Asch van Wijck, jkvr. Cornelia Maria van (1890-1971)

 
English | Nederlands

ASCH VAN WIJCK, jkvr. Cornelia Maria van (1890-1971)

Asch van Wijck, jkvr. Cornelia Maria van, feministe en publiciste (Utrecht 15-5-1890 - Utrecht 19-11-1971). Dochter van jhr. Hendrik Maurits Jan van Asch van Wijck, politicus en rechter, en Henrietta Johanna Royaards.

afbeelding van Asch van Wijck, jkvr. Cornelia Maria van

Corrie van Asch van Wijck groeide op in Utrecht als de op een na jongste in een diep gelovig gereformeerd gezin met vier zoons en vier dochters. Haar vader, een vooraanstaand anti-revolutionair politicus, was rechter bij de arrondissementsrechtbank en lid van de Utrechtse gemeenteraad. Van Corrie's jeugdjaren is weinig meer bekend dan dat zij huisonderricht kreeg van gouvernantes en haar afsluitende vorming in het buitenland ontving. Zij bezocht een Zwitserse kostschool in de buurt van Genève, waar de nadruk lag op de christelijke moraal en de sociale verantwoordelijkheid van de leerlingen. In het vakkenpakket nam de bijbelstudie een grote plaats in. Corrie werd gegrepen door de lessen van de docent, dominee Frank Thomas, die haar de ogen opende voor maatschappelijke wantoestanden en vooroordelen. Hij inspireerde haar kritisch na te denken over haar toekomstige persoonlijke bijdrage aan de samenleving. Via kostschoolvriendinnen kwam Corrie vervolgens in contact met internationale christelijke organisaties voor alleenstaande jonge vrouwen en met studentenbewegingen.

Van Asch van Wijck ontwikkelde zich tot voorvechtster van de maatschappelijke bewustwording en verheffing van vrouwen, te beginnen in haar eigen gereformeerde, of beter: nieuw-gereformeerde geloofskringen. Het gedachtegoed van de nieuw-gereformeerden beoogde het oorspronkelijke Nederlandse calvinisme te behouden en tegelijkertijd aan te passen aan de moderne tijd. Terwijl zij de positieve gevolgen van de voortschrijdende industrialisatie, techniek en wetenschap aanvaardden, geloofden de nieuw-gereformeerden dat de mens toch altijd van Gods leiding afhankelijk is. Het feminisme kreeg bij de hen geen voet aan de grond. Terwijl de mannen kozen voor actieve deelname aan de politiek en de samenleving, wezen zij hun echtgenotes - gezien haar 'eigen aard' - thuis dienstbare ondergeschiktheid toe. Ongetrouwde vrouwen bleven vrijwel onzichtbaar.

In deze situatie wenste Van Asch van Wijck verandering te brengen. In 1918 werd zij - 28 jaar oud - als secretaris opgenomen in het in Utrecht gevestigde hoofdbestuur van de Nederlandsche Vereeniging ter Behartiging van de Belangen der Jonge Meisjes, kortweg: de 'Union'. De in hoofdzaak christelijke vrouwen van gegoede stand die hiervan deel uitmaakten, richtten zich op de bescherming en het zedelijk welzijn van alleen reizende, werk zoekende jonge vrouwen onder andere door het zogeheten 'stationswerk', het oprichten van arbeidsbemiddelingsbureaus en het verzorgen vann logies. Als secretaris - tot 1929 - maakte Van Asch van Wijck zich vooral verdienstelijk door de werkwijze van de Union te moderniseren. Zo kregen de oudere leken-vrijwilligers hulp van professioneel personeel.

In 1920 wist Van Asch van Wijck, samen met Mary Barger en Willie van Doorn-Snijders, een samenbundeling te bewerken van de vele, naast elkaar werkende christelijke vrouwenverenigingen in één Nederlandse Federatie van Christelijke Vereenigingen van en voor Vrouwen en Meisjes, ook bekend als Christen Jonge Vrouwen Federatie (CJVF). Door inspanningen van Van Asch van Wijck trad de CJVF in 1921 toe tot de World's Young Women Christian Association (World's YWCA). Deze van origine Brits-Amerikaanse organisatie van nationale verenigingen (YWCA's) van vrouwen op protestant-evangelische grondslag zag het als haar zendingsopdracht overal ter wereld de maatschappelijke gevolgen van de moderne tijd - met zijn toenemende mobiliteit - voor jonge alleenstaande vrouwen te onderkennen, hun zelfbewustzijn te vergroten en - mede daardoor - hun levensomstandigheden te verbeteren. De nationale YWCA's verzorgden kadertrainingen voor betaalde personeelsleden, die leiding gaven en hulp boden bij opvang, scholing, beroepsbemiddeling en ontspanning.

In 1925 nam Van Asch van Wijck het voorzitterschap van de International Commission op zich die de modernisering van het bestuurswerk en de doelstellingen van de World's YWCA voorbereidde. In 1930 werd zij tot presidente van de World's YWCA gekozen en in 1934 voor een tweede vierjaarlijkse termijn herkozen. Van Asch van Wijck verhuisde toen van Utrecht naar Genève, waar het hoofdbestuur zetelde. Haar onwankelbaar geloof, haar leidinggevende capaciteiten en haar vaardige wijze van netwerken deden ongetwijfeld de keuze op de Nederlandse vallen, maar de omstandigheid dat zij geen beroep zou doen op de kas van de World's YWCA werd niet onbelangrijk gevonden. De financiële onafhankelijkheid van Van Asch van Wijck hangt mogelijk samen met een erfenis na het overlijden van haar vader in 1910. In het kader van de uitbreiding van het werk van de World's YWCA bezocht zij in 1932 en 1933 China en Japan. In 1935 publiceerde zij in World's YWCA Monthly het artikel 'Our approach to the study of the task and place of women', een voorzet tot haar latere studies over de maatschappelijke positie van vrouwen. In 1938 werd zij - na twee termijnen niet meer herkiesbaar - tot één van de acht vice-presidentes gekozen.

Naast haar werk en reizen voor de World's YWCA vond Van Asch van Wijck ruimte om te publiceren. Evenals haar praktische werk steunden ook haar boeken en artikelen op voortdurende bijbelstudie en het 'doordenken' - een woord, dat zij herhaaldelijk gebruikte - van de overgeleverde teksten. In 1936 verscheen haar Door God samengevoegd. Een studie over de gezamenlijke verantwoordelijkheid van man en vrouw tegenover de volle menschheidstaak.

In de loop van de jaren dertig leek Van Asch van Wijck zich steeds meer thuis te voelen bij het hervormde gedachtegoed en de oecumene. Zij kende A.W. Visser 't Hooft, de toenmalige algemeen secretaris van de World Alliance of Young Men's Christian Associations, die eveneens Genève als standplaats had. In 1937 behoorden zij beiden tot een internationale groep van 35 kerkelijke leiders en bestuursleden van christelijke organisaties die in Londen discussieerde over de vorming in de toekomst van een wereldwijde oecumenische Wereldraad van Kerken (Visser 't Hooft, 76).

Tijdens de Duitse bezetting van Nederland trok Van Asch van Wijck zich terug in haar woning in Zeist. Zij kreeg er tijd na te denken over de volgens haar noodzakelijke vernieuwingen in de kerkelijke structuur en de plaats van de vrouw daarin. Huiskamercontacten met theologen en voormannen van de kerk zullen haar daarbij hebben geholpen. Van Asch van Wijck introduceerde het begrip 'tweezaamheid' in het boek Tweezaam is de mens, dat in 1950 uitkwam. Haar fundamentele vraag bleef wat God bedoelde, toen Hij mannen en vrouwen schiep? Instandhouding van de soort alleen scheen haar onvoldoende reden. Als God de 'mens' schiep met wie Hij een verbond wilde sluiten dan zag Hij, volgens haar, niet de eenzame enkeling maar de wezenlijke twee-eenheid man-vrouw. De dikwijls door de kerken gewettigde scheve man-vrouw verhouding leek haar niet 'in overeenstemming te zijn met hetgeen wij van Gods wil kunnen kennen' (Door God samengevoegd, 31). Ook werkte Van Asch van Wijck aan twee geschiedenisoverzichten die na de bevrijding zouden verschijnen: Kerken uit vele landen (1949) en Gods werk gaat door. Het grote hoofdstuk in de kerkgeschiedenis der laatste anderhalve eeuw (1952). Hierin pleitte zij ervoor zendingswerk - dat haar zo ter harte ging - in andere werelddelen door de jonge kerken zelf ter plaatse te laten verrichten.

Direct na de Tweede Wereldoorlog deed de World's YWCA nogmaals een beroep op Van Asch van Wijck. Van juni 1946 tot oktober 1947 leidde zij als interim-presidente de wederopbouw en reconstructie van deze organisatie. Maar hier zou het, wat haar internationale activiteiten betreft, bij blijven. Het emancipatoire werk in kerkelijk Nederland kreeg nu voor Van Asch van Wijck prioriteit. Consequent 'doordenken' leidde haar onvermijdelijk naar de taak van vrouwen in de top van de kerkelijke organisatie. Steeds meer begon zij dáár leidinggevende vrouwen te missen. Zij bestreed de opvatting dat vrouwen geen leiding zouden kunnen geven en dat machtsuitoefening hun niet kon worden toevertrouwd. Integendeel, stelde ze, zij zouden volkomen geschikt zijn voor het predikantschap, en wel voor het gehele ambt en niet slechts voor een 'klaargemaakte vrouwenfunctie' (Door God samengevoegd, 205).

In het kader van de nieuwe kerkorde van 1945 - een opdracht van de Generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk en in 1951 van kracht - nam Van Asch van Wijck in 1951 deel aan het voorbereidende werk voor de oprichting van de commissie Hervormde Vrouwen Dienst (HVD). Uit tactische overwegingen had zijzelf deze naamgeving voorgesteld: mannen die nog over de streep moesten worden getrokken, zouden er een zweem van ouderwetse dienstbaarheid in kunnen lezen. Onder voorzitterschap van Van Asch van Wijck, van 1951 tot 1957, concentreerde de HVD zich op het veranderen van het lage zelfbeeld en de geestelijke toerusting van de vrouwelijke gemeenteleden en op het 'inhalen' van hun achterstand in de kerkelijke structuur, met de klemtoon op de volledige samenwerking met de mannelijke lidmaten.

Van Asch van Wijck fulmineerde tegen de - zelfs vanaf de kansel verkondigde - boodschap, dat ongehuwde vrouwen een zinloos, ongelukkig leven tegemoet gingen. Volwaardig mens-zijn betekende voor beide seksen een eigen verantwoordelijkheid; dat gold dus ook voor ongetrouwde vrouwen. Zij betreurde de beperkte gezichtskring en enge levenssfeer van veel getrouwde vrouwen die maakten dat een groot deel van hun gaven en geestelijke krachten ongebruikt bleven. Zelf bleef Van Asch van Wijck vrijgezel. Zij besefte evenwel dat ongetrouwde vrouwen veel moesten missen: 'ons niet groot houden, ronduit erkennen dat er ook een tekort, ook een verlangen is' (IIAV, dossier vAvW, map KPD: 'aantekeningen over eenzaamheid'). Van Asch van Wijck protesteerde tegen de positie van de man als hoofd van het gezin en zijn macht binnen het huwelijk en tevens tegen de rechtspositie, de lage salariëring en de gebrekkige huisvesting van alleenstaande vrouwen.

Corrie van Asch van Wijck stond bekend als een opgewekte, intelligente, inspirerende en krachtdadige persoonlijkheid en een diep gelovig christen. De laatste acht jaren van haar leven woonde zij in Driebergen. Eind 1971 overleed zij op 81-jarige leeftijd in het Diaconessenhuis van Utrecht. Gesteund door de methode de bijbel als 'social gospel' te interpreteren streed zij haar leven lang in woord en daad voor de emancipatie, maatschappelijke bewustwording en de zelfstandige positie van christelijke vrouwen in kerk en samenleving.

A: Dossier-Van Asch van Wijck, in het Internationaal Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV) te Amsterdam.

P: Behalve de in de tekst genoemde publicaties: 'Geneve, de bakermat der Union', in de onder L genoemde publicatie Vijftig jaar vrouwenwerk, 8-15; Twaalf Psalmen I-II (2 dln.; Utrecht ca. 1940); Josephine Butler [Serie Getuigen van Christus, nr. 17] (Amsterdam [1948]); 'Is er reden tot defaitisme?', in De Heerbaan, 4 (1951) 225-233; Tolk tussen blank en zwart. Het leven van Dr. James Aggrey [Serie Wegenbouwers] (Oegstgeest [1954]); Bisschop Azariah. Het leven en werken van bisschop Azariah van Dornakal, de eerste Indiase Anglicaanse bisschop [Serie Wegenbouwers] (Oegstgeest [1957]).

L: Necrologie door M.C.E. Kloosterman-Fortgens, in Het Gildeblad, dec. 1971; Vijftig jaar vrouwenwerk. Gedenkboek van de Nederlandsche Vereeniging ter Behartiging van de Belangen der jonge Meisjes, 1882- 1932. Onder red. van J.D. van Romondt Vis-Quarles de Quarles [e.a.] (Amsterdam 1932); Anna V. Rice, A history of the World's Young Women's Christian Association (New York 1947); W.A. Visser 't Hooft, Memoires. Een leven in de oecumene (Amsterdam [etc.], 1971); Ook dat is de HVD! 1951-1991. Geschiedenis van de Hervormde Vrouwen Dienst. Onder red. van A.J.H. van Bruggen-Oudhof [e.a.] ('s-Gravenhage 1991).

I: Ook dat is de HVD! 1951-1991. Geschiedenis van de Hervormde Vrouwen Dienst. Onder red. van A.J.H. van Bruggen-Oudhof [e.a.] ('s-Gravenhage 1991) 6.

Tina Hammer-Stroeve


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013