© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: Henk van Gelder, 'Frenkel, Dimitrij Georg (1928-1988)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn6/frenkel [09-03-2016]
FRENKEL, Dimitrij Georg (1928-1988)
FRENKEL, Dimitrij Georg (bekend onder de naam Dimitri Frenkel Frank), acteur, regisseur en schrijver (München (Duitsland) 1-4-1928 - Hilversum 18-10-1988). Zoon van Jakob Georg Frenkel (bekend onder de naam Gregor Frank), caféviolist, en Wally Alice Klara Malitz. Huwde op 1-8-1950 met Gerarda Ruijters (1915-1999), actrice. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 1 dochter geboren. Uit een daaropvolgende relatie met Judit Anna Róna (1934-2016), fotografe, werden 1 zoon en 1 dochter geboren. Na echtscheiding (7-7-1969) van Gerarda Ruijters gehuwd op 4-10-1969 met Yolanda Ethel Beek (geb. 1944), theatermedewerkster. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren. Bij Wet van 23-5-1951 (Staatsblad nr. 161) tot Nederlander genaturaliseerd.
Dimitri Frenkel Frank was de oudste van twee zoons uit het huwelijk tussen een joodse violist, die onder de naam Gregor Frank zijn brood verdiende in Münchener cafés, en een niet-joodse vrouw. Georg Frank werkte als 'Stehgeiger', een violist die al zijn charmes inzette om de gevoelens van zijn toehoorders te bespelen. Na München woonde het gezin ook nog in Dresden en Berlijn, waar Dimitri en zijn één jaar jongere broer Gregor een jaar op school gingen. In 1936, toen Dimitri acht jaar oud was, emigreerden zij naar Nederland. Zij woonden eerst in Rotterdam, maar vestigden zich een jaar later al in Den Haag, waar vader Frenkel een engagement kreeg in het door Louis Davids geleide Kurhaus-Cabaret.
Het gezin was stateloos. Dimitri en zijn broer werden opgevoed in het besef dat ze hun nieuwe vaderland dankbaar moesten zijn voor de geboden gastvrijheid. Zij moesten zich daarom voorbeeldig gedragen en dus ook goed hun best doen op school. In hun nieuwe omgeving leerden de broers al snel vlekkeloos Nederlands spreken. Dimitri doorliep het Jacob van Maerlandt Lyceum in Den Haag. Als gemengd gehuwde jood kwam vader Frank de Duitse bezetting min of meer ongeschonden door, ondanks de Davidsster op zijn jas. Hij werd weliswaar tweemaal opgepakt, maar beide keren alweer na een dag vrijgelaten. Verder ontkwam hij aan deportatie door zich te laten steriliseren. De jongens konden gewoon op school blijven. Toch vond Dimitri het tijdens het laatste bezettingsjaar veiliger zich niet meer op straat te vertonen; niet omdat hij halfjoods was, maar omdat hij toen op de leeftijd kwam voor gedwongen tewerkstelling in Duitsland. Ook dat bleef hem bespaard.
Direct na de bevrijding volgde Frenkel Frank in militaire dienst een officiersopleiding. Om zich bezig te houden begon hij in die dagen ook te schrijven. Daarna haalde hij aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij inmiddels woonde, zijn kandidaats rechten. Maar de romantiek van het kunstenaarschap, die zijn vader uitstraalde, trok hem meer. Hij besloot toneelspeler te worden en wist in 1948 als volontair emplooi te vinden bij het Nederlands Volkstoneel in Amsterdam. Twee seizoenen lang speelde Frenkel Frank daar kleine rolletjes, zoals die van tweede veldwachter in Op hoop van zegen. "Ik was de slechtste acteur die ooit in Nederland is opgetreden", stelde hij later vast. "Ik weet het heel zeker" (Boelen).
Belangrijker voor Frenkel Frank was, dat hij bij het gezelschap de dertien jaar oudere actrice Gerda Ruijters ontmoette, met wie hij trouwde. Ook had hij inmiddels ontdekt dat het schrijven van dialogen hem beter afging dan het acteren. Hij stuurde zijn eerste scripts rond 1950 naar regisseur Emile Kellenaers, die in het AVRO-radioprogramma De Notedop wekelijks zendtijd inruimde voor een kort hoorspel. "Daar luisterden misschien twee mensen naar op een middag, maar het was goed voor mijn routine en ik heb er bij elkaar zo'n stuk of zestig geschreven" (Oolbekkink (1964)).
In 1950 verlieten Frenkel Frank en zijn vrouw het Nederlands Volkstoneel. Zij omdat er een kind op komst was, en hij om elders een vaste werkkring te vinden. Korte tijd was Frenkel Frank als toneelmedewerker verbonden aan dagblad De Telegraaf, waarin hij voornamelijk interviews met acteurs en actrices publiceerde. Een collega van de krant wees hem erop dat de reclame wellicht een lucratief werkterrein was voor een speelse, creatieve geest als hij. Zo trad hij in 1952 als tekstschrijver in dienst bij Lintas, het reclamebureau van het voedingsmiddelenconcern Unilever in Rotterdam. Hier maakte hij kennis met collega's als Hans Ferrée, Willem Duys en Heinz Polzer, (later bekend als 'Drs. P.'). Frenkel Frank voelde zich thuis in deze vrolijke enclave in het wereldje van wasmiddelen en margarines, waarvoor reclamecampagnes moesten worden gemaakt. Zijn talent om snel tot de kern te komen, kwam hem goed van pas.
Na een paar jaar nam Ferrée het initiatief om samen met zijn vrienden Herman Pieter de Boer en Frenkel Frank een eigen reclamebureautje te beginnen. Het drietal viel op door de directe, heldere toon van hun advertenties. "U belt ons op, wij komen snel, begrijpen snel, werken snel", luidde hun motto. Zij beroemden zich erop elke tekst te kunnen schrijven, of dat nu een slagzin, een brochure, een script of een boek was. Alle drie publiceerden zij in die tijd ook een vaardig geschreven romannetje. Zo maakte Frenkel Frank in 1956 zijn romandebuut met Twee stalles voor 1972, een toekomstbeeld dat door AVRO's boekbespreker P.H. Ritter jr. werd geprezen om zijn "puntige, moderne stijl".
Een jaar later verliet Frenkel Frank het reclamebureau uit angst dat het zou uitgroeien tot een bedrijf met personeel, waarvan hij dan mededirecteur moest worden. Liever trad hij in dienst bij het grote Amsterdamse reclamebureau Prad, waar hij tot halverwege de jaren zestig zou blijven werken. Hij schreef er onder meer de elegante advertenties voor warenhuis De Bijenkorf, bedacht de term 'Kaas uit het vuistje' en het figuurtje 'Joris Driepinter' voor de collectieve melkreclame, en verzon de naam 'Edison' voor de jaarlijks door de platenindustrie toegekende prijzen.
Aangezien Frenkel Frank intussen een veelgevraagd copywriter was geworden, gaf Prad hem de ruimte zijn eigen dagen in te delen. Hij werkte overwegend thuis, in het huis in Amsterdam-Zuid waar hij sinds het begin van de jaren zestig samenwoonde met de fotografe Jutka Róna. De ochtend besteedde hij aan de reclameopdrachten om 's middags als schrijver te kunnen werken. Hoewel Frenkel Frank naar buiten toe vaak de indruk wekte van een flierefluitende man zonder zorgen, met een gulzig oog voor de geneugten van het bestaan en een ietwat slordig liefdesleven, was hij een gedisciplineerde, secure werker. Al zijn schrijfopdrachten verrichtte hij met evenveel zorg en concentratie, en van zijn collega's eiste hij evenveel als van zichzelf.
Frenkel Franks eerste toneelstuk, Blaffen tegen de maan, ging in 1960 in première bij toneelgroep Theater. De gevoelige karaktertekening van een tweederangs musicus die zich op de been houdt door slaafs de hielen van een groot dirigent te likken, werd goed ontvangen. In hoog tempo schreef Frenkel Frank daarna een groot aantal nieuwe toneel- en televisiestukken, waaronder het ambitieuze Spinoza, dat in 1964 werd gespeeld door de baanbrekende toneelgroep Studio. In een interview zei hij destijds: "Voor mij betekent toneelschrijven onder andere gedreven zijn, angsten onderdrukken, emoties beheersen" (Boelen).
Zijn eigen toneelspelersambities kon Frenkel Frank vanaf november 1963 uitleven als medepresentator van Zo is het toevallig ook nog 's een keer. Van dit satirische televisieprogramma van de VARA - waarvan hij de titel bedacht - had hij samen met de journalisten Jan Blokker en Rinus Ferdinandusse de redactie in handen. Hij kon daarin een hoekige, sardonische toon aanslaan, waardoor de teksten des te harder aankwamen. Frenkel Frank was ook degene die op het idee kwam de toenmalige televisieverslaving te beschrijven in de vorm van een bijbeltekst. Dit leidde tijdens de derde uitzending op 4 januari 1964 tot het nummer 'Beeldreligie', dat een storm van verontwaardiging teweegbracht. Toch bleef het programma voortbestaan tot de samenstellers er in maart 1966 mee ophielden. Zij wilden zich niet neerleggen bij een door de VARA uitgevaardigd verbod op grappen over de gespannen situatie in Amsterdam. In hetzelfde jaar ontving het programma de Televizierring, de prijs van het televisiepubliek.
Na diverse stukken voor het gesubsidieerde toneel te hebben geschreven, raakte Frenkel Frank in de loop van de jaren zestig in trek bij de opkomende vrije theatersector, waarvoor hij een groot aantal blijspelen schreef. Met kassuccessen als De polyester polka (1965), Bitter lemon (1977) en Lipstick (1978) toonde hij zich uiterst bedreven in het genre van de tijdgebonden zedenschets, waarin hij zijn personages vast liet lopen in het modieus-moderne leven. Bij acteurs was hij populair; zijn stukken zaten met ambachtelijke precisie in elkaar, en hij schreef levendige, levensechte dialogen met een cabaretachtige ironie. Ook de amusementsromans die hij in die tijd publiceerde, zoals De witte dijen van Beebie (1966) en Ljoeba's buik (1973), geven blijk van een scherp oog voor de komische keerzijde van de vlotte, onbezorgde ruimdenkendheid die toen in de mode was.
Tussen 1967 en 1972 was Frenkel Frank voorts eindredacteur van Hadimassa, het veelbekeken televisieprogramma van de VARA, met Ton van Duinhoven, Annemarie Oster, Wim de Bie en Kees van Kooten als bekendste medewerkers. Hadimassa bleef, in tegenstelling tot Zo is het toevallig ook nog 's een keer, ver van de politieke actualiteit en de journalistieke satire, maar parodieerde de trends van toen, en vooral het hevige verlangen van menigeen om tot de voorhoede van de nieuwe permissiviteit te behoren. Een hoogtepunt was de door Van Duinhoven gespeelde party-robot, die op ieder feest de juiste conversatie ten beste kon geven. Hadimassa leverde Frenkel Frank in juni 1970 de Nipkow-schijf, de prijs van de tv-critici op.
Een jaar eerder was Frenkel Frank van zijn echtgenote, Gerda Ruijters, gescheiden en getrouwd met de zestien jaar jongere Jo Beek. Met haar ging hij begin 1970 "geheel naar de mode van die dagen" in een verbouwde boerderij in Midden-Beemster wonen. In de tweede helft van de jaren zeventig trad Frenkel Frank op in theaterprogramma's als Scherts, satire, songs & ander snoepgoed en Wat ieder meisje weten moet met Jenny Arean en Robert Long. Ook schreef en regisseerde hij toen enkele televisiefilms, zoals Grijze haren (1978) en Herendubbel (1979), waarin zijn in de reclame werkzame broer Gregor een hoofdrol speelde.
In 1981 debuteerde Frenkel Frank als speelfilmregisseur met de goeddeels geslaagde komedie Hoge hakken, echte liefde, gebaseerd op zijn een jaar eerder verschenen gelijknamige roman. In 1982 maakte hij met de komiek André van Duin de burlesk bedoelde film De boezemvriend, waarin hij te veel overhoop haalde om zijn hoofdrolspeler voldoende armslag te geven. Zijn persoonlijkste film was De ijssalon uit 1985, die bij de kritiek echter gemengde gevoelens opriep vanwege een vermeend gebrek aan diepgang. Het ligt voor de hand in deze geschiedenis van een in de jaren dertig naar Nederland gevluchte Duitse jood, die tijdens de bezetting zijn positie tussen Duitsers en Nederlanders moet bepalen, een parallel met Frenkel Franks vader te zien.
Mede omdat zijn blijspelen vaak werden opgevoerd in het buitenland, vooral in de Duitstalige landen, raakte Frenkel Frank - sinds eind augustus 1983 weer woonachtig in Den Haag - in redelijk goeden doen. Langzamerhand kon hij zich veroorloven alleen nog te schrijven wat hij zelf wilde. Tot zijn laatste lievelingsprojecten behoorde een musical over de Russische toneelschrijver Anton Tsjechov, in wie hij onder meer zijn eigen zonnige levensinstelling herkende. Frenkel Frank maakte zelf de opzet en schreef de dialogen. Tot en met de laatste woorden, die hij de ernstig zieke Tsjechov in de mond legde: "Ik heb de hoop nooit opgegeven. Twee dagen voor ik doodging, bestelde ik nog een lichtgrijs zomerkostuum. Zo hoort dat". Nadat al in 1988 de door Robert Long geschreven liedjes op de plaat Tsjechov, de musical waren uitgebracht, zou het nog drie jaar duren voordat een producent het risico van een theaterproductie aandurfde. Frenkel Frank heeft de première niet meer meegemaakt. Tijdens de opening van een expositie in Kortenhoef van de zwierige, illustratieve schilderijen die hij de laatste jaren met de hem kenmerkende geestdrift was gaan vervaardigen, werd hij getroffen door een hartaanval, de tweede in korte tijd. Hij overleed op zestigjarige leeftijd in een ziekenhuis in Hilversum.
Dimitri Frenkel Frank is vaak verweten dat hij te vluchtig en te routineus bleef, wat dan werd teruggevoerd op zijn reclameachtergrond. "Het wordt je niet in dank afgenomen als je te veel en te veelzijdig bezig bent", zei hij daar zelf eens over (NRC Handelsblad, 17-7-1976). Daartegenover staat echter een omvangrijk oeuvre, waarin meer compassie doorklonk dan vaak is gedacht. Al in 1964 citeerde hij in het gelijknamige toneelstuk instemmend een uitspraak van Spinoza: "Emoties bestaan, accepteer ze, maar zet ze de teugels van de rede aan". Aan dit motto heeft hij zich steeds gehouden, waardoor de gevoeligheid en de tijdloze melancholie in zijn beste werk minder aandacht hebben gekregen dan de puntig geformuleerde - maar sneller verouderende - observaties over de malle kanten van het moderne leven.
A: Persdocumentatie betreffende Dimitri Frenkel Frank in het Theater Instituut Nederland te Amsterdam en in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage.
P: Behalve de in de tekst genoemde werken o.a.: Zo is het toevallig ook nog 's een keer. Drie seizoenen 'Zo is het'- in teksten en foto's. Samengest. door Rinus Ferdinandusse, Jan Blokker en Dimitri Frenkel Frank (Amsterdam 1966); De kleinste hond ter wereld, en andere eigentijdse ongemakken. [Bloemlezing van televisie- en theatersketches] (3de uitgebr. dr.; Amsterdam [etc.] 1995). Hierin: 'Oeuvre van Dimitri Frenkel Frank' [Toneelstukken, televisiefilms, bioscoopfilms en romans], pp. 231-237; Dimitri Frenkel Frank en Karel van het Reve, Brieven over Tsjechov. Met liedteksten van Robert Long (Baarn 2000). Een overzicht van Frenkel Franks activiteiten als acteur, regisseur en tekstschrijver in: Piet Hein Honig, Acteurs- en kleinkunstenaarslexicon (Diepenveen 1984) 303. Over de speelfilms van Frenkel Frank: Henk van Gelder, Hollands Hollywood (Amsterdam 1995).
L: H. Daudt en B.A. Sijes, Beeldreligie. Een kritische beschouwing naar aanleiding van reacties op de derde uitzending van 'Zo is het' (Amsterdam 1966); interview door Frans Boelen, in De Tijd, 7-9-1963; interview door H.J. Oolbekkink, in Het Parool, 31-1-1964; interview door Paul Beugels, in de Volkskrant, 25-4-1964; interview door Max van Rooy en Ph. van Tijn, in Algemeen Handelsblad, 6-6-1970; interview door H.J. Oolbekkink, in Haagsche Courant, 19-5-1984; Henk van Gelder, "Dimitri Frenkel Frank", in HP/De Tijd, 20-9-1991; Jan Blokker, "De dilettant en de holbewoner", in de Volkskrant, 18-2-2000.
I: ANP Historisch Fotoarchief, beeldnummer 51577 [Frenkel Frank in oktober 1981].
Henk van Gelder
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6Laatst gewijzigd op 09-03-2016