Beuker, Klaas (1924-2000)

 
English | Nederlands

BEUKER, Klaas (1924-2000)

BEUKER, Klaas, politicus (Harlingen 21-8-1924 – Hoogwoud 9-10-2000). Zoon van Thomas Paulus Beuker, timmerman-aannemer, en Sjieuwke Ketelaar. Gehuwd op 28-8-1953 met Sjoerdtje Brandsma (geb. 1922). Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 2 dochters geboren. Zij hadden 1 pleegdochter.

afbeelding van Beuker, Klaas

Klaas Beuker groeide op in het overwegend protestantse Harlingen als jongste zoon in een hecht en gelovig rooms-katholiek gezin met zeven kinderen. Evenals zijn broers en zusters kreeg hij een strenge opvoeding. Na de lagere school in Harlingen, vertrok Klaas in 1938 naar het Zuid-Limburgse Wijnandsrade. Daar bezocht hij het kleinseminarie 'Christus-Koning', dat werd geleid door enkele franciscaner-conventuelen. De aangename tijd die hij daar doorbracht, werd verstoord door de Duitse inval in mei 1940. Toch bleef hij er om zijn opleiding af te ronden. Nadat hij in 1944 het diploma gymnasium-A had behaald, keerde hij naar Friesland terug. Daar besloot hij, uit vrees voor gedwongen tewerkstelling in Duitsland, onder te duiken. Hij vond een schuilplaats bij het gezin van advocaat A. Brandsma in het Heidenschap onder Workum. Daar ontmoette hij de dochter des huizes, Sjoerdtje, met wie hij zich verloofde.

Hoewel Beuker, naar eigen zeggen, het geluk had om als jongste zoon verder te mogen studeren en niet zoals zijn broers onmiddellijk moest gaan werken, kon hij pas na de oorlog zijn studie voortzetten. Beuker wilde het onderwijs in; dat zag hij als zijn roeping. Hij bezocht de R.K. Kweekschool 'St. Ludgerus' in Hilversum, waarna hij in 1948 een aanstelling kreeg op een rooms-katholieke lagere school in het Friese Makkum, eerst als onderwijzer en vanaf 1957 als hoofd van de school. Tijdens deze jaren woonde hij in Makkum, ook na zijn huwelijk met Sjoerdje Brandsma in augustus 1953.

In 1960 behaalde Beuker de hoofdakte en verschillende bijakten en kreeg hij een aanstelling als leraar Nederlands en geschiedenis op de rooms-katholieke MULO ‘St. Aloysius’ in Hoorn, de stad waar het gezin zich kort daarop vestigde. Omdat hij het als katholiek moeilijk had gehad in het protestantse Harlingen, was deze verhuizing voor hem een ware verademing. In West-Friesland, een streek met een ruime rooms-katholieke meerderheid, kon hij het katholieke geloof, voor zijn gevoel, wel in alle openheid belijden.

In de loop van de jaren zestig begon katholiek Nederland snel en ingrijpend te veranderen. Vernieuwingen op kerkelijk en theologisch terrein, individualisering, democratisering, ontkerkelijking, veranderende gezagsverhoudingen en een toenemende pluriformiteit en verruiming van opvattingen op het gebied van huwelijk, gezin en seksualiteit deden zich in toenemende mate in de katholieke subcultuur gelden. De streng gelovige Beuker zag dit alles met lede ogen aan. Volgens hem ging een storm van modernisme en vrijzinnigheid door de kerk, waarbij de traditionele geloofs- en zedenleer gewoonweg aan de kant werd gezet en zich een diepgaande zedelijke verwording openbaarde. Het rijke roomse leven van weleer verviel tot ruïnes. Deze in zijn ogen verderfelijke ontwikkelingen zag hij in eerste instantie in het onderwijs. Op zijn eigen school kwamen er enerzijds door groei in korte tijd vele nieuwe leraren bij die opvattingen verkondigden die volgens Beuker niet strookten met het katholicisme, terwijl hij anderzijds constateerde dat een toenemend aantal leerlingen thuis niet meer werd onderwezen in de traditionele rooms-katholieke geloofsleer.

Ook op politiek terrein ging het volgens Beuker met het katholicisme de verkeerde kant op. Het transformatieproces van de Katholieke Volkspartij (KVP) naar een open volkspartij onder leiding van voorzitter D. de Zeeuw stuitte Beuker tegen de borst. De KVP zou op deze wijze geen binding met het katholieke geloof hebben. Daarnaast was Beuker van mening dat de KVP verraad had gepleegd aan de ‘katholieke zaak’ door in te stemmen met de verspreiding van anticonceptiemiddelen, terwijl hij ook de houding van de partij ten opzichte van drugs en pornografie te laks vond. Vooral de abortusparagraaf in het KVP-program, die toestond dat de zwangerschap mocht worden afgebroken wanneer het lichamelijke of geestelijke welzijn van de moeder ernstig werd bedreigd, was voor hem onaanvaardbaar. Verder betreurde hij de samenwerking tussen de KVP, Antirevolutionaire Partij (ARP) en Christelijk-Historische Unie (CHU). Beuker zag dit vooral als een uiting van verwarring en onzekerheid over de beginselen van de confessionele partijen. Bovendien was hij van mening dat de rooms-katholieke geloofsleer eenvoudigweg terzijde werd geschoven door de KVP.

Beuker besloot niet langer lijdzaam toe te zien, maar metterdaad op te komen voor wat hij zag als het ware rooms-katholicisme. Een kans deed zich voor toen Tine Cuijpers-Boumans uit Heerlen in januari 1971 de Nieuwe Roomse Partij (NRP) oprichtte. Met deze partij wilde zij een katholiek reveil ontketenen om zo verzet te kunnen bieden tegen het progressieve katholicisme en het in haar ogen zedelijke verval in Nederland. Beuker zocht contact met haar en kreeg kort daarna de derde plaats op de verkiezingslijst van de NRP. De deelname aan de Tweede-Kamerverkiezingen in april 1971 werd evenwel een fiasco. De partij behaalde niet meer dan 0,4 procent van de geldig uitgebrachte stemmen. De NRP viel uiteen, en Beuker en Cuijpers-Boumans raakten met elkaar in onmin. Achteraf zag Beuker in het optreden van de NRP weliswaar een ‘ondoordachte actie’, maar tegelijkertijd ook een ‘eerlijke poging’ om de teloorgang van het katholicisme te keren.

Beuker ging door, en samen met een aantal anderen richtte hij op 31 januari 1972 een nieuwe orthodoxe partij op: de Rooms-Katholieke Partij Nederland (RKPN). De grondslag van deze partij werd gevormd door de Tien Geboden en het leergezag van de Rooms-Katholieke Kerk. Beuker werd tot partijvoorzitter gekozen. Toen, na de val van het kabinet-Biesheuvel, in november 1972 onverwachts Tweede-Kamerverkiezingen werden gehouden, kreeg de RKPN 0,9 procent van de geldig uitgebrachte stemmen. Het was voldoende voor één zetel, die door Beuker vanaf 7 december 1972 werd bezet.

Als Kamerlid ageerde Beuker vooral tegen abortus, door hem gelijkgesteld met ‘moord met voorbedachten rade’. Niet alleen achtte hij deze praktijk in strijd met de rooms-katholieke geloofs- en zedenleer, ook stelde hij zich op het standpunt dat een menselijk leven volgens hem het onvervreemdbare recht had op bescherming, waarbij de staat de elementaire plicht had deze bescherming te bieden en te waarborgen. De bestaande zedelijkheidswetgeving, die zwangerschapsafbreking verbood, moest daarom gehandhaafd worden. Verder vroeg Beuker vooral om herstel van de christelijke zeden, bescherming van het gezin en de jeugd en het behoud van het rooms-katholieke onderwijs. Tot slot trok Beuker, zowel binnen als buiten het parlement, fel van leer tegen het kabinet-Den Uyl (1973-1977). Dit rode kabinet ‘met een wit randje’ wilde volgens hem niet alleen abortus legaliseren, maar het gehele regeringsbeleid zou uiteindelijk leiden tot een socialistische dictatuur vol chaos en ontbinding.

Intussen was er binnen de RKPN onenigheid ontstaan over het optreden van Beuker als partijvoorzitter. Hij zou te veel in eigen hand willen houden, de opbouw van de partij tegenwerken en bovendien geen enkele openheid geven over het ledenaantal en de financiën. Beuker weersprak dit, waarna het tot een breuk kwam. Hierop werd de rechter ingeschakeld. Deze ontnam Beuker aanvankelijk het voorzitterschap, maar stelde Beuker naderhand toch in het gelijk. De RKPN bleef echter geplaagd door problemen. Het optreden van Beuker deed de organisatie, de financiën, het ledental en het imago van de partij geen goed. Bij de verkiezingen in 1977 verloor de RKPN haar ene zetel, zodat er op 8 juni van dat jaar aan Beukers Kamerlidmaatschap een eind kwam.

Beuker nam hierna zijn oude baan als leraar niet op. Naast het voorzitterschap van de RKPN begon hij overal in het land lezingen te geven, schreef hij artikelen, adviseerde hij mensen met geloofsvragen en werd hij voorzitter van enkele rooms-katholieke stichtingen. In de tweede helft van de jaren zeventig verhuisde hij ook met zijn gezin naar een oude West- Friese woonboerderij bij Hoogwoud.

Terwijl Beuker aan het begin van de jaren tachtig tevergeefs probeerde met zijn partij terug te komen in het parlement, was hij ook op andere terreinen actief. Eind 1979 begon hij de actie ‘Trouw aan de Paus’, die een tegenwicht moest bieden aan de voortdurende kritiek van Nederlandse katholieken op Rome. Deze actie ging uit van de R.K. Titus Brandsma Stichting, die ‘behoud en bevordering van de beleving van de leer van de Rooms-Katholieke Kerk overeenkomstig de besluiten en richtlijnen van Z.H. de Paus’ tot doel had. Bovendien zette deze stichting zich in voor de zaligverklaring van de karmeliet en hoogleraar filosofie Titus Brandsma, die in 1942 door de Duitsers in concentratiekamp Dachau was vermoord. Beuker, wiens echtgenote aan Brandsma verwant was, publiceerde in 1983 het zeer persoonlijk geschreven boekje Titus Brandsma. In november 1985 leidden deze inspanningen tot resultaat: Brandsma werd zalig verklaard.

Beuker vatte ook het plan op een kweekschool te beginnen voor ‘principieel R.K. onderwijzers en onderwijzeressen’. Hiermee wilde hij de basis leggen voor de restauratie van het rooms-katholieke onderwijs, maar vermoedelijk bleef het alleen bij plannen. Beukers activiteiten strekten zich uit tot in het Vaticaan. Naar eigen zeggen hield hij de paus via privé-ontmoetingen op de hoogte van de situatie in rooms-katholiek Nederland. Dit tot grote ergernis van enkele prelaten, die hem betichtten van grootspraak en leugens. De onenigheid die hierdoor in februari 1985 ontstond tussen Beuker en aartsbisschop A. Simonis werd door de pers breed uitgemeten, maar uiteindelijk liep de kwestie met een sisser af.

In mei 1985 bezocht paus Johannes Paulus II Nederland. Ruim tevoren had Beuker laten weten dat dit bezoek een goede mogelijkheid bood ‘de vlam van de geloofsbeleving hoger en zuiverder’ te laten branden (NRC Handelsblad, 20-2-1985). Opvallend genoeg organiseerde hij geen enkele activiteit rondom het bezoek van de paus. Hierna kwam Beuker minder in de belangstelling te staan. Slechts incidenteel trad hij nog in de publiciteit, zoals in 1992, toen hij aandrong op het ontslag van een priester die vond dat het Vaticaan zich soepeler moest opstellen in de discussie rondom gelijke rechten voor homo’s. Hij overleed in 2000 op 76-jarige leeftijd.

‘Ik ben een frontsoldaat’, aldus Klaas Beuker in november 1972. Met de Tien Geboden en het pauselijk leergezag als wapens, streed hij in de voorste linies tegen wat hij zag als de teloorgang van het rooms-katholicisme. ‘Handhaaft Christelijke wetgeving’ was zijn devies. Hierdoor werd Beuker bij uitstek een van de representanten van de behoudende vleugel tijdens de polarisatie waaraan het Nederlandse katholicisme vanaf het einde van de jaren zestig onderhevig was.

A: Persdocumentatie betreffende K. Beuker in het Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen; persdocumentatie betreffende K. Beuker en de RKPN in het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen te Groningen.

P: Naast de in de tekst genoemde publicatie verscheidene artikelen in Nieuwsbrief van de RKPN: informatie- en opinieblad voor R.K. Nederland, (vanaf 1991 RKPN-Nieuwsbrief: voor RK publiciteit in Nederland en vanaf 1996 De Katholieke Nieuwsbrief; Verzetskrant ’74 en De Brandende Lamp: informatiebulletin van de R.K. Titus Brandsma Stichting.

L: Interview door Rex Brico, in Elsevier, 16-2-1972; interview door Theo Jongedijk, in Accent, 26-2-1977; interview door Bibeb, in Vrij Nederland, 26-2-1977; interview door Geert Mak, in De Groene Amsterdammer, 8-5-1985; J.A. Bornewasser, Katholieke Volkspartij, 1945-1980. II: Heroriëntatie en integratie (1963-1980) (Nijmegen 2000); E. Tomassen, Tussen eenheid en verscheidenheid. Katholiek politiek dissidentisme in Nederland 1945-1980 [Ongepubliceerde doctoraalscriptie geschiedenis Radboud Universiteit Nijmegen 2003] 123-152.

I: Beeldbank van het Nationaal Archief in Den Haag [Foto: Nico Naeff; Collectie Rijksvoorlichtingsdienst].

E. Tomassen


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013