© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: Piet de Rooy, 'Fortuijn, Wilhelmus Simon Petrus (1948-2002)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn6/fortuijn [12-11-2013]
FORTUIJN, Wilhelmus Simon Petrus (1948-2002)
FORTUIJN, Wilhelmus Simon Petrus (bekend onder de naam Fortuyn), socioloog en politicus (Velsen 19-2-1948 - Hilversum 6-5-2002). Zoon van Hendrik Casper Fortuijn, handelsagent voor Papiergroothandel en Enveloppenfabriek P. Vlaar & Zonen BV in Krommenie, en Jacoba Everharda de Weijer, cheffin bij warenhuis V&D.
Pim Fortuyn was het derde van zes kinderen in een rooms-katholiek gezin. Hij groeide op in Velsen, in een wijk waar de toon gezet werd door fatsoenlijke protestantse ambtenaren. Het was in zijn herinnering 'een dikwijls saaie en strenge wereld, een wereld waarin ik mij vaak onbegrepen en noch thuis, noch welkom voel' (Babyboomers, 73). Tegelijkertijd was Pim er al heel vroeg van overtuigd 'een bijzonder iemand' te zijn. De buitenwereld viel dat aanvankelijk niet zo op. Vanaf 1961 volgde hij de HBS-B op het Mendel-college in Haarlem-Noord. Halverwege de derde klas ontpopte zich 'een onweerstaanbare behoefte om mij te uiten en te manifesteren'. Vanaf dat moment kleedde de jonge Fortuyn zich in keurige pakken, accepteerde hij geen gezagsuitoefening meer die hem onrechtvaardig leek en begon hij zichzelf te stileren als iemand die de verbindingsschakel kon zijn tussen leerlingen en leiding, tussen opstandigheid en gezag. In de tweede helft van de jaren zestig verloor hij het geloof. Na het eindexamen in 1967 ging hij sociologie studeren: eerst aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam, maar al na enkele maanden stapte hij over naar de Vrije Universiteit.Rond 1970 werd Fortuyn zich bewust van zijn homoseksualiteit en ging hij het Amsterdamse uitgaansleven ontdekken. Tegelijkertijd raakte hij betrokken bij de studentenbeweging, die acties voerde voor medebeslissingsrecht op basis van het 'one man one vote'-principe. Intussen studeerde Fortuyn echter gestaag door en verdiepte hij zich zowel in de verplichte onderdelen als in de historisch-materialistische theorie, inclusief het eerste deel van Das Kapital van Karl Marx. In mei 1971 behaalde hij het doctoraalexamen. Zijn verblijf aan de Vrije Universiteit sloot hij af met het leiden van een bezetting van het hoofdgebouw in februari 1972. Aan de bezetting kwam een snel einde doordat hij een compromis wist te sluiten met de rector magnificus, W.F. de Gaay Fortman. Naar eigen oordeel was opnieuw gebleken dat hij - dankzij zijn intelligentie en een driedelig pak - de ideale verbinding was tussen traditie en vernieuwing.
In augustus 1972 werd Fortuyn wetenschappelijk medewerker aan de Rijksuniversiteit te Groningen. Daar zou hij zestien jaar lang het middelpunt zijn van een aaneenschakeling van universitaire conflicten, zowel op bestuurlijk, persoonlijk als wetenschappelijk terrein. Zijn machtsbasis was de vakgroep Filosofie en Maatschappijwetenschappen (in de faculteit der Sociale Wetenschappen), waarvan hij de vrijwel permanente secretaris werd. Deze vakgroep richtte zich op de 'kritische theorie en het marxisme' en mocht zich daardoor verheugen in een grote toeloop van studenten. Tegelijkertijd groeide hier de weerstand van medewerkers die zich toelegden op de meer klassieke varianten van de sociale wetenschappen. Daar kwam bij dat de studentenbeweging in toenemende mate onder regie kwam van de Communistische Partij van Nederland, waarvan Fortuyn geen lid wilde zijn; hij zou overigens ook niet geaccepteerd worden. Ingewikkeld was bovendien zijn relatie met professor Ger Harmsen, de hoogleraar onder wiens formele toezicht hij zijn werkzaamheden diende in te richten. In allerlei opzichten dachten zij gelijk, maar tegelijkertijd waren ze elkaars dierbare vijanden. Op 12 december 1980 promoveerde Fortuyn bij hem op het proefschrift Sociaal-economische politiek in Nederland, 1945-1949.
Na Fortuyns promotie leek het hoogleraarschap zijn voorland - hij was een tijdlang de gedoodverfde opvolger van Harmsen - , maar hij kwam in toenemende mate in contact met de wereld van het openbaar bestuur. In de zomer van 1986 nodigde professor W. Albeda, voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, hem uit enige maanden als medewerker van de Raad te werken aan een advies over de arbeidsbemiddeling. Toen Albeda later dat jaar voorzitter werd van een commissie die de gemeente Rotterdam moest adviseren over de sociaal-economische vernieuwing van de stad, drong laatstgenoemde erop aan dat Fortuyn lid en rapporteur van deze commissie werd. Als zodanig schreef hij in 1987 het rapport Nieuw Rotterdam, een opdracht voor alle Rotterdammers. In zijn nieuwe functie leerde hij een wereld kennen van grote ondernemers: het politieke lobbywerk, de manieren om de vakbeweging in te pakken en - niet te vergeten - de dienstauto en de betere restaurants. Fortuyn besloot zijn carrière in deze sfeer voort te zetten. Per 19 februari 1988 nam hij ontslag bij de Groningse universiteit en vestigde hij zich in Rotterdam als zelfstandig adviseur met een Bureau voor Politiek Strategische Adviezen.
Fortuyns belangrijkste bezigheid tussen maart 1988 en december 1991 was het leiden van de OV Studentenkaart BV in Groningen. Met veel energie wist hij de invoering van de openbaarvervoerskaart - bedoeld om de studiefinanciering te vereenvoudigen - tot een goed einde te brengen. Fortuyn zag deze ervaring als een bewijs van zijn leiderschapskwaliteiten. Maar daarnaast bevestigde deze hem in zijn opvattingen dat de kwaliteit van de dienstverlening aan de bevolking aanzienlijk beter af zou zijn met een fundamentele hervorming van de overheidsbureaucratie. Sommige onderdelen daarvan dienden te worden geprivatiseerd, andere moesten als zelfstandig bestuursorgaan worden verzelfstandigd. Daarmee zou de tucht van de markt, dan wel de discipline van het prestatiecontract tot een betere dienstverlening dwingen. Een afgeslankte overheid zou onder een strakker politiek verantwoordingsregime gebracht moeten worden en daarmee ook beter gecontroleerd kunnen worden.
Fortuyn greep in 1990 de kans deze denkbeelden uit te werken als bijzonder hoogleraar in het Arbeidsvoorwaardenoverleg bij de Overheid - de zogeheten Albeda-leerstoel - aan de Erasmusuniversiteit te Rotterdam. Zijn oratie op 14 februari 1991 met als titel Zonder ambtenaren. De overheid als ondernemer was een steen in de vijver. Fortuyn riep hierin op het conformisme van de bureaucratie te verlaten, afstand te doen van de gemakzucht van het consensusdenken en het conflict te waarderen als methode om tot vernieuwing te komen. Fortuyn bleek echter niet te gedijen in het academisch milieu. Na het uitspreken van zijn korte afscheidscollege, Uw baan staat op de tocht!, op 1 september 1995, wierp hij met enig vertoon de professorale toga van zich af. Dit nam niet weg dat hij sindsdien als 'Professor Pim' bekend en geliefd werd onder een groeiende schare bewonderaars.
Deze schare vormde Fortuyn door zich vanaf 1994 vooral te manifesteren als columnist in Elseviers Weekblad, het Haarlems Dagblad en voor de microfoon van Radio Rijnmond, sinds 1998 ook als commentator in het RTL-televisieprogramma Business Class van makelaar en vriend Harry Mens. In toenemende mate keerde Fortuyn zich tegen de Haagse politiek, hoewel hij in het verleden wel had overwogen daarin een rol te gaan spelen. Zijn lidmaatschap van de Partij van de Arbeid (PvdA) had hij al in 1988 opgezegd. Met zijn columns en daaropvolgende uitnodigingen om lezingen te geven vond hij een 'natuurlijke achterban en dat is het midden- en kleinbedrijf (MKB) en iedereen die iets wil "ondernemen" in dit land. Voor hen ben ik dé professor, toen en nu' (Babyboomers, 259).
Zo ontwikkelde Fortuyn zich tot een 'politicus buiten de partijen': 'ik ben een man met een missie en een groot commitment' (Ibidem, 280). In snel tempo verschenen nu boeken van zijn hand waarin hij betoogde dat Nederland in verval was. Het land werd verwaarloosd door een kongsi van verpolitiekte ambtenaren en verambtelijkte politici, een incompetente politieke klasse van personen die elkaar voortdurend de bal toespeelden en hem buitensloten. Het eerste boek in deze serie was Aan het volk van Nederland. De contractmaatschappij: een politiek economische zedenschets (1992). Vanaf het najaar van 1997 liet Fortuyn zijn lezingen organiseren door manager Albert de Booij, die vijftig à zestig boekingen per jaar voor hem wist te realiseren. Gezamenlijk zetten zij ook een uitgeverij op die de boeken van Fortuyn ging uitgeven.
Fortuyn wist in deze periode zijn grote persoonlijke onzekerheden om te zetten in een vertoon van nagenoeg absolute onafhankelijkheid en een daarbij passende stijl: zijn eruditie en intelligentie verpakte hij vaak in een shockerende directheid en ordinaire provocaties. Vanaf Pasen 1997 vertoonde Fortuyn zich met een kaalgeschoren schedel. Sinds juli 1998 bewoonde hij aan het Rotterdamse G.W. Burgerplein een stadsvilla, die werd omgevormd tot een 'Palazzo di Pietro', inclusief een chauffeur en butler, Herman Dikkers, die twee Engelse hofhonden (Cavalier King Charles Spaniels) meenam: Carla en Kenneth. Hij publiceerde ook op vijftigjarige leeftijd een brutale autobiografie, Babyboomers. Autobiografie van een generatie (1998), waarin hij de Nederlandse samenleving, die volgens hem zuchtte onder een verwende generatie, de wacht aanzegde. Zo werd hij stap voor stap in vrijwel ieder opzicht het tegendeel van Wim Kok, minister-president van twee 'paarse' kabinetten (1994-2002), de grote man van het overleg en het zoeken naar consensus ('het poldermodel') en de verpersoonlijking van een wat ouderwetse degelijkheid. Daarmee stond Kok model voor nagenoeg alles waarvan Fortuyn een afkeer had.
Bij het programma Business Class kwam Fortuyn op nieuwjaarsdag 2001 in contact met de succesrijke zakenman Willem van Kooten, die tevens bestuurslid was van de nieuwe politieke partij Leefbaar Nederland. Deze spoorde hem aan in de politiek te gaan. Op 20 augustus kondigde Fortuyn aan lijsttrekker van Leefbaar Nederland te worden. Hiertoe werd inderdaad op 25 november door het congres van deze partij besloten. Fortuyn sprak bij die gelegenheid de beroemde woorden: 'At your service!' Een aantal kranten memoreerde overigens dat in Groningen velen zich nog de zogeheten 'Wet van Pim' herinnerden: 'Waar Pim komt, komt ruzie!'
Fortuyn werd de lieveling van de media: altijd goed voor spektakel. In de opiniepeilingen schoot Leefbaar Nederland omhoog, maar aan de verhouding tussen partij en lijsttrekker kwam een einde toen op 9 februari 2002 in de Volkskrant een interview met Fortuyn verscheen, waarin hij verklaarde dat Nederland 'vol' was en er geen islamiet meer bij kon. Ook stelde hij het discriminatieverbod in artikel 1 van de Grondwet ter discussie, omdat dat een belemmering zou zijn van de vrijheid van meningsuiting. Toen het bestuur van Leefbaar Nederland dit niet accepteerde, verliet de lijsttrekker de partij.
Twee dagen later liet Fortuyn weten met een eigen lijst aan de Tweede-Kamerverkiezingen in mei deel te nemen. Dat werd de Lijst Pim Fortuyn (LPF), financieel en organisatorisch gesteund door een aantal vastgoedhandelaren. Aan de voorafgaande gemeenteraadsverkiezingen van 6 maart 2002 nam Fortuyn nog deel als lijsttrekker voor Leefbaar Rotterdam, de lokale partij, die 17 van de 45 zetels behaalde. Bij een afsluitend gesprek voor de televisie bleken Ad Melkert en - zij het in mindere mate - Hans Dijkstal, respectievelijk landelijk lijsttrekker van de PvdA en de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, niet bestand tegen de nederlaag. Daardoor verleenden zij Fortuyn, die hen ontspannen zat te jennen, alleen maar meer het aura van de komende man. Met Jan Peter Balkenende, de lijsttrekker van de oppositiepartij het Christen Democratisch Appèl (CDA), had Fortuyn overigens een 'niet-aanvalsverdrag' gesloten. Alles wees erop dat Fortuyn ook de landelijke verkiezingen van 15 mei zou gaan winnen.
Op 14 maart presenteerde Fortuyn in Nieuwspoort in Den Haag een frontale aanval op het gevoerde beleid met zijn boekje De puinhopen van acht jaar paars. Bij die gelegenheid werden hem door links-radicale activisten drie taarten in het gezicht geworpen. Het voorval maakte onmiskenbaar duidelijk dat het klimaat rond Fortuyn inmiddels sterk was gepolariseerd. Voor sommigen was hij nog de enige die 'Den Haag' misschien zou weten te dwingen naar 'het volk' te luisteren. Dat maakte zich zorgen over de omvangrijke bezuinigingen in de verzorgingsstaat en bovenal over de fundamentele teloorgang van het 'echte' Nederland. Dat laatste werd gezien als het gevolg van de aanwezigheid van een omvangrijke groep niet-integrerende migranten, waarbij speciaal de islamitische Marokkanen werden bedoeld. Voor zijn tegenstanders was Fortuyn de Nederlandse variant van populistische politici, zoals die elders in Europa al eerder waren opgestaan. De ongegeneerde manier waarop Fortuyn over zijn seksleven sprak, bracht velen bovendien tot de overtuiging dat het hier om een 'relnicht' ging. Toch speelde als bij afspraak zijn homoseksualiteit geen rol in het openbare debat.
Het zag er naar uit dat Fortuyn na de verkiezingen minister-president zou worden. Aan deze hoop èn vrees werd een schokkend einde gemaakt toen hij op 6 mei, na het geven van een radio-interview, op het Mediapark in Hilversum werd doodgeschoten door de dierenactivist Volkert van der Graaf. Toen het nieuws bekend werd, dreigde nog diezelfde avond een woedende menigte het Binnenhof te bestormen. Spontaan werden op verschillende rouwplaatsen bloemen, knuffels, waxinelichtjes en brieven neergelegd. Op 10 mei werd Fortuyn - tijdelijk - onder massale belangstelling begraven op de begraafplaats 'Westerveld' in Driehuis, alvorens hij op 20 juli zijn definitieve rustplaats vond in het dorpje Provesano in noordoost-Italië, waar hij een zomerhuis had bezeten. De LPF had intussen wel een grote verkiezingswinst behaald, maar bleek vervolgens niet in staat 'de geest van Pim' in zinvol politiek handelen om te zetten.
Fortuyns voortijdige dood - de eerste politieke moord in de Nederlandse geschiedenis sinds het lynchen van de gebroeders De Witt in 1672 - heeft een oordeel over zijn betekenis voorkomen. Dat oordeel is immers slechts te vellen als hij zou hebben kunnen laten zien of hij in de politiek iets zou hebben weten te bereiken. Maar duidelijk is dat hij in ieder geval een katalysator was van een sterke wijziging in de politieke cultuur. Al vanaf 1990 was een duidelijke onvrede met 'de politiek' aan het groeien, die vooralsnog vooral gestalte kreeg in verschillende lokale partijen als Leefbaar Utrecht. Fortuyn wist dat verschijnsel als het ware te nationaliseren en te verbinden met grote zorgen over de integratieproblemen, waar tot dan toe slechts voorzichtig, zo niet omfloerst, over werd gesproken. Zoals generaals altijd bezig zijn een vorige oorlog te winnen, zo zijn vrijwel alle politieke partijen nog jaren bezig geweest alsnog Fortuyn te verslaan. Misschien is dat wel het succes waar hij vanaf zijn kinderjaren naar haakte.
A: Persoonlijke bescheiden van W.S.P. Fortuijn berusten in het 'Palazzo di Pietro' aan het G.W. Burgerplein te Rotterdam. Collectie Pim Fortuyn, 2002 - 2005 (rouwuitingen en brieven naar aanleiding van zijn dood) en collectie Pim Fortuyn Audio-Visueel (verzameling televisie- en radio-opnamen) in het Meertens Instituut te Amsterdam. Zie: www.meertens.knaw.nl/fortuyn/ [25-8-2008].
P: Een bibliografie van Fortuyn is opgenomen in de onder L genoemde publicatie van Pels, 301-305.
L: Jan Brands, Onafhankelijk, ongrijpbaar, alleen. Gesprekken met Pim Fortuyn (Amsterdam 2002); Jutta Chorus en Menno de Galan, In de ban van Fortuyn. Reconstructie van een politieke aardschok (Amsterdam 2002); Dick Pels, De geest van Pim. Het gedachtegoed van een politieke dandy (Amsterdam 2003); Hans Wansink, De erfenis van Fortuyn. De Nederlandse democratie na de opstand van de kiezers (Amsterdam 2004); Clemens van Herwaarden, Fortuyn. Chaos en charisma (Amsterdam 2005).
I: Website 'Bye Pim': http://www.clubs.nl/community/default.asp?clubid=144603 (Laatst geraadpleegd: 29-5-2006) [Fortuyn met zijn honden Carla en Kenneth].
Piet de Rooy
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6Laatst gewijzigd op 12-11-2013