vormen bij de samenwerking met het sociaal-democratische NVV. Dit voornemen leidde tot een conflict tussen EVC en CPN, waarbij ook de door de Sovjetleider Chroesjtsjov afgekondigde destalinisatie en de dominante positie van De Groot in de partij een rol speelden. Meis was eerst faliekant tegen de plannen van de CPN-leider, maar koos uiteindelijk toch zijn zijde. Formeel op Meis' voorstel werden begin april twee dwarsliggende EVC-leiders en twee leden van de Tweede-Kamerfractie als partijlid geroyeerd. Meis zelf zou - volgens zijn eigen getuigenis - de dissidenten lange tijd in het partijbestuur hebben verdedigd. De geroyeerden zouden later verklaren dat Meis had afgewacht uit welke hoek de wind waaide, voordat hij partij koos. 'Ze gaven daarmee tamelijk duidelijk mijn houding weer, dat moet in alle eerlijkheid gezegd worden' (40 jaar actie , 24).

De uitgesproken royementen leidden tot een scheuring in de EVC, waarbij de partijgetrouwe vleugel de EVC '58 vormde. Deze werd twee jaar later ingeruild voor het Centrum van Propaganda voor Eenheid en Klassenstrijd in de Vakbeweging, waarvan Meis voorzitter werd. Het feit dat hij zich aanvankelijk achter de opponenten van de partijleiding had opgesteld, kostte Meis zijn zetel in de partijtop: het CPN-congres van december 1958 degradeerde hem tot plaatsvervangend lid van het partijbestuur. Pas in maart 1964 werd hij weer tot volwaardig lid van het partijbestuur gekozen, waarvan hij tot 1982 deel zou uitmaken.

Aangezien het wantrouwen jegens hem hiermee niet geheel was weggenomen, concentreerde Meis zich aan het einde van de jaren zestig op zijn werkzaamheden in Groningen. Zijn zetel in de gemeenteraad combineerde hij van 1962 tot 1978 met het lidmaatschap van de Provinciale Staten. Als Statenlid verzette hij zich tegen de dreigende sanering van de strokartonindustrie in het oosten van de provincie. In het najaar van 1969 stelde hij zich aan het hoofd van een loonstaking die in deze sector uitbrak. Meis wist deze actie tot een succes te maken. De grote aandacht die deze staking in de media trok, bezorgde hem landelijke bekendheid. Toen de CPN bij de Provinciale-Statenverkiezingen van maart 1970 in Groningen een klinkende zege behaalde, werd dit door de pers dan ook toegeschreven aan het 'Meis-effect'. Zijn imago als gevierd stakingsleider werd verder versterkt toen hij in de nazomer van 1970 een staking in de Rotterdamse haven tot een bevredigend einde bracht. Meis' succes kwam zijn positie in de CPN ten goede: hij werd in februari 1970 opnieuw tot het dagelijks bestuur van de partij verkozen, waarvan hij tot 1980 deel zou uitmaken.

Op 11 mei 1971 kwam Meis in de Tweede Kamer. Hoewel hij hierdoor geregeld in Den Haag vertoefde, bleef hij zich ook op Groningen richten. Onder zijn aanvoering verzette de CPN zich tegen de vermeende economische achterstelling van de provincie bij de rest van het land. Meis was een van de gangmakers bij de zogeheten 'Volkscongressen', die tussen 1972 en 1980 viermaal - eerst in Groningen, later in Winschoten - werden gehouden om tegen deze achterstelling te protesteren. Juist gedurende deze jaren, toen Meis in de CPN vooraan stond, geraakte zijn partij in grote moeilijkheden. Op 25 mei 1977 verloor de CPN bij de Tweede-Kamerverkiezingen vijf van de zeven zetels, waardoor er toen een einde kwam aan zijn parlementaire werk.

Op langere termijn leidde de verkiezingsnederlaag tot een strijd tussen vernieuwingsgezinden en orthodoxen in de CPN. In dit conflict keerde Meis zich tegen de vernieuwers, onder wie zich in Groningen nogal wat studenten bevonden die aan het begin van de jaren zeventig, mede vanwege zijn optreden als actieleider, lid waren geworden van de partij. Meis verzette zich tegen de aantasting van de leninistische beginselen van de CPN en tegen de kritiek op de Sovjetunie. Hij nam zitting in de landelijke coördinatiegroep van het behoudende Horizontaal Overleg van Communisten. Toen deze organisatie zich van de CPN dreigde los te maken, haakte hij af: de partijeenheid was hem heilig.

Ondanks zijn gehechtheid aan de partij legde hij zich erbij neer dat de CPN in 1990 opging in Groen Links. Zijn maatschappijbeschouwing bleef daarbij ongewijzigd. Bij de Provinciale-Statenverkiezingen van 1991 trad Meis op als 'lijstduwer' van Groen Links. Begin 1992 zegde hij echter zijn lidmaatschap op, uit protest tegen de uitspraak van een vertegenwoordiger van Groen Links in het Europese Parlement, dat in de nieuwe partij 'de oude stalinistische methoden van de CPN' waren teruggekeerd. Meis beschouwde dit als een belediging van de communisten.

Meis was een communist in hart en nieren, die het geloof in de komst van het socialisme nooit heeft opgegeven, ook niet na de ondergang van de Sovjetunie en van zijn partij. Hij was bovenal een man van de actie: als vakbondsman en als stakingsleider die opkwam voor de arbeidersklasse kreeg hij landelijke bekendheid. In Groningen stond hij ook individuele arbeiders met raad en daad terzijde: vanaf het einde van de jaren veertig tot 1990 hield hij geregeld spreekuur voor mensen met problemen op gebied van huisvesting, uitkeringen en dergelijke.

Meis was meer een doener dan een denker, meer een man van de praktijk dan van de theorie. Slechts een enkele maal schreef hij een artikel in Politiek en Cultuur , het theoretisch tijdschrift van de CPN, en dan voornamelijk over de sociaal-economische strijd in Groningen. Meis was ook een agitator die de taal van de arbeiders sprak en daarbij demagogie niet schuwde. Met zijn rechtlijnige, directe woordgebruik kwam hij beter uit de verf op actievergaderingen dan in de Tweede Kamer. Zijn imago van ijzervreter poogde Meis voor de buitenwacht te cultiveren. Hierachter ging echter een man schuil die op cruciale momenten ook weifelmoedig kon zijn en zich liet imponeren.

P: Behalve artikelen in De Waarheid en Politiek & Cultuur : 40 jaar actie (Groningen 1987).

L: Behalve necrologieën en herdenkingsartikelen o.a. in NRC Handelsblad , 16-12-1992; Nieuwsblad van het Noorden , 17-12-1992; Trouw , 17-12-1992; de Volkskrant , 17-12-1992; Groen Links 4 (1993) 2 (feb.) 9; Politiek & Cultuur 53 (1993) 1 (feb.) 3-4: interviews door Frans Nypels, in Haagse Post , 16/22-9-1970; interview door René de Bok, in Elseviers Magazine , 4-11-1978; interview door Jet Kunkeler, in De Tijd , 6-11-1987; interview door Hugo Camps, in Elsevier , 18-11-1989; Gijs Schreuders, De man die faalde (Amsterdam 1992); G. Voerman, 'De tweede jeugd van het communisme in Groningen', in Tussen Moskou en Finsterwolde. Over de geschiedenis van het communisme in Oost-Groningen . Onder red. van idem [e.a.] (Scheemda 1993) 103-125; C. Stolk, 'Frederik Meis', in Vierhonderd jaar Groninger Veenkoloniën in biografische schetsen . Onder red. van J.D.R. van Dijk en W.R. Foorthuis (Groningen 1994) 161-165; Ger Verrips, Dwars, duivels en dromend. De geschiedenis van de CPN, 1938-1991 (Amsterdam 1995).

I: Vierhonderd jaar Groninger Veenkoloniën in biografische schetsen . Onder red. van J.D.R. van Dijk en W.R. Foorthuis (Groningen 1994) 162.

G. Voerman


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013