Berk, Petrus Joseph Johannus van den (1916-2000)

 
English | Nederlands

BERK, Petrus Joseph Johannus van den (1916-2000)

BERK, Petrus Joseph Johannus van den (wijziging geslachtsnaam in Mertens op 1-12-1916), vakbondsbestuurder en politicus (Heerlen 14-7-1916 - Oosterhout (N.Br.) 2-8-2000). Zoon van Maria van den Berk, dienstbode. Gehuwd op 29-1-1947 met Maria Philippina Dekkers (1922-2002). Uit dit huwelijk werden 8 zoons en 2 dochters geboren.

afbeelding van Berk, Petrus Joseph Johannus van den

Jan Mertens was de buitenechtelijke zoon van een dienstbode en een notaris uit Tilburg. Hij heeft zich zijn leven lang zo voor zijn afkomst geschaamd dat pas na zijn dood opening van zaken kon worden gegeven. Vier maanden na Jans geboorte, op 9 november 1916, trouwde zijn moeder met de landarbeider Adrianus Mertens, en er vormde zich een gezin met twee kinderen, Jan en zijn zuster Petronella. Kort na het huwelijk ging het echtpaar in Dongen wonen. Jans stiefvader legde het echter aan met een andere vrouw en verliet in 1926 zijn gezin, met medeneming van de fiets en het spaarbankboekje dat de notaris voor zijn zoon had bestemd. Zijn vrouw en kinderen liet hij in armoede achter. Buren, familie en de pastoor schoten te hulp en zorgden voor huisvesting en enig inkomen. Als oudste zoon was Jan kostwinner, wat hem eerst de militaire dienst en later, in bezettingstijd, de 'Arbeitseinsatz' bespaarde.

De jonge Mertens leerde snel en was graag drukker of journalist geworden, maar daaraan viel onder de gegeven omstandigheden niet te denken. Toen de leerplichtjaren waren verstreken, werd hij terstond aan het werk gezet. Aanvankelijk was het de bedoeling dat Mertens schoenmaker zou worden, maar daarin was hij absoluut niet geïnteresseerd. Hij begon daarom als typograaf op een drukkerij. In zijn schaarse vrije tijd was Mertens actief in het R.K Verbond 'De Jonge Werkman', een beweging voor jonge arbeiders, die tevens als kweekvijver diende voor het kader van de katholieke vakbeweging. Hij raakte al spoedig gegrepen door het ideaal van de arbeidersemancipatie.

Na een verhuizing in 1937 van Dongen naar de 'grote stad' Breda kwam Mertens in contact met J.F.J. van der Maden, de aalmoezenier voor de arbeid in het bisdom Breda. Deze non-conformistische seculier geestelijke wist hem te stimuleren tot het vakbondswerk. In 1937 werd Mertens op instigatie van Van der Made gekozen tot voorzitter van 'De Jonge Werkman' in het bisdom Breda. Dit betekende een leven van veel reizen en toespraken houden in rokerige achterzaaltjes. Zeker zo belangrijk voor de leergierige Mertens was dat 'De Jonge Werkman' de mogelijkheid bood cursussen te volgen in recht, economie en de katholieke sociale leer. Toen de Duitse bezetter op 25 juli 1941 de katholieke arbeidersorganisaties ophief, werd het werk voortgezet in een andere, reeds bestaande organisatie, de Katholieke Actie.

Daags na de bevrijding van Breda op 29 oktober 1944 begon Mertens met de heropbouw van de katholieke arbeidersbeweging. Van bisschop A.P.W. Hopmans kreeg hij duizend gulden contant en een renteloos voorschot van vijfduizend gulden, op voorwaarde dat de diocesane standsorganisatie, die zich richtte op de behartiging van de zedelijke belangen van de arbeiders - voor de materiële belangen was er de vakorganisatie - , zou blijven bestaan. Mertens heeft de standsorganisatie steeds verdedigd tegenover de voorstanders van de vakorganisatie, die er was voor de behartiging van de zakelijke belangen van de arbeiders, zoals lonen en arbeidsvoorwaarden. Mertens vond dat de vakorganisatie behoorde te zijn ingebed in de veel meer omvattende katholieke arbeidersbeweging. Op 6 oktober 1945 werd Mertens gekozen tot voorzitter van de Bredase Diocesane Werkliedenbond, waarmee hij toegang kreeg tot de top van de katholieke vakbeweging. Het als moeilijk ervaren terrein van de sociale verzekering - in het bijzonder de uitvoeringstechnische aspecten ervan - werd zijn specialiteit. Daarnaast interesseerde Mertens zich sterk voor de gezondheidszorg, wat hem in het bestuur bracht van 'Bergh en Bosch', het sanatorium van de Katholieke Arbeiders Beweging in Bilthoven.

Mertens maakte naam als een man die ook met zijn tegenstanders overweg kon, humor bezat, vlot sprak en bij tijd en wijle wist hoe de bloemetjes buiten te zetten. In 1947 trouwde hij met Riet Dekkers. Het paar zou tien kinderen krijgen en leefde sober.

In 1953 volgde Mertens Jac. Alders op als lid van het hoofdbestuur van de Katholieke Arbeidersbeweging, met sociale verzekeringen in zijn portefeuille. In verband hiermee verhuisde hij met zijn gezin naar Utrecht. Uit deze tijd dateren ook zijn eerste reizen naar het buitenland, waar Mertens - hoewel hij geen vreemde talen had geleerd - zich toch wist te redden. Ondertussen werden contacten gelegd met de ambtelijke top van het ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid en kreeg hij zitting in de twee belangrijkste organen waarin werd onderhandeld over alle sociale kwesties, de Sociaal-Economische Raad en de Stichting van de Arbeid. Voor de KRO werkte hij in de jaren vijftig mee aan de radiorubriek En nu mijn geval, waarin werd uitgelegd hoe bepaalde problemen rond de uitvoering van sociale verzekeringen konden worden opgelost.

De volgende stap in Mertens' carrière was zijn verkiezing in 1964 tot voorzitter van het Nederlands Katholiek Vakverbond (NKV). Bij die gelegenheid werden de standsorganisaties opgeheven. Tijdens een toespraak in Sneek, op 19 oktober 1968, wees hij erop dat een kleine groep mannen in het bedrijfsleven, die elkaar de bal toespeelden, een onevenredig grote invloed op het Nederlandse regeringsbeleid had. Het begrip de 'Tweehonderd van Mertens' was geboren, wat overigens niet wilde zeggen dat de bedenker ervan een radicale koers voorstond. Met het polariserende optreden van de voorzitter van de Industriebond van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV), Arie Groenevelt, dat tot grote stakingen leidde en in Mertens ogen de verhouding met de werkgevers onnodig bedierf, had hij weinig op. Mertens leidde het NKV op een wijze die door een van de bondsbestuurders werd getypeerd als 'een gezellige chaos'. Aan organiseren, agenda's bewaken en efficiënt vergaderen hechtte de voorzitter minder waarde dan de aanstormende generatie van managers. Voor Mertens stond voorop dat hij 'de boel bij elkaar wilde houden' (KDC: 'Egodocument' Mertens, passim).

De culturele trendbreuk van de jaren zestig en vooral de vernieuwingen binnen de rooms-katholieke kerk, als gevolg waarvan vele oude zekerheden in korte tijd sneuvelden, hadden ook hun weerslag op het persoonlijk leven van Mertens en zijn grote gezin. Hoewel de oude katholieke gebruiken zoveel mogelijk in ere werden gehouden, verklaarde zijn echtgenote op 6 mei 1973 in het KRO-televisieprogramma Rondom Alfrink dat de anticonceptiepil 'een geschenk uit de hemel was om de geboorten te kunnen regelen in een gaaf huwelijksleven' (KDC: 'Egodocument' Mertens, 690). Verder besloot één van zijn zoons, ondanks het verzet van zijn ouders, te gaan samenwonen. Nadat een te hulp geroepen geestelijke duidelijk had gemaakt dat ieder dit voor zichzelf uit moest maken en dat de ouders dit aan hun zoon moesten overlaten, konden zij er wel begrip voor op brengen. Tot hun grote opluchting zou het later toch tot een huwelijk komen. Hoewel Mertens en zijn vrouw traditioneel waren opgevoed en daarom gehecht waren aan de oude gebruiken, zagen zij wel kans zich open te stellen voor de nieuwe ideeën. Zo gaf Mertens, als voorzitter van de raad van commissarissen van de Volkskrant - de krant van de katholieke arbeidersbeweging - , de redactie de ruimte om vanaf 1965 een meer progressieve koers in te slaan.

De politieke gebeurtenissen van de jaren zestig en de op gang komende ontzuiling brachten de drie grote vakcentrales, NVV, NKV en het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV), dichter bij elkaar. Het NKV was in grootte weliswaar de tweede vakcentrale, maar het ledental nam vanaf het begin van de jaren zeventig af, doordat bedrijfstakken waar vele katholieke arbeiders werkten, naar verhouding sterk achteruitgingen. Mertens begreep dat een samengaan van de drie centrales noodzakelijk was. Maar hij besefte dat de meningen binnen de aangesloten bonden sterk uiteenliepen, zodat er veel stuurmanskunst nodig was het NKV een veilige haven binnen te loodsen.

In het op 11 mei 1973 aantredende kabinet-Den Uyl werd Mertens staatssecretaris van Sociale Zaken. Met deze functie bereikte de 57-jarige vakbondsleider de top van zijn loopbaan. Maar anders dan verwacht, kreeg hij nu minder voor elkaar dan in de jaren daarvoor. Mertens mocht dan een uitstekende vakbondsleider zijn, een raspoliticus was hij niet. Van een samen met staatssecretaris van Volksgezondheid J.P.M. Hendriks ontwikkeld plan om een volksverzekering tegen ziektekosten in te voeren kwam niets terecht. Ook anderszins was Mertens' oogst aan wetgeving en beleidsnota's niet groot. Wel wist hij de al lang op stapel staande Algemene Arbeidsongeschiktheidswet door het parlement te loodsen, waarbij voor het eerst in de sociale verzekering het kostwinnersbeginsel werd losgelaten. Tweede-Kamervoorzitter A. Vondeling fluisterde hem na een van de debatten hierover toe: 'Mertens, je hebt een welsprekende zwijgzaamheid aan de dag gelegd' (KDC: 'Egodocument Mertens, 1244). Daarmee bedoelde hij te zeggen dat de staatssecretaris veel had gezegd zonder zich al te zeer bloot te geven.

Al vóór de val van het kabinet-Den Uyl op 21 maart 1977 en zijn daaropvolgende aftreden als staatssecretaris op 19 december van dat jaar, verhuisden Mertens en zijn vrouw naar Dongen. Daar voelde hij zich thuis, en hij bekleedde er een reeks functies in het sociale en culturele leven. Commissariaten nam hij uit principe en indachtig zijn uitspraak over 'de tweehonderd' niet aan. Wel kreeg hij nu tijd voor een oude hobby, de geschiedschrijving van de vakbeweging. Aangezien hij zijn leven lang alles wat hij deed of tegenkwam systematisch had gearchiveerd, maakte hij het mogelijk dat de geschiedenis van de katholieke arbeidersbeweging werd geschreven. Zijn archief gaf hij in bruikleen aan het Katholiek Documentatiecentrum en hij bevorderde dat de historicus Jan Peet enkele boeken schreef over de geschiedenis van de katholieke arbeidersbeweging.

Omstreeks 1990 kreeg Mertens problemen met zijn lichamelijke en geestelijke gezondheid. Toen zijn geheugen achteruitging, legde hij al zijn openbare functies neer, waarna de verhuizing naar een appartementencomplex volgde. Na een verblijf in de psychogeriatrische afdeling van een verzorgingstehuis overleed hij op 84-jarige leeftijd in 2000 in Dongen.

Jan Mertens was een ambitieuze en talentvolle man, die eigenlijk schrijver of journalist had willen worden, maar op jonge leeftijd terecht kwam in de katholieke vakbeweging. Dankzij zijn sociale intelligentie en geholpen door een ijzeren geheugen kwam hij in en door de vakbeweging omhoog. Deze bezorgde hem de ontbrekende scholing en praktijkervaring en stelde hem in staat een omvangrijk netwerk op te bouwen. Mertens voelde zich als een vis in het water van de overlegeconomie, die in de naoorlogse decennia zijn grootste bloeiperiode doormaakte. Mertens was eerder een doener dan een denker. Hij bouwde het stelsel van de sociale verzekeringen volgens door anderen - zoals minister en hoogleraar G.M.J. Veldkamp - ontwikkelde lijnen uit. Hij verstond heel goed de kunst om de werking van het systeem aan de arbeiders, voor wie het in de eerste plaats bestemd was, uit te leggen. In de politiek had Mertens minder succes. Hij voelde zich in het Haagse milieu niet thuis, en in zijn autobiografie beleed hij bij herhaling zijn afkeer van het politieke bedrijf.

A: Archief-P.J.J. Mertens (met o.a. het 'egodocument' van Mertens en daaraan gerelateerde documenten) in het Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen.

P: Pleidooi voor een spoedige voorziening in de nood van weduwen en wezen (Z.pl. ca.1957); Naar één wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Schema voor het algemeen ontwikkelingswerk in de K.A.B., 1961-1961 (Utrecht [ca. 1961]); De beambte en de sociale verzekeringswetgeving. Inleiding gehouden voor het kader van de H.K.W. op 24 maart 1962 (Amsterdam [1962]); Jan Mertens. Mijn leven als vakbondsman en politicus. Bewerkt door Arie Kuiper (Nijmegen 2004) [bewerking van het onder A genoemde 'egodocument' van Mertens].

L: Necrologieën o.a. in NRC Handelsblad, 4-8-2000 en door Piet van Seeters, in de Volkskrant, 4-8-2000.

I: Beeldbank van het Nationaal Archief in Den Haag [Foto: Kroon, Collectie ANEFO; Jan Mertens in december 1968].

A.C.M. Kappelhof


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013