© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: Bettina J. Mulder, 'Eijbergen, Wilhelmina (1911-1977)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn6/eijbergen [12-11-2013]
EIJBERGEN, Wilhelmina (1911-1977)
Eijbergen, Wilhelmina, (ook bekend onder de naam Wilhelmina Vriesendorp-Eybergen en Wilhelmina Wolsak-Eybergen; pseudoniem Harriët Freezer), schrijfster, journaliste en feministe ('s-Gravenhage 9-11-1911 - Utrecht 25-12-1977). Dochter van Marinus Levinus Eijbergen, departementaal ambtenaar, later pluimveehouder, en Gerarda Huberta van Lingen. Gehuwd op 26-11-1937 met Maurice Vriesendorp (1909-2005), functie bij de koopvaardij. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 3 dochters geboren. Na echtscheiding (14-3-1955) gehuwd op 6-4-1955 met Reinhardt Jan Wolsak (1906-?). Dit huwelijk bleef kinderloos.
Miep Eybergen groeide, samen met een oudere en een jongere zuster, op in een niet-belijdend Nederlands-hervormd gezin in Den Haag. Haar vader was hier hoofdcommies op het departement van Financiën, maar voelde zich in deze baan niet op zijn plaats. In februari 1923 vertrok hij met zijn gezin naar de buurtschap Wenum bij Apeldoorn om daar een pluimveeboerderij te beginnen. Miep en haar zusters vonden hier maar moeilijk aansluiting bij hun leeftijdgenoten. Het dialectloze Nederlands dat zij spraken, hun grotere culturele ontwikkeling en belangstelling, alsmede het feit dat de meisjes, na de lagere school, naar de HBS in Apeldoorn gingen, schiepen afstand.
Wegens de gebrekkige bedrijfsvoering van vader Eybergen en de gestadig dalende eierprijzen verviel het gezin spoedig tot armoede. Toch zag vader Eybergen de onderneming niet als een mislukking, omdat het gezin zich goed voelde in het buitenleven. 'De tijd was niet zorgeloos, maar wel onvergetelijk gelukkig door compleetheid, intensiteit en echtheid', schreef Miep later in de op autobiografische gegevens gebaseerde roman Luchtkasteel op poten (1952). In 1930 was de situatie financieel echter niet langer vol te houden. Daartoe in staat gesteld door een kleine erfenis van haar moeder en het pensioen dat haar vader intussen ontving, keerde het gezin terug naar Den Haag. Miep en haar zusters vonden het toen niet meer zo erg de natuur te verruilen voor de grote stad. Voor opgroeiende jongedames bood het leven daar immers een grotere uitdaging dan een buurtschap op de Veluwe.
Miep was geen gemakkelijke puber. Terwijl zij haar vader, socialist en vrijdenker, adoreerde, had ze veel kritiek op haar moeder. Een van de twistpunten tussen hen beiden betrof de vervolgopleiding. Moeder zag haar dochter graag lerares worden, maar de gedachte alleen al vond Miep verschrikkelijk. Bij wijze van compromis mocht zij toen, omdat zij aardig kon tekenen, tekenlerares worden, waartoe zij, na terugkeer in Den Haag, de Academie van Beeldende Kunsten bezocht.
Voor Eybergen, die bij haar ouders thuis bleef wonen, ging op de Academie een nieuwe wereld open. Er heerste een onconventionele sfeer, die haar, als welopgevoed meisje, in het algemeen weinig aansprak. Wel voelde zij - idealistisch als ze was - affiniteit met de communisten die zij hier leerde kennen. Haar vader stond haar echter niet toe lid te worden van de Communistische Partij Holland, maar wel van de Vereeniging Vrienden der Sowjet-Unie. Maar na lezing van André Gide's Retour de l'URSS (1936), over het dictatoriale karakter van deze 'heilstaat', verdween haar enthousiasme.
Op zoek naar een manier om haar links-idealistische idealen te verwezenlijken was Eybergen zich, op advies van een tante, ook gaan verdiepen in de leer van de remonstranten. Het beginsel van vrijheid en verdraagzaamheid van de Remonstrantsche Broederschap sprak haar sterk aan, en op 25 maart 1934 liet zij zich dopen en bevestigen. Na verloop van tijd kwam zij echter tot de overtuiging dat ze hier de essentie waar het in het geloof om ging, niet vond, en in het begin van de jaren veertig verliet Eybergen dit kerkgenootschap. Daarna zocht zij niet verder naar voor haar betekenisvolle gemeenschappen of ideologieën.
Ondertussen was Eybergens studie niet naar wens verlopen, en zonder diploma had zij de Academie na drie jaar studie verlaten. Vervolgens werkte zij in enkele boekhandels, onder meer in Rotterdam. Hier ontmoette zij Maurice Vriesendorp, die werkzaam was bij de koopvaardij, en met wie zij eind 1937 trouwde. Eybergen stopte toen met werken en verhuisde met haar man naar Bilthoven, waar zij zich erg moest aanpassen aan het behoudende milieu van haar schoonfamilie. Zij vond in Vriesendorp een traditioneel ingestelde echtgenoot, met een stug en stijf karakter. Zij deed echter haar best een goede echtgenote, moeder - tussen 1938 en 1945 kreeg zij snel achter elkaar vier kinderen - en huisvrouw te zijn.
Tijdens de Duitse bezetting veranderde er veel, toen Vriesendorp-Eybergen alleen op pad moest om eten bij elkaar te scharrelen. Zij genoot van haar zelfstandigheid. Die maakte haar bewust van het belang van de onafhankelijkheid van de vrouw. Toen zij na de bevrijding door de met haar bevriende Han Hoekstra, redacteur van dagblad Het Parool, werd uitgedaagd een detectiveroman te schrijven, kwam haar financiële onafhankelijkheid binnen bereik. Hoewel Vriesendorp-Eybergen nog nooit had geschreven, nam ze de uitdaging aan. Zo verscheen in 1948 Raadsels in Randerveen. Zij schreef dit boek onder het pseudoniem Harriët Freezer, een combinatie van haar favoriete voornaam en de vervorming van 'Vriesendorp' tot een Engels klinkende achternaam.
Sindsdien publiceerde Freezer - alleen of in samenwerking met anderen - enkele tientallen boeken. Vanaf 1948 verschenen er bovendien korte journalistieke stukken van haar hand in De Groene Amsterdammer. Dit werk lag haar het best: het schonk haar meer plezier dan de louter om financiële redenen geschreven romans. In hetzelfde jaar begon zij ook bijdragen te leveren aan de emancipatorische vrouwenpagina van Wim Hora Adema in Het Parool.
Behalve over de toenemende verwijdering tussen haar en haar man, zat Freezer ook anderszins vol onvrede. Toen zij Le deuxième sexe (1949) van Simone de Beauvoir las, besefte zij plots dat haar onlustgevoelens voortkwamen uit het feit dat ze een 'vrouw was in een mannenwereld'. Terzelfder tijd werd zij verliefd op Jan Wolsak, met wie zij lange tijd een heimelijke relatie zou hebben. Na jaren van diepe schuldgevoelens scheidde zij en hertrouwde ze in 1955 met Wolsak. Hij en diens zoon trokken bij Freezer en haar vier kinderen in Bilthoven in.
Wolsak was een volstrekt andere persoonlijkheid dan de behoudende Vriesendorp. Hij stimuleerde Freezer om - naast het schrijven - ook op andere manieren haar vleugels uit te slaan: 'Hij heeft me geëmancipeerd. Ik wilde altijd wel zelfstandig zijn, maar alleen om die dingen te doen die ik leuk vond' (Lockhorn). Zo spoorde haar echtgenoot haar aan autorijlessen te nemen, opdat zij met een auto zelfstandig het land zou kunnen afreizen om lezingen te geven. In 1952 was Freezer namelijk aarzelend ingegaan op een uitnodiging om voor een flink bedrag een voordracht te houden. Het werd het begin van een lange reeks populaire lezingen die zij jarenlang in het gehele land zou geven.
Intussen bleef Freezer schrijven, sinds het begin van de jaren vijftig ook geregeld fictie gebaseerd op autobiografische ervaringen. Zo verscheen onder meer, na Luchtkasteel op poten (1952) over haar vaders mislukte onderneming met de pluimveeboerderij op de Veluwe, in 1962 Huis aan vrij water over de belevenissen van een gezin dat van Amsterdam naar Friesland verhuist. De ervaringen in het Friese Irnsum, waar Freezer en haar man een zomerhuisje bezaten, lagen aan dit boek ten grondslag.
Door haar werk voor de vrouwenpagina van Het Parool kwam Freezer nadrukkelijk in aanraking met de negatieve ervaringen van vele vrouwen, zowel in hun huwelijk als op de arbeidsmarkt, als gevolg van overgeleverde rolpatronen. Het besef dat vrouwen in hun ontwikkeling werden belemmerd, deed Freezer in de tweede helft van de jaren zestig actief deelnemen aan de zogeheten tweede feministische golf, die zich toen in Nederland begon te manifesteren. In deze periode publiceerde zij hoofdzakelijk journalistieke artikelen die handelden over de positie van de vrouw.
De positie van de vrouw stelde Freezer ook aan de orde in haar humorrijke lezingen voor 'de hele gewone plattelandsvrouwen, middenstandsvrouwen, die je allemaal niet met Women's Lib verhalen aan moet komen, want dat vinden ze onzin van manwijven en Dolle Mina's, die hun kinderen toch maar in de crèche stoppen' (Jungschleger). Hoewel ze de termen emancipatie en feminisme zoveel mogelijk vermeed, gingen haar lezingen daar inhoudelijk wel degelijk over. Maar door haar scherpe observatievermogen voor kleine emoties en alledaagse dingen kon Freezer onderwerpen aansnijden die dicht bij haar zelf en haar publiek lagen. Op deze wijze wist zij op een milde manier de ogen van vele vrouwen te openen. Zelf zei ze hierover: 'Ik doe het natuurlijk via een aantal lachertjes en dan zitten ze zo te schudden van: ja ja, er zit toch wel iets in wat ze zegt, voel je wel?' (Idem).
Naast haar feministische werk maakte Freezer zich eveneens sterk voor de emancipatie van ouderen. Zij richtte daartoe in 1968 het tijdschrift Ouderwijs. Veertiendaagse uitgave voor de oudere generaties op - dat overigens na een jaar al weer ter ziele ging - en schreef onder meer het ouderenhandboek Leven met de jaren. Een praktische gids voor al uw doen en laten in de derde levensfase (1972). Freezer vond namelijk dat ouderen meer initiatieven moesten nemen en zich niet afhankelijk van anderen moesten opstellen, een standpunt dat bijvoorbeeld is terug te vinden in Wat doen we met moeder met de feestdagen? (1975).
Vanaf 1968 verwierf Freezer faam als vertaalster van de jeugdboeken van de Brits-Noorse schrijver Roald Dahl. Voor drie van de in totaal zeven vertalingen won zij een Zilveren Griffel. Na haar overlijden zou evenwel bekend worden dat alle vertalingen waren gemaakt door haar oudste dochter, Huberte Vriesendorp. Om de verkoop te bevorderen had uitgeverij De Fontein de voorkeur gegeven aan een bekende naam voor de vertaling. Het honorarium, dat hierdoor veel hoger was, ging overigens steeds volledig naar Huberte.
Vanaf 1968 werkte Freezer voor de socialistische omroepvereniging VARA mee aan het radioprogramma Op de koffie, waarin vrouwen aan het woord werden gelaten over hun problemen. De thema's die hierin aan de orde kwamen - onder andere moederschap, kinderen, anticonceptie en gebrek aan aandacht in het huwelijk - en de vragen die Freezer gesteld werden tijdens de lezingen, zou zij vervolgens uitwerken in verscheidene publicaties, zoals Kompleksen maken de vrouw. Twee dozijn vrouwenkompleksen met een voorafje en een achterafje (1968) en 'Houd je nog een beetje van me?' Vrouwen luchten hun hart (1971). Ook verscheen Freezer geregeld in andere programma's op radio en televisie. Daar lichtte zij niet alleen haar werk en haar feministische denkbeelden toe, maar deed zij tevens mee aan spelprogramma's. Daarnaast nam zij veelvuldig zitting in forums en debatten, en inmiddels verschenen haar columns ook in kranten als Algemeen Dagblad en Het Vaderland, opinietijdschriften als Elseviers Weekblad en Vrij Nederland, en damesbladen als Avenue en Margriet.
Vanaf de oprichting in 1968 was Freezer lid van 'Man-Vrouw-Maatschappij' (MVM). Deze actiegroep, die mede aan het begin stond van de tweede feministische golf, streefde naar doorbreking van de traditionele rolpatronen van, en gelijke kansen voor vrouwen en mannen. Toen haar medeleden Wim Hora Adema en Hedy d'Ancona in 1972 als platform voor de emancipatiebeweging Opzij. Radikaal feministisch maandblad oprichtten, werkte Freezer daaraan onmiddellijk mee. Ook in Opzij schreef zij geestige bijdragen, die gebaseerd waren op concrete, alledaagse zaken en persoonlijke ervaringen. Vanwege deze benadering noemde Freezer zichzelf een 'huis-tuin-en-keukenfeminste' (Prinssen, 68). Verder schreef zij ook beschouwend emancipatoir werk, zoals - samen met Wim Hora Adema - een Rechtwijzer voor de vrouw (1975).
Begin december 1977 werd Freezer ineens ziek. Onderzoek wees uit dat zij een hersentumor had. Enkele weken later, in de vroege ochtend van eerste kerstdag, overleed zij in het Diaconessenhuis in Utrecht. In deze stad werd zij vier dagen later onder overweldigende belangstelling gecremeerd.
Niet steeds uit zichzelf, maar veelal uitgedaagd door anderen groeide Harriët Freezer vanaf de jaren vijftig uit tot een sterke persoonlijkheid, boordevol energie en met een tomeloze werklust. Zij gebruikte haar talenten om vrouwen zelfvertrouwen te geven, bewust te maken van hun capaciteiten en de bestaande rolverdeling te doorbreken. Omdat humor en harmonie hierbij haar uitgangspunten waren en zij confrontatie vermeed, wist zij grote groepen vrouwen te bereiken. In 1978 stelde het maandblad Opzij, waaraan zij tot het laatst toe had meegewerkt, de Harriët Freezerring in. Sindsdien wordt deze jaarlijks uitgereikt aan een vrouw of instelling die zich voor vrouwenbelangen heeft ingezet.
A: Collectie-Harriët Freezer in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage. Biografische gegevens en een bibliografisch overzicht in het Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging te Amsterdam.
P: 'Bibliografie Harriët Freezer' in de onder L genoemde publicatie van Margriet Prinssen, 70-71. Bloemlezing: Is dat nu wel zo? De beste verhalen van Harriët Freezer. Samengest. door Margriet Prinssen (Amsterdam 1990).
L: Interview door Ineke Jungschleger, in NRC Handelsblad, 28-8-1971; interview door Elisabeth Lockhorn, in Margriet, nr. 16 (1975); 'Harriët Freezer. De vrouw van het midden', in Nieuwe Linie, 6-8-1975; 'Harriët Freezer vertaalde Roald Dahl', in Verkenningen op het gebied van de jeugdliteratuur 8 (1977-1978) 160-161; Jan Boers, 'Harriët Freezer in Wenum', in Literaire tocht door Apeldoorn (Zutphen 1984) 14-17; Margriet Prinssen, 'Een huis-, tuin- en keukenfeministe. Over Harriët Freezer', in Schrijfsters in de jaren vijftig. Samenst. door Margriet Prinssen en Lucie Th. Vermij (Amsterdam 1990) 65-71; Marianne Vogel, 'Harriët Freezer' [nov. 1996], in Kritisch lexicon van de moderne Nederlandstalige literatuur (Alphen aan den Rijn 1980- ); Anneke Ribberink, Leidsvrouwen en zaakwaarneemsters: een geschiedenis van de aktiegroep Man Vrouw Maatschappij (MVM), 1968-1973 (Hilversum 1998).
I: ANP Historisch Fotoarchief, beeldnummer 54051 [Wilhelmina Eijbergen in maart 1972].
Bettina J. Mulder
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6Laatst gewijzigd op 12-11-2013